Een bezoek aan Artis was geen overbodige luxe geweest ter voorbereiding op deze eucharistieviering en op deze verkondiging. Want het is een hele menagerie, een keur van dieren, die ten tonele wordt gevoerd in de eerste lezing vandaag - opnieuw uit het boek Job. "Het struisvogelvrouwtje staat vrolijk te klapwieken". Wie had kunnen denken dat ook dát zinnetje in de bijbel staat! Ja, dat hoor je niet in de bijbelquiz! De berggeit en de hinde, de wilde ezel en de wilde stier, de ooievaar, het paard en de sprinkhaan, de valk en de gier ... we komen ze allemaal tegen in Job vandaag. Het meest intrigerend vind ik inderdaad wat we horen over dat struisvogelvrouwtje: "Ze legt haar eieren op de grond en laat ze door het zand verwarmen; ze vergeet dat een voet het kan breken, dat een wild dier het kan vertrappen. Ze is hard voor haar jongen, alsof ze niet van haar zijn, onverschillig of haar moeite misschien voor niets geweest is, want God heeft haar elk inzicht onthouden en haar niet met wijsheid begiftigd."
Het is ongelijk verdeeld mensen. Het is ongelijk verdeeld onder de mensen èn onder de dieren. Mensen en dieren kunnen heel verschillend van karakter zijn. "Het is hem, het is haar niet gegeven moeten wij wel eens van één van onze medemensen constateren." En dan bedoelen we: Het zit er gewoon níet in - een bepaalde kwaliteit bijvoorbeeld. Mijn oudste zus is bijvoorbeeld erg onhandig. Die heeft het in onze jeugd eens een keer gepresteerd om een slagroomtaart die ze bij de bakker ophalen moest onder de snelbinders van haar fiets te doen - een onhandigheid die haar tot op de dag van vandaag achtervolgt want het verhaal komt af en toe weer uit de kast want het tékent haar: Ze is onhandig. Handigheid: het is haar niet gegeven. Het zit er niet in. En ook dáárom houden wij van haar ... En daar staat dan bijvoorbeeld weer tegenover, tegenover die onhandigheid, dat ze heel lief is voor haar kinderen. Ánders dus dan het struisvogelvrouwtje. Maar zulke ménsen-moeders heb je ook! Moeders die, net als het struisvogelvrouwtje, hard zijn voor hun jongen, alsof het niet haar eigen kinderen zijn ... Die mogelijkheid om lief en vriendelijk te zijn - sommige mensen lijkt die wel niet gegeven ... zeer tot verdriet van de mensen die met zulke mensen moeten leven vaak, van hun kinderen met name ... Maar het kan daarbij gaan om een onvermogen, om een gewoon-niet-kunnen, om een soort natuurlijke grens ... "Het is niet de aard van het beestje" zo zeggen we wel ... Je hebt poesjes en je hebt koeien en je hebt krokodillen ... En hoe zouden we de poes en de koe en de krokodil verwijten dat ze poes, koe of krokodil zijn? Zo zijn ze nu eenmaal ... Ik denk: het is zinloos om mensen te gaan verwijten dat ze zijn wie en hoe ze zijn en om van ze te (blijven) verwachten wat er gewoon niet in zit. Dan frustreer je alleen maar jezelf en die ander.
Er spreekt verwóndering uit dit 39ste hoofdstuk van het boek Job: verwóndering over die duizelingwekkende variatie in de natuur. Dat er zoveel levende wezens zijn, anders dan ikzelf. Zelf heb ik een poes, Koetje geheten, ook wel "De Koe" genoemd, en geregeld bedenk ik mij dat: Hoe een mysterie zo'n beest is. Zo anders dan ikzelf. Wat gaat er in De Koe om? Hoe werkt dat allemaal bij haar? Hoe ziet het leven eruit vanuit háár perspectief? Hoe kijkt zij naar mij? Wat betekent haar leven? Wat betekent het voor haar, voor De Koe zelf? Wat betekent het voor God? Wat betekent het voor mij? Veel mensen zeggen: Er is geen zin. Het léven heeft geen zin. Niet het leven van een dier en ook, uiteindelijk niet, het leven van een mens ... Wij zijn veroordeeld tot een zinloos bestaan. Het leidt nergens toe, behalve tot aftakeling, lijden en dood: een behoorlijk somber perspectief ... Zulke mensen zeggen: Het is door een grillige speling van het lot of van het toeval dat het leven op aarde bestaat. We hadden er voor hetzelfde geld ook geheel níet kunnen zijn, of wat dan "leven" heet had er ook heel ánders uit kunnen zien. Denk maar aan de dinosauriërs of aan wat je ziet in science fiction-films. Voor de schrijver van het boek Job is het zo toch niet. Hij kijkt om zich heen en hij geniet. Hij geniet duidelijk van wat hij ziet. Het vervult hem met verwondering en ook met respect - zelfs voor dat harteloze struisvogelvrouwtje, die slechte, ongeïnteresseerde moeder. Ik vind het ontzettend leuk dat zelfs over háár nog iets leuks gezegd wordt: "God heeft haar elk inzicht onthouden en haar niet met wijsheid begiftigd. Maar wanneer ze opspringt en wegsnelt, lacht ze paard en ruiter uit." Zouden wij ook moeten doen mensen: Altijd de leuke en goede dingen ook proberen te zien van de mensen van wie wij treurig concluderen: Het is hem, het is haar niet gegeven. Nee, "het" (wat jou betreft) misschien niet! Maar toch wel iets toch?!
En dan komt, mensen, in het evangelie, Jezus onze wereld binnenwandelen - om ons te bevrijden uit ons beperkte, benauwde zicht op onze wereld, op ons eigen leven en op de mensen ... Hij verkondigde Gods goede nieuws zo staat er. En "dit was wat Hij zei: "De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws." En de eerste de beste mensen die Hij tegenkomt (het hadden ook hele ándere mensen kunnen zijn denk ik), die haalt hij van hun werk en ze gaan achter Hem zoals de kinderen achter de rattenvanger van Hamelen aangingen: Jezus moet iets volstrekt overtuigends en onweerstaanbaars gehad hebben voor hen. Ze gaven zich meteen gewonnen ... Jezus in persoon moet voor hen dat koninkrijk waarover Hij sprak geïncorporeerd hebben, belichaamd hebben: In Hem zagen ze het vóór zich. Hij leefde al in dat koninkrijk, ja Hij wás al dat koninkrijk ... Mensen, als het goed is herkennen wij dat. Want ervaren wij niet zelf dat met Jezus Christus ons bestaan een totaal andere dimensie heeft gekregen, een dimensie ook waaraan veel van onze land- en tijdgenoten en veel van onze familieleden en vrienden ook misschien, gehéél voorbijgaan omdat het een dimensie is die ze in het geheel níet (of: nauwelijks) zien of op andere wijze waarnemen? Vaak, veelgeliefden, moet ik de laatste tijd denken aan woorden uit de nieuwtestamentische brief aan de christenen van Kolosse. Het is de passage die altijd met Pasen gelezen wordt: "Als U nu met Christus uit de dood bent opgewekt, streef dan naar wat boven is, waar Christus zit aan de rechterhand van God. Richt U op wat boven is, niet op wat op aarde is. U bent immers gestorven, en uw leven ligt met Christus verborgen in God." Die beweging daarheen, naar die dimensie die de aarde te boven gaat en ontstijgt en die we ook "het koninkrijk" noemen; die beweging daarheen begint voor die eenvoudige vissers nú, op dit moment - en zó ook, steeds weer, voor ons: Ook voor ons kan het nú opnieuw beginnen. Het kan opnieuw beginnen. Ons leven kan opnieuw beginnen. We kunnen er een nieuw begin mee maken en daardoor zelfs de aardse, natuurlijke beperkingen waar we het eerder over hadden óntstijgen soms; méér en méér ... "Boven jezelf uitstijgen" heet dat. Het koninkrijk is nabij gekomen. Het is, met Jezus, wérkelijk heel dicht bij ons. Het is maar een heel dun wandje dat ons er van scheidt, een wandje van rijstpapier is het, je stapt er zó doorheen en dan ben je werkelijk al ín dat koninkrijk, dan maak je er helemaal deel van uit ... Het is, heus geen lucht-zweverij die ik hier sta te bedrijven. Nee, het is ervaring. Ervaring van mijzelf en ervaring van anderen. Het is mogelijk: Je kunt je leven hier op aarde leven en tegelijk al volop bewoner zijn van het koninkrijk. Je kunt je leven vanuit dat koninkrijk, daarin geworteld zijn. Laatst las ik ergens[i]: De wórtels van een boom zijn eígenlijk de bladeren die aan de takken groeien. Want die bladeren vangen het licht waardoor de boom leeft. En dat leven dat het licht gééft, dringt dóór tot diep onder grond waar het bereikt wat normaal gesproken de wortels van een boom wordt genoemd. Een interessante gedachte! Toegegeven: een boom heeft ook water nodig dat door de wortels wordt opgezogen ... maar toch: water èn licht is het waardoor de boom leeft. Water en licht, aarde en hemel. Ik denk mensen: te vaak vergeten wij onze wortels in het licht. Te vaak maak ik mee dat óók mensen van de kerk zich laten deprimeren, koeioneren, in de luren laten leggen, laten misleiden en kisten door allerlei aardse verwikkelingen, muizenissen en zielstoestanden - en dat zij bijna lijken te vergeten dat zij kinderen zijn van het koninkrijk van het licht: dat Jezus ons heeft opgevist en op het droge van zijn koninkrijk heeft gebracht en dat wij geroepen zijn om ook andere mensen op datzelfde droge te brengen. Mogen wij het doen, mogen wij steeds weer, indien nodig, de draad oppakken en niet versagen. Amen.