DUIF EN STAD
Soms heb jezelf dat gevoel van de profeet Jona. Jona betekent duif. Meneer Duif wordt naar de grote stad gestuurd. Een heel grote stad; je had drie dagen nodig om er doorheen te wandelen. Een grote stad vol kwaad, met mensen die zwervers en bedelaars aan hun lot overlaten. Een stad waar honger de kinderen de straat opjaagt. Een stad waar geweld heerst als de zon gevallen is. Waar rovers zich verschuilen in de portieken van de huizen. Waar het woord van God niet in aanzien is. Een duifje tegenover de stad. Jona durft niet.Soms heeft een mens dat Jona-gevoel. Die onrust in het hart dat hij iets moet doen tegen het kwaad. De stem van het geweten die opspeelt.
STEM VAN HET GEWETEN
Jongelui vernielen een bushalte. Met grote stenen stoten ze tegen het glas. Ze zijn met een man of acht. Hun motorfietsen liggen in het gras. Ze spektakelen luid. Moet je ze aanspreken? Er eentje proberen te herkennen? Of maar gauw doorrijden?Tijdens de koffie wordt tante Annie erdoor gehaald. Ze wordt van gierigheid beticht en harteloosheid. Jij hebt haar anders leren kennen. Toen er iemand gestorven was, was Annie er, lief en behulpzaam. Moet je dat nu zeggen? De anderen zullen zich beledigd voelen.
Of op het schoolplein. Je ziet hoe iedereen Gaston lastig valt. Ze hebben iets tegen hem. Wat precies is niet duidelijk. Gaston is wat iel en geremd. Hij studeert hard en kijkt altijd ernstig. Sommige kinderen porren in zijn zij bij het langsgaan; ze duwen hem de tas uit de hand of sissen een scheldwoord. Ga je daar iets tegen doen? En wat zou je kunnen doen?
Misschien erger je je hele leven al aan de laksheid waarmee rijke landen het probleem van de armoede aanpakken. Is armoede niet het huis van de wanhoop? Is armoede niet de moeder van de oorlog? Je zou toch zeggen: wie voor de vrede is en tegen terrorisme, die zal toch allereerst de armoede bestrijden!
OP DE VLUCHT
Het geweten fluistert en schreeuwt genoeg, maar we zijn bange profeten. Als de stem van God tot Jona doordringt slaat hij op de vlucht. De duif vliegt heen, ver van de stad. Maar waarheen of waarin Jona ook vlucht, de stem van het geweten vlucht mee. Het blijft knagen, het kwaad om hem heen en de vraag welke rol hij daarin moet spelen.Tenslotte, en die passage lazen we zojuist, trekt Jona met zijn spandoek de grote stad Ninive binnen. De stad bekeert zich. Jona is zeer verbaasd. Zo’n succes had hij niet verwacht. Maar daarmee is niet alles verteld!
WRAAK
Er is iets dat Jona zeer dwars zit. Het gaat hem toch allemaal te gemakkelijk. Daar in Ninive had men tientallen jaren gezondigd. Alles wat God verboden had was er gedaan en verkocht. En daar wordt nu gewoon een streep onder getrokken. De bangelijke bekerings-ijver van Jona wordt gevoed door een gevoel van wraak. Hij vindt, diep in zijn hart dat Ninive straf verdient. Jona heeft leren denken in kampen. Hij hoort tot de goede gelovigen en Ninive tot de slechte zondaars. Die kunnen door God toch niet over een kam worden geschoren! En daarom gaat Jona honderden meters buiten de stad zitten kijken hoe God dood en verderf over de stad zal zenden.Ook dat gevoel kennen wij. Die jongelui die rondhangen en vernielen, die moesten maar eens gedwongen worden om flink te werken. Laat ze maar eens een paar jaar alle vernielingen onder streng toezicht repareren. En die roddelende tantes die pakken we straks wel terug. We zullen het Annie eens vertellen wat ze allemaal achter haar rug vertellen. En die wereld die druipt van rijkdom en egoïsme die zal nog eens lelijk ten val komen en in zijn eigen afval verdrinken!
Achter onze morele verontwaardiging gaat vaak agressie schuil en zo wacht Jona op de vernietiging van Ninive. Hij wordt zelfs boos op God als de hemelse wraak uitblijft.
OF MEDEDOGEN?
U kent de afloop. God stuurt een wormpje. Het wormpje knaagt aan de wortel van de struik waaronder Jona schaduw en beschutting gevonden had. De struik verdort. Jona wordt boos. Boos op God. Het was ook zo’n lieve struik. Dan klinkt Gods laatste woord: ‘als jij zoveel van die ene struik kunt houden, dan moet je begrijpen dat Ik van Ninive heb gehouden met alle zondaars die er wonen.’De stem van ons geweten, zo wordt ons uitgelegd, moet niet door wraak of agressie worden gevoed. De stem van ons geweten moet klinken uit barmhartigheid. We moeten niet zwijgen tegenover het kwaad, maar we moeten spreken met mededogen. Als we iemand de les lezen moeten we ons eerst afvragen of we dat uit liefde doen. Tja, het is ook niet gemakkelijk een kleine duif te zijn tegenover zo’n grote, slechte stad!