Dierbare medegelovigen,
Vandaag horen we in de eerste en de derde lezing, het H. Evangelie, dat een weduwe de hoofdrol speelt. Zowel in de tijd van het eerste verhaal, de tijd van Jeremia, maar ook in de tijd van Jezus, behoren weduwen tot de maatschappelijk zwakkeren. Het waren de echte armen in die tijd. In de bijbel worden weduwen vaak samen genoemd met wezen, met vreemdelingen, allochtonen zoals wij ze nu noemen. Ze zijn afhankelijk van hun medemens, ze zijn afhankelijk van de gunsten van Jahweh. In de eerste lezing zijn bovendien de tijden slecht, het land is droog, de akkers zijn verdord. Het stukje grond heeft bijna niets opgeleverd en zij die geen voorraden hadden zijn de eerste slachtoffers. De weduwe ziet de dood onder ogen. Een beetje meel en nog wat olie voor een laatste maaltijd voor haar en haar zoon. Dat is alles wat er haar is overgebleven en toch deelt ze er van uit.
Afgelopen woensdag was het feest van de H. Willibrord. De grote Willibrord, de Engelsman die bij de Ieren in de leer was geweest, kwam rond 690 naar Holland om het Evangelie te verkondigen. Van de Lauwers zee tot aan België en Luxemburg strooide hij het zaad in die heidense wereld van de lage landen. Wat een moed en een doorzettingsvermogen moet hij hebben gehad. Maar hoe is het nu na een grote bloeiperiode gesteld met het geloof en de kerk van vandaag. Uit vele onderzoeken blijkt dat we er niet goed voorstaan met de christelijke kerken in west Europa. De rol van de godsdienst is gering geworden in het openbare leven, maar ook in het persoonlijke leven. De kerken worden uit het openbare leven verdreven. Soms zelf letterlijk, want er worden kerkgebouwen gesloopt of ze krijgen een nieuwe bestemming. De stem van de kerken die vroeger zo nadrukkelijk aanwezig was, is er niet meer, of ze legt nauwelijks nog gewicht in de schaal. Zelfs het CDA zegt het christelijke in de kerk te willen laten. De tijden zijn ontmoedigend voor hen die volhouden en voor degenen die zich blijven inzetten.
En als de slechte tijden nu een directe aanwijsbare oorzaak hebben, dan kan er tegen worden gestreden. Velen zeggen dat het komt van de westerse rijkdom en dat er daardoor een onverschilligheid komt bij gelovige mensen. Dat lijkt een ongrijpbare vijand, moeilijk om de vinger op te kunnen leggen.
Het is als in de dagen van de weduwe van Sarefat: Het gestrooide zaad valt in de droge akkers, het wil maar niet regenen, zodat het zaad wortel kan schieten.
Maar het is niet alleen dat de kerken worden verdreven uit het openbare leven, ook speelt bij vele gelovigen de kerk een ondergeschikte rol. Er komen steeds meer levensterreinen, waar we het geloof geen toegang meer geven. Dat ligt grotendeels aan het type mens dat wij in onze cultuur zijn geworden. Wij laten ons toch bijna door niemand meer de wet voorschrijven, wij maken onze eigen keuze wat we willen geloven en we bepalen zelf wel wat we met dat overgebleven geloof willen doen. Erosie van het geloof in God, afbrokkeling van dat geloof vindt op grote schaal plaats.
Het is als in de dagen van de weduwe van Sarefat: velen hebben nog maar een beetje leeftocht meer, en er is veel geestelijke armoede in een tijd waarin toch vele mensen zoekende zijn. Dat lijkt op een soort moraliserende beschuldiging, maar beste medegelovigen we zitten allemaal in datzelfde schuitje. Het is goed te weten dat we allemaal, de een wat meer de ander wat minder, onder invloed van de tijd, de cultuur en de maatschappelijke ontwikkelingen, horen bij een kerk die het moeilijk heeft. De armoe lijkt troef ook in onze dagen.
Maar in de lezingen van vandaag is er hoop, want armoe wordt dragelijk als je hem met elkaar deelt. Als je het weinige dat je hebt, met elkaar deelt, dan blijkt er toch nog genoeg te zijn om een periode van droogte door te komen.
Het geloof dat wij hebben is vaak klein en vol twijfels. Maar dat soms kleine geloof moeten we ons niet laten afpakken, ons niet laten beïnvloeden door de buitenwereld. Die vindt het vaak gek dat je nog gelooft en zondags naar de kerk gaat. Maar ook niet teleurgesteld raken door mensen in de kerk die uit hoofde van hun functie het volle pond van je eisen en laten doorschemeren dat je met je klein geloof nog nauwelijks bij de gemeenschap van gelovigen hoort. Het gevolg is dat er tegenstellingen ontstaan, dat er veel vragen zijn wie er progressief en wie conservatief zijn. Wat mag nu wel van de bisschoppen en wat moet je met bepaalde standpunten van de kerk.
Allemaal vragen die veel mensen bezig houdt. Ze kosten veel tijd en energie en het resultaat is vaak ruzie. Geloofsgemeenschappen worden uit elkaar gedreven, onderling zijn we het vaak niet eens en lijken we min of meer het slachtoffer te worden van de tijd met onze kleingelovigheid.
We moeten echter onze armoede met elkaar durven delen, ons geloof aan elkaar bekent maken. Zorg dragen dat de olie in onze kruik niet op raakt. Mensen in onze parochie die elkaar opzoeken en met elkaar delen van wat ze hebben, al is het soms nog zo weinig. Het is belangrijk, zeker in deze tijd, om je geloof ter sprake te brengen. Om het verder te dragen tot leven voor de soms zoekende mens om ons heen.
Die weduwen hadden bijna niets meer, maar toch deelde n ze van hun armoede. Misschien kunnen wij iets inleveren van onze welvaart, en kunnen we ons vertrouwen in de Heer delen met onze medemens en blijven bidden om Gods Geest voor iedereen.
AMEN.