Onttempeld

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Het is jaren geleden dat Juan Luis Segundo zijn boek ‘De verborgen motiveringen van pastorale actie' (The Hidden Motives of Pastoral Action, Maryknoll, New York 1978) publiceerde. In dat boek beschrijft hij dat de ‘goede boodschap' vaak verknipt wordt, in een kerk die er - soms onbewust - op uit is om eredienst en woord te manipuleren, omdat men onder de invloed is van kringen die er op uit zijn de huidige status quo te handhaven en te versterken. Omdat men onder de invloed is van een klasse die zich bedreigd voelt door een goede boodschap, waarin alle mensen gelijkelijk uit Gods hand komen, tezamen als Gods nakomelingschap in de zoon geschapen zijn, en waarin ze allemaal leven onder de invloed van de éne adem van God, die ons vanaf het begin ingeademd werd. De concrete gevolgen van die boodschap zijn maar aan zeer weinigen welkom.

Segundo gaat zelfs zo ver dat hij meent dat een kerk die meer dan een half uur nodig heeft om die boodschap door te geven, waarschijnlijk ergens vastgelopen is, en de boodschap aan het manipuleren is.

De gebruikelijke exegese van de tekst van Marcus, die we hier hebben, is volgens heel wat commentatoren (Derrett, Wright, Fledderman, Myers) een voorbeeld van een dergelijke interpretatie. Het is het verhaal van de weduwe die haar laatste twee geldstukjes in de tempel offert.

Iedereen, die de tekst leest, is het er over eens dat Marcus bij het vertellen van dit incident het gedrag van de weduwe contrasteert met dat van de schriftgeleerden. Hij vergelijkt hun schijnheiligheid met haar vroomheid.

Jezus prijst haar dan ook. Hij bewondert haar intenties en piëteit. Ze geeft alles wat ze heeft. Hoe vaak hebben we haar gedrag niet door anderen horen prijzen - en hoe vaak deed ik dat zelf niet! Hoe vaak werden we niet aangespoord haar voorbeeld te volgen en aan allerhande kerkelijke noden bij te dragen op een manier dat het ons wat kost. Misschien zijn we zelfs in staat geweest haar voorbeeld tot op bepaalde hoogte te volgen. Nogmaals, Jezus prijst haar. Dat is niet de moeilijkheid. Er is iets anders. Jezus' bewondering is niet zonder reserve over wat er hier aan de hand is. Laten we niet vergeten dat vlak vóór dit voorval Jezus zelf een verband legt tussen weduwen en schriftgeleerden. Hij verwijt hen daarbij dat de laatstgenoemden ‘de huizen de weduwen opslokken'. In een ander verband had hij de Farizeeën verweten, dat ze het klaarspeelden kinderen hun ouders te laten verwaarlozen met een beroep op een valse vroomheid, waar ze zelf van profiteerden (7,9-13).

Jezus zet zich neer tegenover het offerblok in de tempel. Hij bestudeert zo zegt het gebruikte werkwoord (etheorel) in de tekst - aandachtig wat er gebeurt. Het is zo, dat hij die weduwe ziet met haar twee muntjes. Muntjes die de tekst lepta noemt. Het Griekse woord voor het kleinste in omloop zijnde geldstuk.

Als hij haar die muntjes in het offerblok heeft zien gooien, roept hij zijn leerlingen bij elkaar. Uit de context kunnen we opmaken dat die met open mond de handel en wandel in de tempel aan het bekijken waren.

Hij vertelt hun wat hij gezien heeft, en zegt: ‘Zij offerde van haar armoe al wat zij bezat, alles waar ze van leven moest.'

Hij prijst haar gedrag, maar tegelijkertijd klinkt er iets als een bittere aanklacht tegen schriftgeleerden en tempel, die een arme oude weduwe niet tegen iets dergelijks beschermen en haar zo exploiteren.

Onze tekst eindigt hier. Dat betekent niet dat Marcus zo het incident laat eindigen. Hij vertelt hoe Jezus de tempel uitgaat. Hij gebruikt een woord dat dit de tempel uitgaan tot iets plechtigs maakt. Je voelt haast hoe Jezus zijn mantel om zich heen slaat, zijn leerlingen bij elkaar roept en in protest de tempel uitschrijdt. Hij komt er bij Marcus ook nooit meer in terug.

Eenmaal buiten de tempel - maar dit hoort niet meer bij de tekst die we dit weekeinde voor ons hebben - zeggen zijn leerlingen, die wellicht wat gegeneerd aanvoelen wat hem op dat ogenblik bezig houdt: ‘Kijk eens, wat een geweldige stenen. Wat een magnifieke gebouwen.' Hij keert zich naar hen en zegt: ‘Zie je al die gebouwen? Kijk er maar eens goed naar. Niet een steen ervan zal op de ander blijven, ze zullen allemaal omlaag gedonderd worden!'.