Tweeëndertigste zondag door het jaar (2009)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 201 niet laden

We kennen in ons land de Balkenende-norm. Leidinggevenden in het onderwijs, gezondheidszorg, publieke omroepen zouden niet meer mogen verdienen dan de minister-president. Maar ik zou niet graag de kost geven aan al die lui die daar ver boven zitten, met hun salaris of met de verschillende bonussen die zij bijna automatisch binnenhalen. Het zit in de aard van veel mensen om een beetje hebberig te zijn, meer te willen hebben dan anderen en dan wordt het al gauw: ikke en de rest kan stikken.
Maar het kan ook anders. Een collega van me vertelde me eens over een jong echtpaar dat hij kende, ze hadden allebei een hele goede baan en daaraan verbonden ook een flink salaris. Toch leefden zij heel sober, zonder enige luxe, en alles wat zij overhadden, in feite het grootste deel van hun inkomen, gaven zij weg aan allerlei goede doelen, vooral aan de missie en de derde wereld. Toen een van de twee promotie maakte en dus ook meer verdienen ging, was de eerste reactie: "0 wat fijn, nu kunnen we tenminste wat meer geven aan dat weeshuis in India".
Mensen die zo leven, zo denken en voelen, kom je maar heel zelden tegen. Voor de meesten is zo'n levenshouding totaal onvoorstelbaar, voor heel velen zijn ze vast en zeker niet goed snik. Het past in elk geval helemaal niet in onze graaicultuur, Bij haast iedereen wordt immers het leven vooral beheerst door vragen als: hoe krijg ik meer geld in mijn portemonnee, wat kan ik nog meer kopen? Het liefst de duurste dingen, Maar zelden is de vraag: wat kan ik nog meer missen om anderen te helpen.
In het evangelie van vandaag hoorden we hoe een arme weduwe een paar stuivers in de collectebak doet voor de tempel en Jezus geeft aan dat hij haar kleine gave veel en veel waardevoller vindt dan de vaak veel grotere giften van de rijkeren, want die voelden er toch niets van. En als wij iets geven aan een van de vele collectes die er op allerlei gebied zijn, dan geven de meesten van ons ook iets van onze overvloed. We voelen er zelf niets van? We hoeven daarom echt niet minder te doen.
In de eerste lezing was die arme weduwe bereid haar allerlaatste beetje eten te geven aan de profeet, ergens onvoorstelbaar. Ieder normaal denkend mens in onze tijd zou zeggen: ze is stapelgek. Maar omdat zij wist te geven, bleef zij in leven. Want leven, daar gaat het om, niet enkel lichamelijk leven maar het echte leven, leven als mens, als kind van God. Hoe meer het bij mensen draait om bezitten en verdienen, hoe minder ze leven als echt mens en dus ook als medemens, als iemand die van harte begaan is met anderen.
"Wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft." Dat gezegde heb ik ergens gelezen en daar zit heel veel in. Je zou het ook zo kunnen zeggen: de waarde van het leven ligt in hetgeen je kunt geven. En laten we wel bedenken: het gaat hierbij zeker niet alleen om het geven van geld en goed, ook al is dat in bepaalde omstandigheden van hele grote waarde,. Het gaat veeleer om het geven van jezelf, je aandacht en zorg, je vriendschap en trouw, je hartelijkheid en liefde. Dat zijn de werkelijk waardevolle dingen in elk leven, wie dat weet te geven is waard dat hij leeft.
Natuurlijk: iedereen verlangt ernaar zelf wat zorg en aandacht en hartelijkheid te ontvangen. Je kunt ook terecht zeggen: niemand kan zonder de vriendschap en liefde van anderen. Maar feit is wel dat je die levensbelangrijke waarden niet ontvangen zult als je ze niet eerst zelf weet te geven. En dan nog geven niet met de vooropgezette bedoeling om ze terug te krijgen, maar geven om het geven, gewoon omdat je het zelf fijn vindt om te geven, omdat je weet dat in dat geven de werkelijke waarde ligt van je leven. En als er in onze tijd velen zijn die zich maar niet gelukkig kunnen voelen, zou dat heel vaak niet komen omdat ze vergeten zijn dat het zaliger is om te geven dan om te ontvangen?