‘Zie, duisternis bedekt de aarde en donkerte de volkeren.’
Zusters en broeders, het zijn woorden van Jesaja in de eerste lezing, en ze zouden op vandaag kunnen slaan. Want die duisternis en die donkerte zie je overal waar geen plaats is voor God, en waar de mens zeker niet wil weten van een God van liefde, vrede en gerechtigheid. Als we in de wereld om ons heen kijken, zien we heel wat zulke landen van duisternis en volkeren van donkerte. Landen met heersers die alleen machtsmisbruik, misdaad en corruptie kennen, en volkeren die ten koste van de armen en de zwakken meebouwen aan de macht en de corruptie van de machthebbers. Dat de vrede en de gerechtigheid daardoor vernietigd worden door oorlog, burgeroorlog, ziekte en hongersnood, deert hen helemaal niet.
In die wereld werd en wordt Jezus geboren. Een wereld waarin God de Heer wil voorleven hoe Hij zijn schepping heeft gewild: als een paradijs van liefde, vrede, goedheid en inzet voor elkaar. En het is bijzonder merkwaardig wie tweeduizend jaar geleden zijn komst op aarde beleefde. Dat waren niet de machtigen en de heersers, maar eenvoudige herders die ’s nachts over de kudde van de rijken moesten waken. En het waren ook geen hogepriesters en schriftgeleerden die de ster van de Heer hadden gezien, maar heidense sterrenkundigen die van ver buiten Israël begrepen dat die ster niet een van de miljoenen andere sterren was, maar een teken van Gods aanwezigheid in de wereld. Dat teken wilden zij volgen, want zij waren zoekende mensen.
En toen ze in Jeruzalem aankwamen, was de ster verdwenen. Natuurlijk was dat teken van Gods aanwezigheid verdwenen, want Jeruzalem was de stad van koning Herodes, en die dacht alleen aan zichzelf en aan zijn eigen macht. Dus duldde hij geen concurrentie, net zo min trouwens als de hogepriesters en de schriftgeleerden. Ook zij wisten zeer goed wie die ster was: dat was God de Heer zelf. Dat ook Herodes dat besefte, blijkt wanneer hij niet vraagt waar de koning van de joden, maar wel waar volgens de Schriften de Messias zou geboren worden. Hij weet dus zeer goed dat het niet om een koning gaat zoals hij er zelf een is, maar om een door God Gezalfde Messias van liefde, vrede en gerechtigheid. En zo’n Messias wil hij te allen prijze vermijden, want wat Die voorhoudt en voorleeft, gaat in tegen zijn heerschappij van macht en eigenbelang. Ook de hogepriesters en schriftgeleerden weten dat de ster het Licht is van Gods aanwezigheid, en ook zij voelen daar niets voor, want net als Herodes denken zij alleen aan hun eigen macht, en willen zij in de donkerte van zichzelf hun eigen duistere wegen gaan.
Misschien beseffen wij het niet, maar zoals zo dikwijls horen we een verhaal waarbij we ons moeten afvragen welke rol wij er zelf in spelen. Zijn we de evenknie van Herodes, de hogepriesters en de schriftgeleerden? Denken ook wij alleen aan onszelf, en zijn ook wij tegen alles wat ons eigenbelang zou kunnen raken? Gaan ook wij liever onze eigen duistere wegen dan de wegen van Gods Licht? Of spiegelen we ons toch aan de herders en de wijzen? Na de vreugdevolle boodschap van de engelen dat Christus de Heer geboren is in de stad van David, trekken de herders onmiddellijk naar Betlehem, en daar maken ze bekend wat hun over dit kind verteld is. Doe wij dat ook: het goede nieuws verkondigen? Komen ook wij uit voor de vreugde van ons geloof? Geven ook wij kans aan wat vreemd en misschien onbegrijpelijk lijkt? En zijn we, zoals de wijzen, op zoek naar het Licht van God, het Licht van zijn liefde, vrede en gerechtigheid? Hebben we respect voor hen die misschien langs andere wegen op zoek zijn naar Gods Licht? En schenken ook wij het goud van onze liefde, de wierook van ons geloof en de myrre van onze trouw aan God en aan onze medemensen?
Zusters en broeders, vroeger heette het feest van vandaag Driekoningenzondag, nu is het het feest van de Openbaring van de Heer. Het zou goed zijn als we dit feest zo zouden ervaren: als een openbaring dat God de Heer in ons midden woont, en dat Hij zijn liefde, vrede, goedheid en inzet voor elkaar in ons tot leven wil wekken. Amen.