Geef vanuit je hart, royaal en zonder bijgedachte

„Denk eraan wat er met de rijke in zijn purperen kleding gebeurd is: Hij werd niet verdoemd omdat hij andermans eigendom had ontvreemd, maar omdat hij de noodlijdende arme niet van het zijne mee liet delen. Eens in de hel werd hij verplicht om de kleinste kleinigheid te bedelen omdat hij zelf aan de armen het minste had geweigerd“ 

Beste vrienden,

Ik ben er zeker van dat niemand van jullie gelooft dat die woorden die je net hebt gehoord, van mij afkomstig zijn. Ik heb die gevonden in een boek met preekvoorbereidingen uit het jaar 1862 waar vermeld wordt dat deze woorden afkomstig zijn van de heilige Augustinus, bisschop van Hippo.  Wat mij vooral getroffen heeft is de opmerking in het zelfde boek dat citaten zoals dit bijzonder nuttig zouden zijn voor een preek over het geven van aalmoezen.   Ik denk dat wij ons allemaal nog wel heel levendig kunnen voorstellen wat voor toespraken en preken er zo ontstonden.  Je hoort het zo van de preekstoel naar beneden donderde: “ En de rijke vrek werd in het hellevuur gestort...“. Dat maakte dan waarschijnlijk zo veel indruk op de meeste gelovigen dat ze bij de daaropvolgende collecte hun beurzen wat verder openden.   

Begrijp me niet verkeerd, ik wil de toenmalige tijd niet betweterig veroordelen en ik wil hem ook niet belachelijk maken. Want één ding kunt ge werkelijk niet ontkennen: Door de grote offerbereidheid van de mensen van toen konden er grote dingen worden verwezenlijkt.

Door het roeren van de giftentrom  werd het katholiek onderwijs opgebouwd, werden er ziekenhuizen, weeshuizen, tehuizen voor gehandicapten en nog veel meer opgericht. 

Wat me bij deze teksten echter wel zuur opbreekt is het beeld van God en van het geloof dat door de toenmalige theologen, predikanten en zielenherders werd voorgehouden.  Wat is er toen in het hoofd van de toehoorders, van de gelovigen, blijven hangen? Welk beeld hadden de mensen, na een dergelijke boodschap, van God?     

Het is alsof ik bij alles wat ik doe constant zou moeten berekenen hoe mijn rekening courant bij God er voorstaat. Wat ik zou moeten doen om ze te doen aangroeien om dan op het einde van mijn leven hopelijk genoeg vergaard te hebben om het saldo in te kunnen wisselen voor een toegangsticket voor het eeuwige leven.   Van zulke gedachten krijg ik rillingen want dat zou betekenen dat ik mij op het einde van mijn leven zelf zou moeten verlossen door het bewijs voor te leggen dat ik de hemel wel degelijk heb verdiend.   Met ons geloof heeft dat helemaal niets meer te maken want op die manier zou ik mezelf verlossen – zonder Gods tussenkomst. En dat is volgens de heilige schrift gewoon fout.   Kunt ge Jezus en zijn boodschap dan werkelijk zo fundamenteel verkeerd begrijpen?  Had men toen dan werkelijk vergeten wat Paulus heeft geschreven?  Namelijk het feit dat het er helemaal niet op aan komt wat ik doe en dat al mijn inspanningen vergeefs zijn als mijn innerlijke gezindheid bij die handelingen niet de juiste is!.    In hoofdstuk 13 van de brief aan de Korinthiers lezen we: “Al geef ik al mijn hebben en houden weg en leverde ik mijn lichaam over aan het vuur, maar ik had de liefde niet, dan zou het me niet baten”  – of, zoals we het vandaag zouden uitdrukken: “dan kunt ge het vergeten”!!. 

Als ik dat in mijn achterhoofd hou dan moet het me toch duidelijk zijn dat Jezus anders rekent dan een bedrijfseconoom of een accountant. Zij beoordelingscriteria zijn van een andere aard  als de zwarte en rode getallen van een bedrijfsbalans. Voor hem geldt niet alleen wat van buiten uit zichtbaar is, maar vooral wat het innerlijke motiveert.   Kijk maar naar de arme weduwe uit het evangelie. Jezus prijst haar omdat ze iets goeds wil doen zonder berekenend te zijn en zonder een poging te doen om met God een soort koehandel te sluiten.  Neen, zij geeft eenvoudig alles weg wat ze heeft! En juist dat, zegt Jezus, onderscheidt haar van alle anderen die Hij daar in de tempel heeft gezien. Voor mij is dat alsof Jezus tot ons wil zeggen: “Vergeet toch die vrome grondregel van – ik geef iets, om het op een ander vlak terug te krijgen! Neen, als je iets wil geven, dan niet om je van je fouten los te kopen, om je slechte geweten (wie is daar de oorzaak van?) gerust te stellen of opdat anderen jou dankbaar zouden moeten zijn.  Geef ook niet royaal opdat anderen dat zouden opmerken en je daarvoor zouden loven – zoiets is geen echte gift, want uiteindelijk denk je daarbij toch alleen aan jezelf.   Geef veeleer zoals die vrouw. Ze heeft daarbij niet aan zichzelf gedacht, ze heeft ook niets berekend of lang nagedacht. Ze wou iets geven, en ze gaf al wat ze bezat. En dat wil in dit verband niets anders zeggen dan dat ze een stuk van zichzelf gaf.  

Zo kunnen we ook de hevige kritiek, waarbij Jezus de schriftgeleerden totaal de grond in boort, beter begrijpen. Zij vervulden wel hun religieuze verplichtingen, ze leverden wel prestaties, maar ze waren in al dat weinig geloofwaardig. Want om iets op een geloofwaardige manier te schenken moet ge volgens Jezus terwijl je het geeft, met je gedachten ook bij diegene zijn aan wie je het geeft. Niet weer eens alleen maar jezelf in de voorgrond stellen, maar wel de andere. Hem iets geven, en wel een stukje van mezelf. Misschien kunnen we daar eens aan denken wanneer we binnenkort misschien weer eens een cadeautje aan iemand geven. Of we denken aan wat ik onlangs in een boek las: „Geef groot of klein, maar altijd degelijk. Wanneer de ontvangers het gegevene afwegen moet je geweten rein zijn.  Geef van harte en volledig vrij. Geef daarbij wat in jou woont, aan mening, smaak en humor, zo dat je door je eigen voorvreugde reeds rijkelijk werd beloond. Geef met geest en zonder bijgedachten en denk er steeds aan dat jijzelf het grootste geschenk bent.”

Amen