Een Kerk die niet dient, dient tot niets!

Beste vrienden,

wanneer er in een land, politiek gezien, veel verkeerd loopt, of wanneer in een bedrijf alles ontspoort, dan wordt er doorgaans zeer snel geroepen naar iemand  die dat allemaal „onder controle“ heeft en voor duidelijkheid zorgt. Alles onder controle hebben, duidelijkheid, daaruit blijkt het verlangen van de mens naar veiligheid en ook zijn verlangen om in vrede te kunnen leven en werken. Dat verlangen naar een sterke man hadden de mensen in Jezus’ tijd ook. Het ganse land was bezet door de gehate Romeinen en veel mensen droomden van een nieuw rijk in Israël.

Ook veel mensen uit de vriendenkring van Jezus droomden daar van en nadat ze die fantastische ervaring met Jezus hadden gehad die zoveel zieken, zelfs melaatsen, had genezen, die zo vele wonderen had verricht en hen de tekenen van het Rijk Gods had getoond, die hen had verteld dat alles anders zou worden, zagen ze in Hem die nieuwe sterke man.  Ja, ze zagen in Hem de nieuwe koning. En omdat zij tenslotte zijn beste vrienden en vriendinnen waren, zagen ze zichzelf ook als leden van zijn hofhouding. Wanneer Hij koning is, zo concludeerden ze, dan zal er ook een deel van zijn glans op ons, of toch zeker op enkelen onder ons, afstralen.    

Jezus voelde die stemming aan en omdat Hij zijn leerlingen kende, neemt Hij hen apart om één en ander duidelijk te stellen. Hij wil niet dat ze zichzelf iets wijsmaken, maar wil hen nog een keer zeer duidelijk maken dat zijn weg helemaal anders zal verlopen dan zij zich dat in hun hoofden voorstellen. Daarom spreekt Hij over zijn dood en verrijzenis. Maar... zijn vrienden begrijpen het niet. Ze zijn zo danig gevangen in hun eigen wensen en verlangens, dat ze meer begaan zijn met de vraag: wie van ons is, na Jezus, de grootste? Wie van ons kan het meest aanspraak maken? Wie heeft de beste vooruitzichten en het hogere aanzien?  Of ook: Wie mag de macht over de anderen uitoefenen en hen zeggen hoe het moet?

Jezus voelt aan dat zijn vrienden het enorm moeilijk hebben met zijn gedachtengang. Hij merkt dat ze niet meer goed naar Hem luisteren, en dus vraagt Hij: “Waarover hebben jullie onderweg met elkaar gepraat?”  Marcus vertelt ons niet of Jezus gehoord had wat ze achter zijn rug met elkaar hadden bedisseld, maar het is Hem wel bewust en Hij merkt duidelijk: De twaalf praten hier niet over de schriften, ze bidden ook geen vrome psalmen en ze mediteren ook niet over hun persoonlijke verhouding tot God. Neen, de apostolische kerk was, niettegenstaande Jezus’ aanwezigheid, reeds toen met zichzelf bezig. De twaalf hadden blijkbaar niets beters te doen dan er over te discussiëren “wie van hen de grootste zou zijn” – en dat in aanwezigheid van hun Heer, die zichzelf op de allerlaatste plaats had gezet en de dienaar van allen wilde zijn. Maar dat was toen!

En waarover praten we vandaag in de Kerk? Wat houdt de Kerk vandaag bezig?

Personeelspolitiek, machtsstrijd, onderlinge strubbelingen en gesjacher om postjes!  Ook vandaag nog gaat het om het schijnbaar meest natuurlijke ter wereld: om functies aan de top, om macht en invloed! Onze Paus Franciscus probeert daar iets aan te doen, maar zal Hij zich kunnen doorzetten?

Ook bij de huidige apostelen en bij hun medewerkers voel je die opwaartse drang waarbij niets menselijks hun, en dus ook ons, vreemd is.  

Daar wordt met argusogen gekeken naar wat de medebroeder (of zuster) doet: Hoe kan ik hem (of haar) het beste achter mij laten? Ik heb tenslotte zo veel geïnvesteerd: „Alles voor U opgegeven, Heer, en U gevolgd – maar wat heb ik er aan?”   Zo horen we de vraag op een andere plaats in het evangelie.  “Een kleine carrière bij U, of in Uw rijk moet er toch wel in zitten – of niet?  

Pijnlijk, zeer pijnlijk! Dat is het enige wat je kan zeggen. Maar echt pijnlijk wordt het pas, wanneer je er over nadenkt wat Jezus op dat ogenblik innerlijk doormaakt: zijn nood om zijn  eigen overtuiging en wordingsproces over te brengen – en dan hebben zijn vrienden niets beters te doen dan hun rivaliteiten uit te vechten. Van zijn moeilijkheden, zijn lijden, daar willen ze niets van weten, daarvoor blijven ze doof. Misschien zelfs bewust hardhorig, want ze zouden misschien wel in zijn val meegesleurd kunnen worden. Ze komen zelfs niet op het idee om aan Jezus te vragen hoe Hij dat bedoelt met dat lijden , die dood en die verrijzenis. Er staat alleen zeer lapidair: “Ze begrepen de bedoeling van Zijn woorden niet, maar schuwden zich om het Hem te vragen.” Kortom: ze wijken uit en doen gewoon alsof ze niets gehoord hebben.   

Zo was dat dus reeds van bij het begin – en al die rangordespelletjes, dat gehak op elkaar en die eeuwige „rangordestrijd van de leerlingen“ hebben de Kerk dikwijls in diskrediet gebracht en hebben haar, tot op de dag van vandaag, dikwijls ongeloofwaardig laten overkomen.  Er zijn veel mensen die dat eeuwige hiërarchische denken niet meer kunnen begrijpen, dat gluren naar titels en ambten, naar prelaten en ereprelaten, naar eminenties en excellenties. Je kan je zelfs afvragen waarom de titel “Heilige Vader” bestaat wanneer er in het Evangelie toch zeer duidelijk staat: “Jullie hebben maar één Vader, jullie Vader in de Hemel!”     

Maar kijken we nu even terug naar het evangelie en naar datgene wat Jezus zijn leerlingen wil bijbrengen. Hij zet de gedachten van zijn leerlingen op hun plaats wanneer Hij hen zegt:  „ wie onder U de eerste wil zijn, moet de laatste van allen en de dienaar van allen zijn.“

Wanneer we dat uit onze eigen optiek bekijken, dan valt mij op dat we „Dienen“ op twee manieren kunnen verstaan. Ik kan bv ook vragen: wat kan die zaak dienen? En dan kan het echt zin hebben dat iemand de toon of de richting aangeeft.  Maar ik kan ook vragen, en dat ligt volgens mij veel dichter bij wat Jezus bedoelt: „Wie dien ik? En hoe dien ik hem?

Jezus zet de mens, en niet de ene of de andere zaak, in het middelpunt van zijn gedachten. Bij een kind wordt ons dat duidelijk. Daar het maar half zo groot is als een volwassene wordt het dikwijls over het hoofd gezien en ook met zijn gevoelens wordt maar weinig rekening gehouden.  

Wanneer we een klein kind willen helpen moeten we ons zelf ook klein maken. Al was het maar om zijn schoenveters vast te maken. Tranen afvegen en troosten kan je ook niet goed vanuit de hoogte, we moeten op één knie om het in de arm te kunnen nemen. We moeten op gemeenschappelijke ooghoogte komen. En dat gaat alleen wanneer wij ons klein maken.  Dat is het wat Jezus van ons vraagt. Hij zegt tegen al zijn kerkdienaars en tegen iedereen die Hem wil navolgen: ”wanneer je Mij wil navolgen moet je van je paard af komen en de wereld bekijken vanuit het perspectief en met de ogen van diegenen die dag na dag in deze wereld en in deze maatschappij over het hoofd worden gezien – en dan moet je hen dienen!”  Maar niet op een manier dat ze jou van dienst zijn, en ook niet zo dat jij je voortdurend bukt en alles over je heen laat gaan, alleen omdat je absoluut de laatste wil zijn. Dat bedoel ik niet, want wanneer je zo denkt, dan ben je nog altijd gericht op prestatie. Neen, stel je eerder naast die anderen op en verdedig jullie gezamenlijk tegen alles wat hen klein houdt en naar de rand van de maatschappij drijft.

Wie zo handelt wordt niet populair, in tegendeel: hij zal met veel tegenkanting en weerstand moeten rekenen. Jezus zelf is daar het beste voorbeeld van. Maar Hij heeft ons ook opgedragen: Ik heb jullie een voorbeeld gegeven opdat jullie zouden handelen zoals ik gehandeld heb.”

In een brief, nagelaten door een 25 jarige studente die aan kanker stierf lezen we het volgende: 

„Wat uiteindelijk telt is menselijkheid en liefde. Structuren, hiërarchieën, machtsstrijd, titels en ijdelheden zijn toch onbelangrijk. Wanneer je in je ganse leven slechts één enkele mens een ogenblik lang hebt geholpen, of hem vreugde hebt bereid, dan heb je meer in je leven bereikt dan al diegenen die naar de top streven en iets willen zijn in de ogen van de mensen.  Amen