5e zondag door het jaar (2009)

Beste dorpsgenoten,

"Zwoegen op aarde, uitzien naar betaling, vruchteloze maanden en nachten van getob. Zolang het licht is ben ik ziek van onrust. Mijn leven is een ademtocht, mijn ogen zullen het geluk niet meer zien."

Woorden uit de eerste lezing, ontleend aan het boek Job. Het is geschreven door een dichter die tussen 250 en 200 vòòr Chr. leefde en daarmee een meesterwerk heeft achtergelaten.

Vroeg of laat herkent iedereen zich zelf in dat verhaal en zeker in deze tijd nu ontelbare mensen werkeloos worden, wordt het weer heel actueel.

Het evangelie van Marcus presenteert Jezus op zijn best. Hij genas mensen en liet hen even vergeten dat Job in ieders leven een onvermijdelijke gast is. "Heel de stad stroomde voor de deur samen." De mensen konden niet genoeg van hem krijgen.

Het komt dan heel onverwacht als we lezen: "Vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op, ging naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats waar hij bleef bidden."

Wordt Jezus daarmee toch niet een onbegrijpelijke figuur? Hij deed zoveel goed, hij maakte het mensen mogelijk dat ze weer volop konden leven, zonder pijn en zonder vreemde angsten. Daarin kunnen wij hem niet volgen. Maar naar een eenzame plaats gaan om te bidden, daarin willen we hem niet volgen. Wij zijn toch geen monniken of slotzusters in strenge kloosters.

Hoe zou Jezus gebeden hebben daarbuiten op die eenzame plaats? Hij hoefde niet te bidden voor zieken, want hij genas hen. Hij hoefde ook niet te bidden voor die mensen die zich voelden als Job, want hij kende het geheim van woorden die iemand blij maken, opbeuren en moed geven. Ik stel me voor dat hij door zijn bidden contact zocht met die onuitsprekelijke werkelijkheid die hij heel gewoon Vader noemde, bij gebrek aan beter, kan iemand zeggen. Ik stel me voor dat hij vooral geluisterd heeft naar die Vader die hij om zich heen voelde in de stilte, die Vader die hij vermoedde in het uitspansel met de ontelbare sterren en geheimen. Kon hij die Vader verstaan? Niet zoals wij elkaar verstaan. Toch zeggen we: "Dat schilderij, die muziek spreekt mij aan." Het schilderij zegt niets, wij horen niets en toch: we voelen ons aangesproken.

Zo voelde Jezus zich aangesproken. En zoals hij van zijn vader in Nazareth timmeren leerde, zo leerde hij van deze onuitsprekelijke vader verwondering, dankbaarheid, intense vreugde, om de schepping, om de mensen, om alles wat hij meemaakte. Zoals hijzelf werd aangeraakt, aangesproken, overrompeld in die uren van gebed, zo kon hij de volgende dag mensen aanraken en aanspreken.

Wat werkte voor Jezus, werkt voor ons. Dat durf ik zonder voorbehoud te zeggen.

Als u er u zelf toe brengt om geregeld, even geregeld als u eet, werkt en u ontspant, tijd te vinden om een ogenblik te bidden, niet voor uw zieke familielid, niet voor het winnen van de loterij, nergens om bidden of bedelen (wat het zelfde is!), alleen stil zijn, in u zelf keren om u aan te laten raken, aan te laten spreken door wat...?

Door wat Jezus Vader noemde. U mag het een andere naam geven. Er is iets dat u wil aanraken of aanspreken net zo goed als de zon opgaat. Gaat u daarop in, dan verstaat u voorlopig niets. Wel zult een ander mens worden: u zult gemakkelijker zeggen: "Wat fijn dat je er bent, wat heb je dat mooi gedaan", en meer van die woorden die u anders nooit zegt en die een andere wel goed doen. Uw leven wordt rijker en u bent in staat het leven van anderen rijker te maken. Die paar minuten bidden gaan u wat opleveren, dat is nooit weg in deze moeilijk tijden. Ik zou best willen horen hoe het u zal gaan.