Niet met wapperende gewaden B (2012)

Het is een ontroerend verhaal, de eerste lezing.

Er is hongersnood in de stad Sarepta.

'Er was honger in het land' lezen we.

Iedereen had het slecht.

En dan wordt een weduwe ten tonele gevoerd:

zij had het helemaal slecht.

Een weduwe had het so wie so moeilijk in Israël,

ze was kwetsbaar en had geen steun.

Had ze kinderen dan was er misschien nog toekomst,

ze zouden later voor haar kunnen zorgen.

Maar de zoon van deze weduwe is

even weerloos als zijzelf: er is geen hoop meer.

Met haar kleine jongen

zal ze haar laatste broodje bakken en opeten

en dan is het einde daar.

Op dat moment komt de profeet aangelopen:

ELIA heet hij.

Die naam betekent: GOD IS WERKELIJK DE HEER.

De naam 'IK ZAL ER ZIJN' klinkt in zijn naam door.

Maar waar is Hij dan, de Enige,

die gezegd heeft dat Hij het werk van Zijn handen niet loslaat?

Hij lijkt ver

en de vele beden om dagelijks brood hebben niets uitgehaald.

De profeet komt binnen. Om te geven, te redden?

Op het eerste gezicht niet.

Hij komt binnen OM TE VRAGEN.

Hij vraagt om brood.

Wat een on-mens.

Ziet hij dan niet dat deze vrouw

aan het einde van haar mogelijkheden is?

Maar de profeet beveelt: 'GEEF DEEL!'.

Eigenlijk zegt hij:

'durf te sterven door het laatste weg te geven wat je hebt.'

Maar het wonder gebeurt.

Neen ik bedoel nog niet de goede afloop

als het meel blijken zal niet op te raken.

Ik bedoel het grote verbazingwekkende feit

dat de weduwe inderdaad haar laatste levensrantsoen weggeeft.

Ze waagt het, te geven.

Ze durft te sterven om te leven, ze waagt en ze wint.

De vrienden van Jesus waren Hem trouw gevolgd.

Tot driemaal toe hadden zij moeten horen wat Hij wilde:

sterven in Jeruzalem.

Sterven voor Zijn mensen.. sterven.. OM TE LEVEN.

'Dat nooit Heer' had Petrus meteen al uitgeroepen.

Maar Jesus gaat Zijn weg.. Jeruzalem tegemoet.

Hij gaat Zijn weg van het geven tot het uiterste.

Als Jesus Jeruzalem is binnengekomen

treedt Hij de tempel binnen.

Zo is de Messias in het hart van Zijn stad.

Wie zijn degenen bij wie Hij zich daar thuis voelt?

Neen, niet de tempelgeestelijken

met hun wapperende gewaden die indruk willen maken.

Voor kleine mensen is Hij bereikbaar.

En namens hen treedt een vrouw op, een weduwe,

weer een weduwe.

Ze geeft al wat ze heeft weg

-net als haar voorgangster toen in Sarepta- ;

ze offert van haar armoede

voor het in stand houden van tempel en synagoge.

Ja, ze houdt die werkelijk in stand

-in de ware, de geestelijke betekenis van het woord-

en Jesus prijst haar.

Ze heeft zichzelf gegeven

voor de opbouw van Gods woning onder de mensen.

Wij zijn hier samen in onze tempel.

In onze geschiedenis kennen wij

een voortdurende spanning tussen rijk en arm.

We mogen –al zijn profiteurs met zijn ideeën aan de loop gegaan-

toch nooit vergeten dat op een bepaald moment iemand is opgestaan

een joodse man met Hollandse voorouders,

die een protest in het leven riep

tegen de ongerechtigheid in de wereld: Karl Marx.

Zijn theorie mag dan zijn tijd gehad hebben

en degenen die zeiden hem te volgen hebben het verbruid:

maar de onrust die hem bezielde

mag best onze onrust blijven.

We zullen toch moeten durven zien

dat wij in onze westerse beschaving

door ons groepsegoïsme vaak het beeld

van Israëls God die voor de kleinen koos hebben verduisterd

en de zorg voor de ander, het kernpunt van het christendom,

niet in al zijn veelomvattendheid hebben verstaan.

Het is een bijbelse gedachte

dat de wereld er is voor ons allen.

Niet alleen voor een bepaalde groep

die toevallig op dat moment de baas is

en er dus van profiteren kan en de dienst kan uitmaken

maar de aarde is er voor alle aardbewoners.

De Pausen hebben gelukkig ook duidelijk hun stem laten horen

tegen dit onrecht in de grote encyclieken RERUM NOVARUM en,

40 jaar later, QUADRAGESIMO ANNO.

Onze vorige Paus sloot, 100 jaar nadat paus Leo XIII

de eerstgenoemde encycliek, RERUM NOVARUM schreef,

op dit gedachtegoed aan:

er moeten kansen zijn voor de kleinen der aarde.

Er is veel gedaan door christenen. In het klein vooral.

Er is goed gezorgd voor arme en zieke mensen bijvoorbeeld.

Maar er wordt méér gevraagd van gelovigen.

We kunnen niet alleen omzien naar de individuele mensen

maar moeten ook zien naar de volkeren

die in staat moeten worden gebracht

zichzelf te kunnen ontplooien

zonder dat ze de bedelnap moeten ophouden.

Steeds weer horen wij hoe de grote wereldconferenties

tussen de rijke en de arme landen mislukken

omdat de stappen die echt gedaan moeten worden niet gezet worden

omdat het eigen westers hemd toch nader blijkt

dan de rok van onze verantwoordelijkheid voor de wereld.

Het evangelie is een zware opdracht.

Het verdraagt geen compromissen.

De wereld roept om recht: om Sjaloom.

Zeker, we mogen, ja we moeten zorgen voor ons zelf.

Maar iedere keer worden we doorverwezen:

om er vooral te zijn voor de anderen, onze naasten,

naar de mensen in onze buurt:

onze partners, onze ouders , onze kinderen onze vrienden.

En tegenwoordig is de familie

waar we verantwoordelijkheid voor dragen nog groter:

we reizen met het grootste gemak rond naar Indonesië,

naar Afrika, jongelui gaan op huwelijksreis naar Sri-Lanka:

de hele wereld is ons thuisland geworden.

---------------

Als kerk hebben we niet meer de kracht

om getalsmatig, met wapperende gewaden present te zijn.

Maar we kunnen des te efficiënter aanwezig zijn,

onopvallend als de weduwe met haar penninkje.

De priester-arbeiders bv. van kort na de oorlog

waren onopvallend maar solidair aanwezig

in de wereld van de arbeid.

De zusters van Charles de Foucould

in de Amsterdamse Jordaan,

op het woonwagenkamp in Den Haag

of meereizend met een bekend circusgezelschap.

Het zijn veelal goed wetenschappelijk gevormde vrouwen

die net als alle anderen in hun buurt de kleine beroepen kiezen:

als werksters midden in de nacht met andere vrouwen bezig

in de grote kantoren.

Door hun aanwezigheid, hun levensstijl

laten ze iets zien van een nieuwe wereld.

De arme weduwe met haar bescheiden teken

heeft vandaag eigenlijk de preek verzorgd

en de wezenlijke verkondiging voor haar rekening genomen.

Na dit teken getoond te hebben

gaat Jesus de leerlingen voorbereiden op de laatste dingen

door over het eindoordeel te gaan spreken.

Dat doet Jesus,

zelf arm geworden, gestorven aan het kruis.

Hij had op aarde geen steen

om zijn hoofd op neer te leggen

en zelfs geen eigen graf. Een ander moest het zijne afstaan.

Neen, we hebben als christenen ons geloof niet

om zo een rustig leven te kunnen leiden:

we hebben een taak,

een roeping en we zullen er later op beoordeeld worden

of we aan die roeping hebben beantwoord

als de koning tot ons zeggen zal:

'wat heb je voor je broeder of zuster betekend.'

Onze Heer zal het zelfs zo krachtig zeggen:

'IK was hongerig, je hebt mij toch wel gespijzigd?

IK had dorst, je hebt me toch wel aan water geholpen;

IK was vreemdeling, asielzoeker,

je hebt me toch wel goed ontvangen,

mij niet verdacht gemaakt

zoals sensatiebladen en sommige mensen

die zich opwerpen als politici dat doen.

IK was ziek, je hebt me toch niet aan mijn lot overgelaten.'

Ik was in de gevangenis:

je hebt mij niet als mens geminacht

IK was dat allemaal, en

wat jij in jou leven

voor de minsten der mijnen hebt nagelaten te doen

heb je mij onthouden

maar wat je wel hebt gedaan..

dat heb je dus voor mij gedaan.