7e zondag door het jaar B - 2012

Zusters en broeders,

We hoorden zonet een van de meest tot de verbeelding sprekende verhalen uit het evangelie. Jezus is terug in Kafarnaüm en onmiddellijk stromen de mensen toe. Ze worden nog altijd warm van binnen als ze terugdenken aan de woorden die Hij in de synagoge heeft gesproken, en aan de wonderen die Hij heeft verricht. Dus troepen ze massaal voor zijn huis samen, want ze willen nog meer zulke hoopgevende woorden horen, en misschien zijn ze ook uit op een paar nieuwe wonderen. En dan verschijnen die vier mannen met een lamme op een draagberrie. Ze geraken niet door de massa, dus klimmen ze op het dak. Ze maken een opening en laten draagberrie en man naar beneden zakken, juist voor Jezus’ voeten.

Een voorbeeld van puur Bijbels spektakel, maar dan wel spektakel met een zeer hoog inzetgehalte. Inzet niet voor zichzelf, maar voor iemand anders. Een gehandicapte, een lamme. Hoezeer Jezus die inzet weet te waarderen blijkt uit het vervolg: Hij geneest de lamme. En dan denk ik: die mannen zijn een voorbeeld voor ons. Niet zomaar een voorbeeld, maar voorbeeld om na te volgen. Want ze leven niet voor zichzelf, en ze laten hun naaste niet in de steek. Ze doen me denken aan de vele mensen die ook vandaag een mens in nood niet in de steek laten. Ouders die hun hele leven lang voor een gehandicapt kind zorgen, en die daar alles op afstemmen. Vakantie? Nee, dat zit er niet in, want ons kind kan niet mee, en we laten het niet alleen. Eens uitgaan? Ha nee, er moest eens iets gebeuren terwijl we weg zijn. Zoals die ouders zijn er velen, ook hier in deze kerk, daar ben ik zeker van: mannen en vrouwen die dag in dag uit voor hun zieke partner zorgen, kinderen die hun behoeftige ouders bijstaan waar het kan, mensen die elke week zieken en ouderen bezoeken, stille werkers die klaar staan voor hen die niet meer klaar kunnen staan wegens te oud of te ziek. Ik denk hier ook aan de tienduizenden mensen die van anderen helpen hun beroep hebben gemaakt. Niet zomaar een beroepskeuze, maar een keuze vanuit het hart, omdat ze andere mensen helpen hoog in het vaandel dragen. Al die stille werkers en al die beroepsmensen leven in het spoor van die vier mannen. Die geven niet op, die beginnen niet te zeuren van ‘het is niet te doen, we geraken er nooit door, we zullen maar naar huis gaan’. Niets daarvan. Wel: die man kan zichzelf niet helpen, dus moet hij geholpen worden. Precies wat Jezus doet: mensen in nood helpen.

En wij, wie zijn wij in dat Bijbelse verhaal? Staan wij, zoals Jezus en die vier mannen, klaar om onze naaste te helpen? Zeker onze naaste in nood Of zeggen we: Geen tijd, ik heb andere dingen aan mijn hoofd, ik moet eerst voor mezelf zorgen, de staat, de ziekenkas moet het maar oplossen. Zeggen we dat? Of doen we echt ons best? Misschien moeten we onszelf daarover eens bevragen.

En ten slotte: wanneer die mannen de lamme laten neerzakken, is Jezus zo getroffen door hun geloof dat Hij tot de lamme zegt: ‘Mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven.’ Ik vind dit een wonderbaarlijke, en menselijk gezien ook een onbegrijpelijke gedachtegang: het geloof van die vier mannen leidt dus tot de vergeving van de zonden van die man op die draagberrie. Hoe kan dat nu? Misschien moeten we het verbinden met wat God bij monde van Jesaja in de eerste lezing tot de Israëlieten zegt: ‘Ook al zijt ge niet trouw, toch vergeef Ik u omwille van Mijzelf uw ongerechtigheden, en denk Ik niet meer aan uw zonden.’ Als we die woorden en de woorden van Jezus  doortrekken naar onszelf, kunnen we zeggen: ons geloof kan andere mensen, kan de wereld alleen maar ten goede komen. Ons geloof kan de zonde uit de wereld helpen, want als we echt gelovig zijn, en echt leven naar Jezus’ woorden en daden, zijn we zeker niet zondig bezig.

Zusters en broeders, laten we proberen dat te doen: voluit leven naar Jezus’ woorden en daden, want dan wordt mensen in nood helpen heel gewoon, dan wordt het onmogelijke  mogelijk en het onbegrijpelijke vanzelfsprekend. Amen.