Pasen en Pinksteren als afsluiting van de kersttijd (2009)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 538 niet laden

Het kringetje is rond. De kerstkring begint in de Advent (bijna) met Johannes de Doper, en eindigt vandaag als Jezus zich door Johannes laat dopen in diezelfde Jordaan.

Wat wij in de Advent hebben gezongen, in onze liederen hebben gebeden, is vandaag gebeurd: Scheur toch de wolken weg en kom!
De hemel scheurt, breekt open, zegt het evangelie vandaag, teken dat Gods redding nabij is. God heeft onze gebeden verhoord.

De hemel scheurt, kan God niet meer houden. God daalt af naar de aarde. Zijn Geest daalt af, zijn stem weerklinkt. Hier is een nieuw begin, toekomst! Zijn woord, zijn belofte komt, doordrenkt en keert pas terug als het bij ons vruchten heeft gedragen, in en voor ons vruchtbaar is geworden, zegt Jesaja in de eerste lezing. De afsluiting van Deutero-Jesaja, het einde van het tweede deel dat zich in de ballingschap afspeelt, waar het volk van Israël wordt opgeroepen om terug te keren naar Jeruzalem en naar de HEER.
Jesaja klinkt hier als een marktkoopman, een waterverkoper: Mis het niet, een gratis aanbod, dit mag je niet missen. De ballingen in Babel, dorstigen zonder geld, wordt voorgehouden: Keer je om, daar is niets voor jullie te vinden wat de moeite waard is. Keer je om, richt je weer tot Jeruzalem. Daar zal JHWH een eeuwig verbond sluiten, het verbond met David herstellen.

Kom, hier is het te vinden: water, koren, melk, wijn, beelden van leven in overvloed, van alles wat een mens nodig heeft. Koop zonder geld, het is gratis = genade. Je ontvangt het uit Gods hand, niet uit eigen verdienste, maar uit Gods liefde.

Één ding is hier wel voor nodig: Buig uw oor, luister, en dan zul je leven. Een eeuwig verbond zal Ik met u sluiten. God doet de belofte van een zoon van David, een koning die God aanstelt voor Israël die zoals het koningshuis van David opnieuw trouw is aan Gods verbond (zoals de koningen vóór de ballingschap niet meer waren) een koning die Israël opnieuw zal leiden, als een teken tegenover de volkeren.

Daarom dus: Zoek de HEER, roep Hem aan, weet dat het nodig is je te bekeren, om te keren, terug te keren naar God en Gods geboden, en daarmee ook terug uit de ballingschap, op weg naar Jeruzalem, naar de HEER.

Heel het volk moet zich omkeren van de heilloze wegen, de doodlopende (doodgelopen!) weg. Het lijkt wel alsof we hier al naar Johannes de Doper luisteren, maar ja, die spreekt dan ook als Jesaja. Het volk wordt beloofd: God zoeken is God vinden, door God gevonden worden. Die belofte is Gods woord, die de aarde zal drenken, vruchtbaar maken en pas terugkeren naar de hemel als het vrucht heeft gedragen.

Marcus zegt in de eerste zin van zijn evangelie dat het de boodschap van Jezus Christus is, om dan over te gaan naar Johannes die doopt
en meteen aankondigt dat na hem iemand komt die sterker is. Johannes doopt met water, de komende doopt in heilige Geest. En dan verschijnt voor het eerst in het evangelie Jezus zelf, in de typische Marcus-stijl: kort en bondig beschrijft hij wat er gebeurt (geschiedt). Jezus komt uit Nazaret in Galilea. Hij laat zich in de Jordaan dopen door Johannes. Meteen (euthus) als hij uit het water komt, ziet hij de hemel openbreken, de Geest als een duif op hem neerkomen, en klinkt een stem (zoals later op de berg Tabor, Marcus 9, 7): 'Jij bent mijn geliefde Zoon in wie Ik vreugde vind.'
Hierin klinkt zo ongeveer de hele Joodse Schrift mee. Namens de Profeten klinkt Jesaja (42, 1) over de Dienaar des Heren, Gods uitverkorene. In de Psalmen (2, 7) verkondigt de koning het besluit van JHWH: Jij bent mijn zoon, Ik heb je heden verwekt. Met die zoon van God wordt in de Schrift allereerst het volk Israël bedoeld of ook het koningshuis van David (de oorsprong van de band tussen God en de koning is dat God zelf de koning is). Als wij in deze Zoon van God Jezus willen verstaan, dan (is dit niet trinitair, maar) duidt dit op genegenheid en verwantschap, eventueel op geestelijk leiderschap (een bijzondere leerling, mijn zoon).
Kortom, uit de Schrift horen wij het getuigenis: deze Jezus hoort helemaal bij God.

Ook de eerste boeken van Mozes klinken mee in dit verhaal dat immers plaatsvindt in de woestijn. Het hele volk trekt uit, de woestijn in: het is Exodus! Ze zijn onderweg om het land van de belofte te bereiken waar Gods volk mag leven naar Gods bedoelingen. Daarvoor moeten ze nog wel de rivier door, de Jordaan, de grens tussen doodse woestijn en volop leven, tussen sprinkhanen en melk en honing.

Jezus stijgt op uit het water van de dood. Herboren begint hij nieuw leven: het is Pasen, waar Jezus verschijnt, beeld van de bevrijdende God. Meteen komt ook de Geest, en de stem van God spreekt: het is Pinksteren, feest van de nieuwe schepping.

We staan met Jezus vandaag nog maar aan het begin, maar de toekomst is al begonnen. Marcus schetst wat hier gebeurt met Jezus als een nieuwe Exodus, de Uittocht van het volk van God. Iedereen, het hele volk moet meedoen en zich inzetten, want het koninkrijk van God is nabij. God zelf daalt af in zijn Woord, in zijn Geest, in deze Mensenzoon, Zoon van God. God openbaart zich in de Messias, en in wie hem willen en durven volgen.

Vervuld, vol van de Geest is Jezus, en vanaf nu zal hij mensen van die Geest vervullen. Zij zullen in de Geest gedoopten zijn, ze zullen niet aarzelen en nieuwe wegen gaan. Zijn boodschap zal die van Johannes zijn, van Gods bevrijdende liefde: Gods koninkrijk is nabij. Ook voor ons betekent dit elke dag opnieuw omkeren: de oude mens afleggen, die moet ten onder gaan. Dat kunnen we niet uit eigen kracht (denk aan alle goede voornemens, en het mislukken daarvan!). We keren ons om naar God, vragen dat God ons helpt opnieuw te beginnen. We stijgen op uit het water om met Jezus een nieuwe mens te worden, met hem op weg naar Gods koninkrijk.