Homilie: ‘Mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven’…
‘Mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven’, zijn de eerste woorden die Jezus tot de lamme zegt.
Je kunt natuurlijk ook zeggen dat ze niet bestaat, je kunt er achteloos aan voorbij gaan, je kunt ervan overtuigd zijn dat er niets aan te doen valt, of je kunt ze voor Jezus brengen: de zonde.
De zonde, zo leert het Evangelie, verlamt, maakt doof, blind en stom, plaatst je buiten de samenleving en zie dan maar weer eens binnen te komen. Dat lukt doorgaans niet op eigen kracht. Mensen kunnen veel zelf, jezelf vergeven kun je niet. Ziekte is volgens de gangbare opvatting in Jezus’ tijd een gevolg van zonde. Zonde en schuld zijn echter niet aan elkaar gekoppeld. Het hoeft niet je persoonlijke schuld te zijn. Ook je ouders kunnen gezondigd hebben waardoor jij nu ziek bent.
Ook de omgang met zonde en schuld ligt anders dan nu. De lamme is er zelf van overtuigd dat zijn verlamdheid een oorzaak is van zonde, hij kan niet anders. Zijn vrienden zijn daarvan overtuigd, ook zij kunnen niet anders. Maar ze laten het daarbij niet zitten. Ze geven hem niet op. Hij is in hun ogen veel meer dan de verlamming die zijn benen gijzelt en de zonde die daaraan ergens ten grondslag moet liggen. Hij is hun vriend en voor die vriend zoeken ze vergeving en dus genezing. Daarom ook willen ze hem ook koste wat koste voor Jezus brengen en laten zich niet afschrikken door een menigte die dat onmogelijk lijkt te maken.
‘Mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven’, zijn dan ook de eerste woorden die Jezus tot de lamme zegt. Hiermee sluit Jezus aan bij de levensvisie die in de persoon van lamme voor Hem neergelegd wordt zonder daarover met hen in discussie te gaan omdat er een kern van waarheid in schuilt. De zonde verlamt een mens, de zonde maakt een mens blind, doof en stom, de zonde sluit een mens buiten. En dat is hier ook daadwerkelijk gebeurd. Zo wordt naar deze man gekeken. Dat blijkt ook heel duidelijk uit het protest van de Schriftgeleerden. Zij protesteren niet omdat de man zonder zonde zou zijn, maar omdat het Jezus volgens hen niet toekomt deze zonden die hem verlammen te vergeven.
Ook daarover gaat Jezus echter niet in discussie, Hij laat meteen zien dat zijn woorden daadkracht bezitten door de lamme te bevelen op te staan, zijn bed te nemen en naar huis te gaan. Vergeving in woord, is een daad van genezing. Waar Jezus vergeeft, lopen de lammen, zien de blinden, horen de doven en spreken de stommen. Het isolement wordt doorbroken en opgeheven. Niet uit eigen kracht, maar door Gods vergevingsmacht.
De manier waarop Jezus omgaat met de zonde verschilt fundamenteel van de onze. Wij staren ons vaak blind op de zonde, de fouten, de tekorten van de ander. Wij laten ook geen ruimte voor de schuldvraag. Waardoor wordt die zonde veroorzaakt? Waarvan is die fout een gevolg? Wat werkt dat tekort in de hand? Nee, wij veroordelen niet zozeer de zonde, maar de zondaar. En ruimte voor vergeving is er niet tot nauwelijks.
Jezus kan zich niet blindstaren op de zonde, omdat de zonde eigenlijk niets anders is dan de afwezigheid van het goede dat er zou moeten zijn. Je kunt je niet blindstaren op wat er niet is. En toch zijn wij daar meesters in: vooral zien wat er niet is en over het hoofd zien wat er wel is. Jezus ziet de mens die verlamd is door de afwezigheid van dat goede dat er zou moeten zijn en Hij ziet de mogelijkheid dat goede opnieuw in aanwezigheid te roepen door de vergeving in Gods Naam die de mens goed, ja, zelfs zeer goed geschapen heeft naar zijn eigen beeld en gelijkenis. Dat beeld, die gelijkenis blijft Jezus altijd in iedere zondaar herkennen. Ondanks het feit dat er ontegenzeggelijk iets van het goede dat God er in gelegd heeft door de zonde eruit verdwenen is. Hij veroordeelt niet de afwezigheid van het goede, maar roept het door de vergeving opnieuw in aanwezigheid en herstelt het.
‘Mijn zoon, uw zonden zijn u vergeven’, zijn dan wel de eerste woorden die Jezus tot de lamme zegt, maar niet de laatste. Hij zegt hem ook: sta op, neem uw bed op en ga naar huis. Hij laat de lamme, de vrienden, de menigte en de kritische Schriftgeleerden zien en ervaren wat Gods vergeving uiteindelijk vermag: lammen lopen, blinden zien, doven horen en stommen spreken. En toch gaat het niet om het lopen, zien, horen of spreken, maar om de bevrijding uit het isolement waarin zij door hun ziekte, toegeschreven aan de zonde, geplaatst werden. Jezus zag meer dan de zonde, Jezus genas meer dan een ziekte, Jezus vulde door zijn, dat is Gods vergeving aan wat er aan het goede ontbrak: de mogelijkheid tot gemeenschap met God en de naaste.
Wanneer ook wij, hoe moeilijk het ons misschien soms ook valt, in staat zijn elkaar te vergeven zoals God ook ons vergeven wil, dan bouwen we niet alleen aan de Kerk als gemeenschap tussen God en mensen, maar laten ook wij anderen versteld staan en zeggen: ‘Zoiets hebben wij nog nooit gezien’.