Koningsparodie (2003)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

TER HELLE

Mijn grootvader woonde in Helden-Panningen. Mijn  broertje van vijf bad de twaalf artikelen van het geloof met dichtgeknepen ogen mee: ‘Die nedergedaald is in Helden.’ We lachten hem uit. Gelukkig vroeg niemand ons om dan maar eens uit te leggen wat dat betekende: ‘Jezus, die nedergedaald is ter helle.’
In de wordingsgeschiedenis van ons geloof hebben veel verhalen een rol gespeeld. De vier grote verhalen zijn de evangelies van Marcus, Lucas, Mattheus en Johannes. Maar er waren er meer. In de loop van de eerste eeuwen ontstonden andere evangelies: het evangelie van Thomas, van Jakobus, de pseudo-Mattheus en nog meer. Sommige zijn bewaard gebleven of herontdekt, andere kennen we alleen uit citaten en verwijzingen. Ze hebben een grote invloed gehad.
Neem bijvoorbeeld Maria. De evangelisten zijn sober en terughoudend over haar. De niet-erkende evangeliën, ook wel apocrief genoemd, kwamen de gelovigen tegemoet. Ze gaven namen aan Maria’s ouders en ze vertelden over haar geboorte, dood en hemelvaart; geheimen die in latere eeuwen geleidelijk in de officiële leer zijn opgenomen.

JEZUS ALS KRIJGSHEER

Uit de vierde eeuw stamt het evangelie van Nicodemus. In dit populaire verhaal werd flink uitgepakt. Het voorzag in een behoefte. Het beschreef het geloofsverhaal met geweldadige, kosmische kleuren. Jezus is verrezen en belegert de hel. Daar zijn Adam en Eva, Mozes, Abraham en Johannes de Doper. Jezus gaat als de grootste krijgsheer aller tijden een gevecht aan met het rijk van de Satan. Hij gaat persoonlijk de strijd aan tegen Lucifer.
Dit verhaal kwam tegemoet aan de behoefte van de middeleeuwer. Jezus als een strijdlustige, wraakzuchtige macho. In de Middeleeuwen verschijnen bijbels waar Jezus niet meer op een ezel zit, maar krijgshaftig als een ridder te paard. De stem van de zachtmoedige Jezus die om vrede vraagt is bijna niet meer te horen. De roep wordt luid om de ongewroken dood van Jezus alsnog te wreken op de Joden. De tijd van de kruistochten breekt aan. Katharen worden bloedig vervolgd in naam van Jezus. Jezus wordt niet afgebeeld als een goede herder met een ziek schaap over de schouders maar als slachtoffer van een gewelddadige kruisdood. In bijbelse platenboeken worden vooral en soms uitsluitend de geweldsscènes geschilderd: de kindermoord in Bethlehem, de onthoofding van Johannes de Doper, de geseling, de kruisiging. De middeleeuwer was door geweld geobsedeerd. Ridderromans stonden ook bol van gedetailleerde beschrijvingen van gevechten: hoe het klonk, hoe het rook en hoe het bloedde.
Er zijn historici die zich erover verbazen dat die zachte stem tot hier en nu is doorgedrongen van de Vredevorst die op een ezel reed en om vergiffenis vroeg voor zijn moordenaars. De Middeleeuwen waren niet gewelddadig dóór het christendom maar ondànks het christendom.
Deze terugblik roept een vraag op. Hoe is het met ons? Gelet op wat er dagelijks op de televisie aan geweld geconsumeerd wordt, mag je je toch enige vragen stellen! Is het nog steeds zo dat geweld onze heimelijke bewondering heeft? De flinke taal, de krachtige daden, de veroveraar... Is het nog steeds zo dat de koning van de geweldloosheid, de tolk van God als Vader van alle volkeren en talen, de Man op de ezel, dat die nog steeds herontdekt moet worden?
De korte weg van militair geweld, van onderdrukking, van een ander de mond snoeren is vaak de eerste keuze. Jezus ging een langere weg van zachte woorden, van vergeving en begrip. Een onbegrepen en vaak eenzame koning was hij die stierf aan het kruis. Zeggen we niet te snel dat we bezig zijn Hem te volgen!

MAATJE OF TARZAN

Lieve kinderen. Daan was nog nooit in een dieren-asiel-geweest. Maar na drieëneenhalf jaar zeuren had pappa gezegd: Goed, dan gaan we zaterdag een hond uitzoeken. Daan had die nacht niet geslapen. Hij had namen liggen bedenken. Zijn broertje Bas had zich er ook mee bemoeid. ‘Je moet hem Beer noemen’, had ie voorgesteld. Maar Daan vond Maatje mooier. ‘Stomme naam’, mompelde Bas. ‘Noem hem dan Tarzan of Dracula of Monster.’ Maar Daan hield meer van Pluisje of Stipje of Bruintje.
In het asiel was het een enorme herrie. Daan en Bas gingen wat dichter tegen pappa aanlopen. Ze liepen langs grote hokken vol blaffende honden. Die renden tot vlak bij de tralies. Bas keek vooral of er nergens een deurtje openstond of een kier in het gaas te zien was. Hij was op zoek naar een grote, wilde stoere hond waar iedereen een beetje bang voor was. Maar hij was er zelf ook bang voor. Daan zocht een hondje waar iedereen van zou houden, dat zich graag liet aaien en lief uit zijn ogen kon kijken.
Tenslotte moest Daan en keuze maken. Dat was niet moeilijk. In de derde kooi had hij een heel lief hondje gezien dat niet hard blafte en hem smekend had aangekeken. ‘En’, vroeg pappa, ‘hoe moet ie dan heten?’ Zonder aarzelen zei Daan: ‘ik noem hem Bas.’ Bas kreeg een kop en bromde: ‘Nu wil ik ook een hond!’