3e Paaszondag B (2006)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

Er wordt een kind geboren! Je eigen kind. Je kleinkind. Hiep-hiep-hoera! Wat een wonder, wat een heerlijk wezen, wat een droom daar in de wieg. Alles wat in je is aan liefde gaat uít naar dat kind. Je wilt dat kind alles geven, er alles voor doen. Maar dan ... je zoon en zijn vriendin of vrouw krijgen problemen. Zij vertrekt en neemt het kind met zich mee. En jij mag dat kind, jouw eigen kind of jouw eigen kleinkind niet meer zien ... En die situatie duurt nu al twee, drie maanden, een half jáár, een héél jaar. Een familiedrama van deze tijd waarin mensen zo geweldig gevoelloos, zo hárd kunnen zijn. Een familiedrama van deze tijd - maar misschien, met alle variaties van dien; een familiedrama zoals dat zich in alle tijden kan voordoen en hééft voorgedaan. Afgesneden zijn van wie je zó lief had. Het is, veelgeliefden, de dood in het leven.

Wat Abraham moet doormaken; wat Gód Abraham áándoet nota bene, we zijn geneigd om te denken: Het is wreed en het is crimineel. En, dierbare gasten en parochianen van deze Vredeskerk: dat is het ook, zonder méér! Een man die van z'n God de opdracht krijgt z'n eigen kind te doden! We zijn dan in deze tijd meteen geneigd om aan fundamentalistische types, moslims met name te denken ... Zo'n man moet gestopt worden! Hij moet in een inrichting of in een gevangenis, liefst allebei (het Pieter Baan-centrum of zo) worden opgeborgen. Wat is dat in godsnaam voor een God die zo iemand heeft ...?

Het punt is volgens mij, veelgeliefden: Het leven ís zo wreed, kán zo wreed zijn. Wat Abraham doormaakt, het is niet uniek helaas. Ik hoor vaak over zulke toestanden moet ik zeggen. Waar ik dan aan denk is dat de omstandigheden van het leven soms met zich mee kunnen brengen dat mensen het allerliefste, het dierbaarste, het kostbaarste wat ze hadden of liever gezegd méénden te hebben - een kind, een kleinkind, een geliefde, een droom, degene of datgene waar ze voor leefden - dat ze dat of die moeten loslaten, moeten opgeven, ja moeten dóden in zekere zin ...Voor Abraham deed het zich voor als een opdracht van godswege. Hij móest Isaäk, zijn enig kind, zijn zoon, die zijn vrouw Sara nog in haar nadagen gebaard had; díe zoon, de belichaming van de toekomst en van de goddelijke belofte; - die zoon was té belangrijk voor vader Abraham, de last die op Isaäks schouders rustte was te zwáár, Abraham ging te krampachtig en te zorgelijk met hem, met Isaäk, zijn alles, om ... Die jongen had op die manier geen leven, geen vrijheid, geen eigen ruimte om op zijn eigen manier zijn leven te leiden ... Zijn vader móest hem derhalve wel loslaten, ja doden ... opdat Isaäk zou kunnen leven. Het was de stem van de goede, de betrouwbare en de altijd op heil en zegen bedachte God die Abraham in zich hoorde en die hij wel móest gehoorzamen. En toen Abraham daartoe bereid bleek, was het niet meer nodig om ook daadwerkelijk en letterlijk ten uitvoer te brengen wat de stem had gezegd: namelijk dat Isaäk geofferd moest worden ... Integendeel: dezelfde stem die dat eerder had ingegeven aan Abraham zei hem nu het niet te doen en hield zijn hand tegen ... De traditie heeft in het offer van Abraham altijd een zogenaamde "voorafbeelding" gezien van wat er later met Jezus zou gebeuren. Zoals Abraham zijn zoon moets offeren, zo heeft God zelf Zijn Zoon geofferd ... maar ditmaal vloeide er wèl bloed ... Wat is dat voor een God die zoiets bereid is met Zijn Zoon te laten gebeuren, die Hem dát aandoet. Een wrede God! zeggen we dan.

 

Maar die uitspraak wordt door ons dan gedaan, veelgeliefden, wèl helemaal vanuit ons eigen perspectief waarin lijden en dood alleen maar negativiteit betekenen en het ultieme, het laatste ... Meer is er niet, dood is dood ... Het perspectief van God is echter een ander, een wijder, een oneindig veel ruimer perspectief. Binnen God's perspectief betekenen lijden en dood: de overgang naar het nieuwe, naar het andere leven. De schrijver van de nieuwtestamentische brief aan de Hebreeën schrijft over Abraham dat die bij zichzelf dacht dat het voor God mogelijk moest zijn om iemand uit de dood op te wekken "en daarom kreeg hij hem ook terug" zegt de Hebreeënbrief (11, 19). En zo zien we ook, in het evangelie van deze zondag, binnen en vanuit God's perspectief Jézus terug komen. "Verbijsterd en door angst overmand" waren ze, zo staat er. En dat "ze het van vreugde (...) niet konden geloven en stomverbaasd waren." Zo is ons geloof mensen: het moedigt ons aan om lós te laten, om desnoods je kind, je kleinkind of je geliefde los te laten als het leven dat van je vraagt, als het leven dat met zich meebrengt ... Ons geloof vráágt van ons dat wij onze eigen gehechtheid aan kind, kleinkind, geliefde of wie dan ook doden, ja werkelijk doden. Pas dan kan God nieuw leven geven en terugschenken. Maar dat er iemand terugkomt uit de dood ... wanneer maak je dat mee? zult U misschien vragen. Ach mensen, zo ongewoon ís dat niet. Zelf heb ik het bijvoorbeeld gisteren nog meegemaakt.

U herinnert zich misschien dat wij een aantal maanden geleden, als ik het mij goed herinner was het met Christus Koning; toen hadden wij hier in de kerk een engels-sprekende moslim-jongen uit Izmir, Turkije op bezoek. Er was ook een televisie-ploeg bij. Hij was hier om Nederland beter te leren kennen en begrijpen en in dat kader wilde hij ook kennismaken met het christendom en de kerk. Nou, dat was me wat! Hij bleek zéér geopinieerd, ja bevóóroordeeld te zijn. Het was een echte vuurvreter! Er deugde in zijn ogen niet veel van het christendom en de kerk. Er waren alleen maar oude mensen. En het zingen van het Salve Regina-koor (hij imiteerde het): hij vond het maar slap en seniel zeg maar. En dan die Jezus! Hoe kan een mens Gód zijn? Al die kruisbeelden! Weerzinwekkend! En dan de eucharistie: Als jullie zeggen dat het Jezus is, dan zijn jullie kannibalen ... Zo ging hij maar door. Er viel geen land mee te bezeilen en van Christus' gebod om onze vijanden lief te hebben moesten álle zeilen worden bijgezet ...

Sta ik gistermorgen op de Ceintuurbaan een kopje koffie te drinken bij een kraampje, valt mijn oog op ... Ik geloof mijn ogen niet. Ik wrijf ze uit. Maar toch: het is hem ècht: Bij het volgende kraampje, ongeveer tien meter verderop is onze vriend uit Izmir met een klein ventje ouwe spullen aan 't uitstallen ... Ik roep hem aan. Hij komt naar me toe, herkent ook mij. En dan blijkt, hij vertelt mij dat: het was allemaal fake geweest. Hij woont helemaal niet in Izmir, maar hier in De Pijp. Hij is helemaal geen fundamentalistische moslim, maar had slechts gedaan (voor zo'n brutaal en dwaas jongeren-programma op de t.v.); daarvoor had hij slechts gedaan alsóf. Ze hadden ook andere geestelijke leiders op de proef gesteld. De imam was ontploft van woede. Bij de synagoge waren ze eruit gezet. "Maar U bleef erg rustig." "Maar hebben ze U dan na afloop niet ingelicht, de makers van het programma?" Nee dus ... "Bent U niet boos?" Nee. Want, met een variatie op de parabel van de verloren zoon kon ik gisteren zeggen: "deze broeder van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden" (Lucas 15, 24). Voor mij was echt wat je noemt "een opstandingservaring". Het was maar een vergissing. Zo geloof ik, veelgeliefden, zullen wij er ooit achter komen: Alles wat ons als mensen ooit uiteengedreven heeft, alles waardoor we ooit van elkaar gescheiden zijn geraakt (ouders van kinderen, kinderen van ouders, broers en zussen van elkaar, de joden en de christenen en de moslims enzovoort, de katholieken en de protestanten), óóit zullen we erachter komen dat het maar een vergissing was. Moge de Verrezen Heer ons tot dat inzicht brengen. Amen.