Christus Koning B (2012)

Dierbare medegelovigen,

Vandaag vieren we het feest van “Christus Koning van het heelal”. Velen van u zullen zich dat herinneren  als een groot katholiek feest, met processies door de kerk en wellicht ook gewoon buiten op straat. Bij de zusters , waar ik toen misdienaar was hadden we altijd een processie in de grote kloostertuin. Als misdienaar had je dan een prachtige dag. Mooie rode toog aan en een witte, pas gestreken, superplie, allemaal heel plechtig. Het ging immers over Christus als Koning.

En om eerlijk te zijn heb ik mij toen nooit afgevraagd, wanneer zou dat Koninkrijk van God nu komen, laat staan dat je je afvroeg hoe dat koninkrijk er uit zou moeten zien.

Er heeft ooit iemand een gebed geschreven, een soort smeekgebed, waarin wordt gezegd: “God, dat koninkrijk van U, komt daar nog wat van “?

Wij zouden die zin eigenlijk om moeten draaien, en God aan ons moeten laten vragen: “Beste mensen in Heerhugowaard en omstreken, dat koninkrijk van mij, komt daar nog wat van”?

Pas dan raken we de kern van het Evangelie van vandaag. Jezus zegt tegen Pilatus: “mijn Koninkrijk is anders dan u het zich voorstelt. Mijn koninkrijk is niet van deze wereld, mijn Koninkrijk heeft te maken met de waarheid, want ik ben gekomen om te getuigen van de waarheid. Hij is dus niet gekomen om koning te zijn zoals wij koningen kennen, een hoogwaardigheidsbekleder in een groot paleis. Niets van dat alles. Hij is een mens die we langzaam maar zeker, in een proces van soms een heel leven beter kunnen leren kennen.

Daar, hangend aan het kruis, hulpeloos en verloren, wordt duidelijk dat Jezus meer verwant is met armoedzaaiers en andere verliezers dan met de hoofdpersonen en gasten op kroningsfeesten. Wat dan het koningschap van Hem inhoudt, leren we dus niet zozeer door te kijken naar de pracht en praal aan de bovenkant van de samenleving, maar naar wat er ogenschijnlijk minder succesvol uitziet om ons heen en in onszelf.

Het Koninkrijk van God is een rijk van mensen, een samenleving van mensen, zoals God die heeft bedoeld. Ook een samenleving van mensen hier in Heerhugowaard, in onze parochie. Mensen met verschillende ideeën, met gebreken en onhebbelijkheden; kortom mensen met goede eigenschappen en minder goede eigenschappen.

En daarom zou God inderdaad aan ons kunnen vragen: “Beste mensen, dat Koninkrijk waarover ik sprak, dat Koninkrijk  van Mij onder jullie, komt daar nog wat van terecht”?

Dat moeten wij dus niet aan God vragen, nee, dat vraagt God aan ons.

Hoe is dan da Koninkrijk, hoe ziet dat er uit?

Jezus zegt tegen Pilatus: “Het is niet van deze wereld. Het is niet zoals bij jullie een koninkrijk  er uit ziet. Waar macht wordt uitgeoefend en desnoods onderdrukking. Als dat zo was, dan zouden er wel soldaten klaar staan om mij te verdedigen. Nee in het Koninkrijk  van Christus is geen militaire dienstplicht, daar is alleen een dienst plicht aan elkaar. Daar oefent men zich niet voor de strijd, maar daar oefent men zich voor de liefde. Dat is een heel ander koninkrijk. Daar wordt niet met geweld verdedigd, daar is geen agressie , daar probeert men elkaar niet op woorden te vangen.

Nee, daar in dat Koninkrijk van Christus daar grazen wolf en lam samen, zoals de bijbel dat zo mooi zegt. Daar speelt het kind met de slang en accepteren mensen elkaar zoals ze zijn. Het zijn beelden en woorden die ons eigenlijk onbegrijpelijk voorkomen. Toch is het allemaal mogelijk, want in dat Koninkrijk van Christus draagt iedereen de naam van God. Niemand wordt uitgestoten. En die naam is: Ik ben er voor jou, helemaal;  en jij bent er voor mij, ook helemaal.

Van Jezus weten we al dat God naar ons mensen omziet, dat Hij er voor ons is, een trooster en bevrijder.  Maar ook weten we dat Hij ook van ons verwacht dat wij naar elkaar omzien. Als dat zo is, dat pas kunnen we de vraag van God naar waarheid beantwoorden, als hij ons vraagt: “Dat Koninkrijk bij jullie, zoals Ik dat heb bedoeld, komt daar nog wat van?

AMEN.