Handen en voeten geven aan de verrijzenis

Ons geloof is verbonden met de persoon van Jezus. Hij is de levende. Lucas legt daarop de nadruk in zijn Paasboodschap. De weg van het geloof in de gekruisigde en verrezen Heer is een lastige weg. Christenen in het derde millennium geven vlees en bloed aan de Verrezen wanneer zij zich aan mensen toewijden, en vooral wanneer zij zich in zijn naam verzoenen.

De weg van het verleden

Op een gegeven morgen ziet God iets mooi en blinkend op de grond liggen. Hij bukt zich om het voorwerp op te rapen, draait en koestert het in het zonlicht en toont zich uitermate verrukt. De duivel, verblind door het weerkaatsing van het zonlicht, kan het voorwerp niet direct thuisbrengen? “Wat is het?” vraag hij vol spanning, terwijl hij over de schouder van God mee kijkt? “Dit”, zegt God op geheimzinnige toon, “dit is de waarheid”. “Ach zo ”mompelt de duivel. En dan wat luider, om zijn onbegrip te verbergen. “Kom, geef hier, dan organiseer ik het wel voor u”. Hij had de zin nog niet uitgesproken, of de zon verdween achter de wolken, in Gods handen niets anders dan een flets mozaïeksteentje achterlatend” (Een joods verhaal, geciteerd in Katrien Cornette, Met de adem van het leven, proefschrift KUL, 1988, p. 261).

Om de rijkdom en de schakeringen in de teksten van het evangelie te begrijpen hebben wij het zonnelicht nodig. Een evangelietekst, voorgelezen binnen de liturgie, brengt meerdere lagen naar boven. Een evangelieverhaal komt pas tot leven, wanneer Jezus er ons in tegemoet treedt. Elk evangelieverhaal gaat immers eerst en vooral over Jezus zelf. Tegelijkertijd gaat het over de mensen met wie hij omging en over de omstanders tot wie hij zich richtte. Jezus maakt en vormt in het evangelie zijn leerlingen tot getuigen. Getuigen vallen immers niet zomaar uit de lucht. Zij leggen daartoe een lange weg af.

Elk van de vier evangelies gaat vervolgens over de evangelist die het evangelie schreef met het oog op een concrete kerkgemeenschap, tot wie hij zich in eerste instantie richtte en waaruit hij is gegroeid. De evangelist heeft als een seismograaf de trillingen binnen deze jonge gemeenschap opgevangen en geregistreerd. Hij kent de spanningen binnen en de opkomende geloofsmoeilijkheden van die jonge christengemeenschap. Zo heeft Lucas af te rekenen met tegenstromingen in de eerste christen gemeenschap, die moeilijk een incarnatorisch christendom konden aanvaarden, namelijk dat God het menselijke en het stoffelijke gebruikt om zich uit te drukken.

Tenslotte gaat het evangelie over onze kerkgemeenschap in het derde millennium. Jezus wil vandaag aan deze gemeenschap leven schenken. Hij wil bij ons zijn te midden van onze vragen en twijfels. Hij kent ons tastend geloof. Hij steunt onze goede wil en bemoedigt ons wanneer wij handen en voeten willen geven aan ons geloof in Hem. Jezus zegt ons vandaag: “kijk ik ben midden onder u.” Christus, gisteren, heden, voor altijd.

Driemaal verrijzen

Gans het evangelie is één groot verrijzenisverhaal. Het brengt ons in contact met een man van twee duizend jaar geleden, die als een levende in zijn kerk aanwezig is. Een dode komt tot leven. De paasverhalen zijn zelfs drievoudige verrijzenisverhalen. Zij gaan allereerst over die Jezus van Nazareth, over wat hij heeft gedaan en verkondigd. Zij gaan over zijn lijden en dood. Zij brengen de boodschap dat deze concrete Jezus leeft. De Verrezen Christus is geen andere dan degene die gekruisigd is geweest. De Jezus van vóór Pasen is dezelfde als deze van na Pasen, maar door Pasen is duidelijk geworden dat God zijn hand niet van zijn dienaar heeft weggetrokken.

Het evangelie is het verhaal van de verrijzenis van leerlingen. Zij zijn moeten opstaan uit ongeloof. Zij hebben al te menselijke verwachtingen moeten verlaten. De apostelen dachten aan een machtige Jezus, een Messias met invloed. Mensen maken voortdurend God naar hun beeld. Ze moeten zich bekeren naar het beeld, dat God van zichzelf geeft. De apostelen moesten een lastige knoop ontknopen. Het was lastig een gekruisigde Christus te aanvaarden. De knoop lag in het gekwetste, gekruisigde, dode lichaam van Jezus. De apostelen verrijzen pas als ze kunnen geloven dat Jezus een lijdende dienaar is. Daarvoor moesten zij terug contact opnemen met de Schriften om ze beter te lezen en te begrijpen. Ze zijn opgestaan uit hun kerker van onvoldoende geloof in Jahwe en van wat de Schriften leren over de lijdende dienaar. Maar door daarvoor te kiezen, zijn ze zelf voor een deel losgekomen uit het Jodendom en zijn ze er zelfs buiten geraakt.

Van bij de beginne heeft de kerk er moeten op waken dat de band met de historische Jezus bewaard bleef. Waarom heeft Lucas het over de geroosterde vis? Waarom staat dit vermeld? Wellicht vanuit zijn grote bekommernis om het geloof niet los te maken van de band met het concrete, het stoffelijke. Jezus, de gezondene van de Vader, heeft onze wereld niet geschuwd.

Meer dan inspiratie

Het is een verrijzenisverhaal voor ons. Ons Jezus’ beeld is soms herleid tot een verre herinnering. Wij hebben het over een inspiratie, over evangelische houdingen, maar kunnen er zo moeilijk gestalte aan geven. Zo Jezus enkel bron van inspiratie is, dan is hij op de duur geen concreet iemand meer. Steeds komt het er op neer dat hij in ons leven de persoonlijke Heer is. Wij moeten ons laten raken door het concrete van Jezus, ons door hem laten prikken. Hij is de activator. Gans het christendom zit vast aan zijn vel. Hij is niet degene die het christendom eens op gang trok en er dan vandoor is gegaan. Componist en schrijvers verdwijnen. Hun werk blijft. Wij genieten van hun muziek en hun literatuur. Christus is de schrijver van de partituur, maar hij is meer. Hij is zelf de muziek!

Dag aan dag kunnen we onze band met de Christus van toen, die nu levend is, verstevigen. Dit is lastig. Geloven is niet puur inwendig en geestelijk. Het is concreet zich inschrijven in een historische kerkgemeenschap terwille van haar trouw aan die historische Jezus.

Zo we alles tot inspiratie en tot motivatie herleiden, hebben we geen concreet iemand meer. Het Jodendom herinnert dat God zich uitdrukt, zeker in zijn wet, maar misschien ook wel in riten. Joden willen zich door een trouwe beleving van Wet en gebruiken voortdurend door God laten raken. Het stoort hen niet dat ze er blijven aan haperen. Zo mogen christenen evenmin hun grote traditie verloochenen en vergeten. Wij kunnen niet voortdurend improviseren. Wanneer christenen liturgie vieren, komt de band met de joods-christelijke traditie ter sprake, of zij nu in Afrika, Europa of Oceanië leven.

Aan de minsten van mijn broeders en zusters.

Doorheen de weg van de toewijding, doorheen kleine en grote dingen kunnen wij gestalte geven aan ons geloof in God. Wij laten dan verrijzenis gebeuren.

Petrus Jozef Triest (1760-1836) is stichter van vier kloostercongregaties. Hij begon te Lovendegem in 1803 met de Zusters van Liefde, daarna stichtte hij de Broeders van Liefde en de Broeders van Sint Jan de Deo. Zijn vierde stichting is deze van de Zusters van de H. Kindsheid Jesu. Al deze congregaties waren en zijn begaan met de zwakken in de maatschappij. Kanunnik Triest kende goed de noden in de stad Gent. In 1808 vroeg hij vier religieuzen onder de Zusters van Liefde om de zorg over te nemen van krankzinnigen, die tot dan toe waren overgelaten aan ‘weesmeesters’. De vrouwen in het ‘dolhuis’ leefden op een ellendige wijze, waar de zusters vlug verbetering  in brachten. Het was de start van de inzet van de Zusters van Liefde en nadien deze van de Broeders voor de psychiatrie (1808-1908-2008 Psychiatrische Zorg door de Zusters van Liefde van J.M, Terug naar de toekomst).

Op veel plaatsen hebben mensen zich voor anderen ingezet en blijven dit doen. Ze geven handen en voeten aan de verrijzenis. Zo heeft Mother Teresa heel vlug bij het opkomen van de aidsepidemie zusters gestuurd om aidspatiënten op te vangen.

Ivoorkust is een van de Afrikaanse landen dat op het einde van de vorige eeuw er nog niet zo slecht aan toe was. Het heeft echter sindsdien af te rekenen gehad met interne oorlogen. Het heeft een groot aantal aidslijders op een bevolking van 22 miljoen. Wanneer de patiënt arm is, dan is het voor hem heel erg. Oasis is een centrum van de Missionaries of Charity, een stichting van Mother Teresa. Moeders met gedoofde blik staan er bij het dispensarium aan te schuiven. Binnen is het net. Naast dertig volwassenen zijn daar vijftig kinderen opgenomen, die seropositief zijn. Een Portugese Zuster, klein van gestalte en met heel zachte stem, sprak over de vierde gelofte van haar congregatie: in dienst staan van de armste onder de armen. Er zijn steeds nieuwe armen.

Bonoua is vijftig kilometer van Abidjan verwijderd. Sinds 1971 is de parochie op dat gebied met een oppervlakte van 1.300 km2, zo groot als een Italiaans bisdom, toevertrouwd aan de congregatie van Don Orione. Deze Italiaanse congregatie richtte daar in 1980 een heel bewonderenswaardig werk op, een centrum voor fysisch gehandicapten. In die streek waren vele slachtoffers van kinderverlamming. Handicap was een schande, waar de ouders zich over schaamden. De paters zijn die kinderen gaan opsporen, hebben hen opgenomen en zich ingespannen om deze te rehabiliteren, te integreren. Ze hebben alles in het werk gezet opdat de fysisch gehandicapten opnieuw rechtop zouden kunnen gaan, want niets is zo fantastisch voor een mens als recht op te kunnen staan en de andere mens in de ogen te kunnen kijken. Stap na stap is het centrum uitgebouwd, met kinesitherapie, met een atelier om de geschikte apparatuur te maken, met een operatiekwartier voor chirurgische interventies. Geleidelijk aan is de mentaliteit van mensen tegenover de gehandicapten veranderd. Ze zagen immers hoe deze Italiaanse missionarissen van deze kinderen hielden. Elk wezen is kind van God, waard mens te zijn en bemind te worden. Het is een heel verzorgd en degelijk centrum. Het kreeg de hulp van meerdere Italiaanse groepen en het werkt met veel vrijwilligers. Mettre l’homme debout, Mensen rechtop doen gaan, een korte zin uit hun Credo.

Mensen rechtop doen gaan. Daarvoor heeft Zuster Valeriana Baerts zich ingezet in de Filippijnen. Deze Limburgse verpleegkundige behoort tot de ICM-zusters (De Jacht-Leuven). Zij trok in 1957 naar de Filippijnen. Ze was vooral getroffen door het lot van de fysisch gehandicapten, zeker dit van de gehandicapten die door hun ouders achtergelaten werden. Zij heeft voor hen ateliers en tehuizen opgericht. Zij heeft hen vooral bijgebracht dat een gemis geen uitsluiting mag inhouden en heeft levensvreugde gebracht bij velen. De provincie Limburg heeft haar werk sterk ondersteund en geholpen bij de uitbouw van het centrum of Tahanang Walang Hagdanan in Manila.

De lijst van wie voor humanitaire hulp verleent is groot en lang en groeit nog dagelijks aan, omdat nieuwe noden opkomen. Overal waar het vuur van de liefde brandt, kan er vis worden gebraden en krijgt Jezus de kans te tonen dat hij geen schim is, maar een levende. Hij leent ons zijn handen en voeten. Zo geven wij gestalte aan zijn verrijzenis in dit millennium.

Veel mensen, binnen en buiten het christendom, bekommeren zich om het geluk van mensen en ijveren voor meer humaniteit. Het zijn sporen van de zorg die Christus in de wereld heeft gebracht. Een christen verheugt zich over het goede, om het even waar en door wie gedaan. “Wat u aan een der minsten der Mijnen hebt gedaan...” Een christen tracht daarbij het contact met Jezus te bewaren. Hij zet zich in voor het geluk van mensen, en probeert met Jezus verbonden te zijn en voor hem te kiezen: “Omdat Jezus de Christus is, de Zoon van de levende God.” Pasen zendt ons naar de mensen, maar vraagt tevens dat wij knielen voor de Heer en tot Hem zeggen: “Mijn Heer en mijn God.”

Bekering en vergiffenis

Christus schept iets nieuws bij mensen. De tragiek voor de eerste christenen was dat zij door te kiezen voor Jezus, in wie de Schriften in vervulling gingen, los zijn gekomen van het Jodendom. De scheidingsmuren, die eens opgetrokken werden, zullen vallen en afgebroken worden. Vergeving en verzoening zijn de weg daartoe. Jezus is zelf de bron van deze verzoening. Het werk van de Verrezen is dat hij vergiffenis en verzoening aanbiedt, wanneer wij ons bekeren (Hdl.,4,19; Luc, 24, 48). Door aan verzoening te werken, brengen wij verrijzenis in onze wereld.

De gemeenschap van Taizé gedenkt de honderdste verjaardag van de geboorte van haar stichter Roger Schutz. Hij werd geboren in Zwitserland op 12 mei 1915. In 1940 kwam hij naar Taizé, een klein dorpje in Bourgondië. Hij hield van het gemeenschapsleven In 1949 legde hij in het romaans kerkje aldaar met zes andere jonge mannen uit de Reformatie een engagementgelofte af voor het gemeenschapsleven, het celibaat en de gemeenschap van goederen. Hij durfde uitkomen voor een’ ja’ voor het leven omwille van Jezus. Op 16 augustus 2005 werd hij tijdens de avondwake doodgestoken.

Vaak heeft Frère Roger geschreven en gesproken over vergeving en verzoening: “Wie uit vergeving leeft, slaagt erin verharde situaties te doorbreken. Zo iemand bezit de kracht van smeltwater, dat zich aan het begin van het voorjaar een weg baant door de nog bevroren aarde.

 

Wij lijken machteloos. Toch is het noodzakelijk begrip te wekken, daar waar tegenstellingen heersen. Slechte en droevige herinneringen aan het verleden houden een verwijdering in stand tussen mensen en tussen landen. Niets is immers hardnekkiger dan de herinnering aan verwondingen en vernederingen. Wanneer we niettemin onvermoeibaar blijven zoeken naar vergeving en verzoening, zal zich een onverwachte toekomst openen” (Weg van een vreugde). Hij schreef deze brief voor de Europese ontmoeting in Warschau bij de overgang naar het jaar 2000. Warschau is getekend door het geweld van de tweede wereldoorlog. Meer dan 300.000 Joden zijn weggesleept uit het getto van Warschau. Dit getto is met de grond gelijk gemaakt. De stad is bij de opstand van Warschau voor meer dan 86 procent verwoest geworden.

Het leven is zo eenvoudig. We leven in een wereld die volledig transparant is en God schijnt er de hele tijd doorheen. Dit is niet zomaar een fabeltje of een mooi verhaaltje. Het is waar. Als we onszelf aan God verliezen en onszelf vergeten, zien we het soms en wellicht zien we het vaak. God laat zichzelf altijd in alles zien - in mensen en in dingen, in de natuur en in de gebeurtenissen. Het wordt heel duidelijk dat God overal is en in alles en zonder Hem kunnen we niets Dat is onmogelijk. Het is alleen jammer, dat we het niet zien” (Thomas Merton).

Wij zien het niet altijd zo goed. Misschien was God in de tijd dat wij dachten dat hij levendig was, minder levendig dan wij het voorstelden. In onze tijd is God nu wellicht minder dood dan dat algemeen wordt beweerd.

Het slechte verleden, vol scheidingen en geweld, is taai in ons en voedt angst en haat. Daarom moeten wij God het slechte verleden laten uitwissen” (Patriarch Athenagoras). Wanneer wij God aan het werk laten, dan straalt opnieuw de zon.

Heer, schenk ons uw licht zodat het steentje in onze hand opnieuw kan schitteren.

Antoine Rubbens