Terwijl we van hem spreken... (2009)

Een oude vriend komt onaangekondigd bij je binnengevallen. Je herkent hem niet direct en kijkt hem vragend aan. Hij zegt: ik ben het, je moet me toch herkennen.
En hij begint te vertellen over vroeger, over wat je samen met hem hebt gedaan en beleefd.
Je valt hem bij: ja, natuurlijk! Je stelt hem voor aan je vrouw en je vult zijn verhaal aan, over nog andere dingen uit jullie gemeenschappelijk verleden. We moeten de draad weer opnemen, besluit je. En je maakt plannen met je vriend
voor wat je in de toekomst samen zoudt kunnen ondernemen.
Wie ooit zoiets heeft beleefd, kan goed begrijpen hoe het volgens het evangelie Jezus' leerlingen is vergaan toen ze hem na zijn dood plots midden onder hen zagen verschijnen.

Lucas stond voor de opdracht de lezers van zijn evangelie, en dat zijn wij nu hier ook, ervan te overtuigen dat Jezus na zijn dood en begrafenis tot een nieuwe wijze van leven is opgewekt. Hij doet het door te beschrijven hoe Jezus' leerlingen gaandeweg tot die rotsvaste gelovige overtuiging zijn gekomen. Hij vertelt een beeldverhaal, een uitbeelding van hoe hun innerlijke overtuiging tot stand is gekomen en zich in daden heeft omgezet.

Volgens dit verhaal stonden de leerlingen verbijsterd toen ze Jezus plots zagen verschijnen. Ze meenden een geest te zien. Misschien verwijst de evangelist naar het populaire geloof dat de geesten van gestorven mensen soms vanuit hun onderaardse verblijf kwamen en de levenden de stuipen op het lijf joegen.* Vandaar de paniek van de leerlingen. Maar Jezus stelde hen gerust. Kijk eens goed. Een geest heeft toch geen vlees en beenderen. Kijk naar de wonden in mijn handen en voeten. Betast ze maar. En geef me iets te eten. Overtuigende details om duidelijk te maken dat het werkelijk Jezus was die in levenden lijve bij de apostelen was gekomen.
In levenden lijve, maar natuurlijk niet in de fysieke gestalte van vóór zijn dood. Zijn dood had hem definitief uit de wereld weggerukt. Grondiger eigenlijk dan onze gestorven geliefden. Wij kunnen nog hun graf bezoeken om er te treuren, bloemen neer te leggen of te bidden. Dat konden Jezus' moeder en andere vrouwen en zijn leerlingen niet. Zijn graf was leeg. Dat hij uit zijn graf verdwenen was, wil niet zeggen dat hij over de dood heen was teruggekeerd naar zijn leven onder de mensen, zoals dit bv. volgens het Johannesevangelie met Lazarus was gebeurd. Het wil zeggen dat hij leeft, niet aan onze kant maar aan de overkant van de dood, niet meer aan de aardse beperkingen gebonden.

Als onze familie bijeenkomt, roepen we onze dierbare overledenen in herinnering. We halen oude foto's boven, we spelen een geluidsbandje af, misschien een video. Op die manier komen ze bij ons aanwezig, maar zoals ze waren toen ze nog leefden, in de verleden tijd. Bij de apostelen en leerlingen van Jezus kwam hij aanwezig in de tegenwoordige tijd, zoals hij was en nu nog altijd is na zijn dood. 'Verheerlijkt' is het woord dat we daarvoor gebruiken.

Nadat Jezus gestorven was kwamen zijn leerlingen regelmatig bijeen om de herinnering aan hem levend te houden. Ze spraken over wat ze van hem hadden geleerd, over wat hij gedaan had en wat er met hem was gebeurd. In het licht daarvan lazen ze uit de heilige Schrift en ze begrepen haar betekenis. En al sprekend en samen lezend brak bij hen het besef door: hij is hier nu, midden onder ons. We zien hem niet, maar we worden het gewaar. We zijn er zeker van.
Zo moeten we het beeldverhaal van het evangelie verstaan. 'Jullie moeten van dit alles getuigenis afleggen', zei Jezus. Dat hebben ze gedaan. Denk bv. aan de paaspreek van Petrus geciteerd in de eerste lezing. 'God heeft zijn dienaar Jezus de hoogste eer bewezen. Hij heeft hem uit de dood doen opstaan en daarvan getuigen wij.' Dankzij hun getuigenis is men het overal in de wereld te weten gekomen. Door het lezen van het evangelie komen wij hier het weer te weten.
Telkens als christenen in een eucharistische maaltijd samenkomen, stelt de verzamelde gemeenschap de verheerlijkte Christus in haar midden aanwezig. 'Lichaam van Christus', 'bloed van Christus': geconsacreerd hostiebrood en wijn die het zichtbaar en werkzaam teken zijn van zijn aanwezigheid. Het wordt gezongen in een inspirerend kerklied.
'Terwijl we van hem spreken
is hij in onze kring,
om ons het brood te breken
van zijn verkondiging.'

'Vrede zij met jullie' zegt Jezus in het verhaal van Lucas. Het hebreeuwse 'shaloom' vinden we terug in het Franse 'salut', 'gegroet' in het Nederlands. Maar als we kort voor de communie elkaar vrede toewensen, is dat veel meer dan een groet. We bedoelen de vrede die Jezus zijn apostelen heeft toegezegd. Vrede in die sterke zin van het woord. We drukken dit uit met een handdruk, misschien met een knuffel of een kus.
Vrede in de sterke zin van het woord, dat is die innerlijke vrede die een mens echt vrij maakt. Geen vrede van met rust te worden gelaten, maar een vrede die te maken heeft met geloven dat het leven vraagt om gedeeld te worden met anderen, om samenhorigheid, verbondenheid met de andere mensen, met de opdracht om elkaar leefruimte te geven, ruimte voor vrijheid.

Ik wens u dat u straks elkaar vrede in die sterke zin van het woord zult toewensen en het niet bij woorden en een vriendelijk gebaar zult laten.

* Zie Kees Pannekoek, Verwijlen in Emmaüs, Gooi & Sticht 2002, p. 78