Beste vrienden,
Horen jullie het nog? „En ze waren zeer bevreesd!“ In Gods naam, kan dat werkelijk het laatste woord over Pasen zijn? En dat nog wel nadat die jonge man aan het graf hun had uitdrukkelijk had bevolen: “Gaat nu en zeg aan zijn leerlingen, vooral aan Petrus: Hij gaat u voor naar Galilea, daar zullen jullie Hem zien…?” Je zou toch eerder een uitspraak verwachten zoals: Overgelukkig gingen ze naar buiten en gingen naar de leerlingen met de boodschap: Hij is verrezen.” Maar neen, het Evangelie van Marcus eindigt met een mokerslag. Daar staat: ”ze verlieten het graf en vluchtten weg; want angst en ontzetten hadden bezit van hen genomen. Ze vertelden het aan niemand, want ze waren zeer bevreesd.” Die slotzin is blijkbaar zo verschrikkelijk dat hij in het officiële Evangelie van de Paasnacht zelfs gewoon niet werd opgenomen. Blijkbaar wil de Kerk ons niet confronteren met vrouwelijke getuigen van Pasen die de hun toevertrouwde opdracht niet tijdig uitvoeren.
Maar begrijpen we die drie vrouwen niet maar al te goed? Hoe kunt ge nu vertellen, zelfs begeesterd vertellen, over iets wat totaal onvoorstelbaar en onbegrijpelijk is? Ik heb er ook lang over nagedacht hoe ik die boodschap deze avond aan jullie zou kunnen overbrengen, en daarbij kwam ik op het volgende: Omdat Pasen toch altijd weer verwijst naar iets nieuws, iets onbekends en onverwachts, wil ik u vanavond confronteren met een fictieve figuur, die op dit ogenblik in onze Kerk zelfs nog niet mag bestaan: een vrouwelijke diaken. Zij moet die zelfde boodschap overbrengen. Zij werkt druk aan de voorbereiding van haar preek en beleeft daarbij al datgene wat, in de dagen voor Pasen, ook mij door het hoofd is gegaan.
Met een diepe zucht sloot ze haar Bijbel en ging in haar bureaustoel wat gemakkelijker zitten. De laatste weken voor Pasen waren vermoeiend geweest en nu moest ze de preek voor Pasen nog maken; Haar hoofd stond er helemaal niet naar om over het lege graf en over de opstanding uit de dood te praten. Ze zat nog te veel in de droeve stemming van goede vrijdag. Zeker, Pasen is het hoogfeest van het Christendom. En die boodschap van het lege graf was ook niet nieuw voor haar. Hoe dikwijls had ze het daar reeds over gehad in de vieringen. Maar dit jaar was het toch anders, er werd te veel over de dood gepraat. Bij alle oude mensen die ze bezocht – het ging altijd over ziek zijn en sterven. En dan nog de vele begrafenissen van de laatste tijd. Veel oude mensen, maar ook jonge. En dan nog al die beelden in de pers en op de televisie. Een aanslag in Parijs, de vreselijke onthoofdingen in Syrië, de moordpartijen van Boko Haram, honderden doden in Irak, Afghanistan, Egypte enz., overal waar ze in gedachten naartoe ging – overal heerste de dood!
Het was intussen reeds laat geworden. De vrouwelijke diaken was zeer moe, en er stond nog helemaal niets op papier. “Och, hier kan ik toch niet goed nadenken”, dacht ze bij zichzelf en ze besloot om nog even naar de kerk te gaan. Dat deed ze af en toe, wanneer ze rustig wilde nadenken en ze de nabijheid van de Heer nodig had. Trouwens, ze moest toch nog enkele zaken klaar zetten voor de Paasdienst.
Het was schemerachtig in de kerk. De nog bijna volle maan wierp zijn licht door de grote vensters naar binnen. De duistere kerk straalde een atmosfeer uit die haar rust gaf en waarin ze zich thuis voelde. En zo besloot ze om zich even op de bank in de eerste rij neer te zetten om na te denken.
Plots hoorde ze een stem: „Wees niet bang!“ Geschrokken keek de vrouw op en vertrouwde haar eigen ogen niet. Op het altaar zat een jonge man, gekleed in een lang wit gewaad. En alhoewel hij haar vriendelijk toelachte, had ze de schrik wel erg te pakken. . “Wie ben jij? En wat wil jij hier?”, vroeg ze en hield zich bevend vast aan de kerkbank. De jonge man glimlachte nog steeds: “ik dacht dat je me wel kende, je hebt vanavond toch over mij gelezen. Je weet wel, de jongeling bij het lege graf. En wat ik hier wil? Het is toch Paasnacht, en ik ben hier om je te zeggen: Het graf is leeg! Jezus is verrezen! Hij is waarachtig uit de dood opgestaan!”
De vrouw ging langzaam enkele stappen achteruit. Dan draaide ze zich om en rende door de midden gang naar de uitgang. “Stop! Wacht!“ riep de jonge man. Ze bleef staan. Hij zegde tegen haar: „wil jij nu ook weglopen, net zoals die drie vrouwen toen, in Jeruzalem? Ben je zo bang van mij? Ze draaide zich langzaam om en keek hem aan. In de schemering was ze niet helemaal zeker, maar hij zag er bedroefd uit… “Neen”, antwoordde ze na enige tijd “ik ben niet bang van jou! Ik ben eerder bang om jouw boodschap verder uit te dragen! Jij spreekt van het graf dat leeg is, maar de graven zijn toch allemaal vol. Sinds jij toen die vrouwen hebt ontmoet, is er geen enkel graf meer open gegaan. Maar er zijn wel miljoenen graven bijgekomen. De dood is nu eenmaal oppermachtig.“
Toen onderbrak de jongeling haar: „Je wil het dus opgeven? Je wil voor de dood capituleren? Ze zweeg even en zei dan: ”Ja, misschien is het zo, misschien heb ik het al opgegeven…” – “Jij bent net als die vrouwen toen”, zei de jonge man. “Ik zag ze op Paasmorgen naar het graf toekomen: Maria van Magdala, de andere Maria en Salome. En in hun gezichten zag ik bitterheid en oneindige treurnis over Jezus’ dood. Ze kwamen om afscheid te nemen; om Jezus de laatste eer te bewijzen en zijn lijk te balsemen. Meer konden ze niet meer doen, dachten ze; want ook zij hadden gecapituleerd.” Hij zweeg even: “Stel je voor dat het zo was gebleven, hoe snel zou Jezus dan niet vergeten zijn geweest.“
Toen keek hij de vrouw recht in het gezicht: „Je weet dat het anders is gegaan. Ze zochten een dode en ze vonden hem niet.” – “Ja, ik ken het verhaal,” antwoordde ze, “ook het verhaal hoe hij met de leerlingen van Emmaüs het brood brak; maar dat is allemaal al zo lang geleden en zo moeilijk om te geloven.” - „Maar dat andere verhaal, dat waar de dood alle macht heeft en waar na hem alles voorbij is, dat verhaal geloof je wel?“ De jonge man klonk bijna kwaad. “Ik zeg je, dat verhaal is voor altijd voorbij.“ – „Maar ik beleef het toch alle dagen om mij heen”, antwoordde ze koppig. Maar de jongeling ging met vaste stem verder: „Met dat lege graf is er een heel nieuw verhaal begonnen. De eerste getuigen, Maria van Magdala, Petrus en alle anderen hebben dat verhaal enthousiast verder verteld. Zeker, op goede vrijdag hadden ze de moed opgegeven – maar dan protesteerden ze, ze protesteerden tegen dat oude verhaal ven de macht van de dood en dat na de dood alles voorbij is. Dat kon men toch niet meer geloven nadat Jezus uit de dood was opgestaan.
De vrouw keek in de kerk om zich heen – buiten werd het al stilaan licht. Boven het altaar hing het grote kruis. Aan het kruis was Jezus gestorven, een symbool voor de dood. Maar in de glans van de eerste zonnestralen liet het iets vermoeden van nieuw licht en leven. „Wat wilt ge dat ik doe?“ vroeg ze aan de jonge man. “Je hebt daarnet gezegd dat dat verhaal van het lege graf een oud verhaal is. Ga dan en vertel het op een heel nieuwe manier! Protesteer tegen die oude bewering dat na de dood alles voorbij is!”
Ze opende haar ogen en hoorde de vogels buiten fluiten. Ze was blijkbaar in slaap gevallen en de jonge man was verdwenen. Toen ze uit de kerk naar buiten kwam was het al licht. Het was al bijna tijd voor de viering, dus bijna geen tijd meer om haar preek voor te bereiden. Maar ze wist nu dat ze over het lege graf zou preken. En het zou een preek worden van protest, daar was ze heel zeker van. Een preek die zou afrekenen met dat oude verhaal over de macht van de dood en met die bewering dat met de dood alles voorbij zou zijn. Want door uit de dood op te staan heeft Jezus die dood definitief overwonnen en de poort voor een nieuw, een eeuwig leven na de dood wijd open gezet. Amen.