Vierde zondag van pasen B (2012)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 194 niet laden

PREEK

Beste medegelovigen, een tijdje geleden werd voor de heidegronden in de provincie Drente via een advertentie een herder gezocht. Weten jullie hoeveel mensen op de advertentie reageerden? Tweehonderdenvijftig! En ze kwamen uit alle lagen van de bevolking, en het was ook jong en oud dat reageerde.

Waarom reageren mensen op zo’n advertentie? Misschien hadden zij geen baan. Het kan zijn dat ze het haastige leven in onze wereld wilden ontvluchten, wie zal het zeggen? Het is in ieder geval zo dat blijkbaar veel mensen beseffen, dat het beroep van ‘herder’ toch wel een heel zonder beroep is.

Al in de tijd van het Oude Testament hebben wij grote ‘herders’ gekend: Abraham, de ‘vader van het geloof’ die als eerste naar het nieuwe beloofde land is getrokken; Mozes, die het volk uit het land van de slavernij bevrijdde en het dwars door de Rode Zee naar een land van vrede en voorspoed bracht; en niet te vergeten de grote koning David, een politicus met een hart voor God en voor mensen. En uiteindelijk heeft het uitverkoren joodse volk deze prachtige titel van ‘herder’ ook op God zelf toegepast: “De Heer is mijn Herder, het ontbreekt mij aan niets”.

Sommige mensen horen tegenwoordig niet meer zo graag spreken over ‘de Goede Herder’, want zij kunnen en willen zichzelf niet zien als ‘schapen’. De woorden ‘herder’ en ‘schapen’ hebben inderdaad iets te maken met aan de ene kant leiding geven en aan de andere kant met volgzaamheid, gehoorzaamheid.

Wel, Jezus Christus verwacht van ons zeker geen slaafse gehoorzaamheid. Wij zijn geen domme schapen, die blindelings achter de herder aanlopen.

Het gaat ook om meer dan volgzaamheid. Weet iemand een woord dat wij zouden kunnen gebruiken i.p.v. het woord ‘herder’ en dat toch dezelfde waarde heeft? Zouden wij het woord ‘ploegbaas’ kunnen gebruiken. Of ‘teamleider’ of ‘directeur’? Geen van die woorden drukt uit wat Jezus Christus heeft willen zeggen.

Want een herder geeft niet alleen leiding, maar zijn werk heeft ook iets te maken met tederheid, mildheid, trouw.

Het herder zijn doet mij ook sterk denken aan een moeder, die vol liefde waakt over een klein kind. Erop let dat het kind geen dingen doet waardoor het zich kan bezeren. Die het kind rustig laat slapen op haar schoot, het knuffelt, of die het kind iets leert.

Laatst zag ik ergens een jongere met een klein zusje. Jongeren kunnen van die branieschoppers zijn, heel stoer - zogenaamd - maar hoe deze met dat kleine zusje omging, was werkelijk als een echte herder. Wat zou het niet heerlijk zijn als alle mensen zo met elkaar wilden omgaan, vol liefde en tederheid.

Tussen haakjes, dat is ook zoiets wat God aan ons, Jezus’ volgelingen, waardeert: dat ook wij herders proberen te zijn voor elkaar. Oké, het gaat met vallen en opstaan, maar wij proberen het. Wij maken vorderingen. Daar geniet Hij van. Met de engelen danst Hij van vreugde als Hij ons bezig ziet. O, lieve mensen, konden wij God toch maar één keer even zien. Niet om zeker te weten, dat Hij bestaat, want dat weten we wel. Maar om Hem te zien glimlachen... om ons! Dan zouden we weten hoe blij Hij met ons is!

Het is niet zonder betekenis, beste medegelovigen, dat de oudste afbeelding, die ooit van Jezus werd gemaakt in de catacomben van Rome een beeld is van de Goede Herder. Een herder is iemand, die niet alleen z’n werk doet, maar echt hart heeft voor de mensen, die het lot van de mensen deelt. Hebben de schapen het koud, dan heeft de herder het ook koud. Hebben de schapen dorst, de herder ook. Een herder ruikt naar het vuil van zijn schapen, slaapt tussen z’n schapen. Hij kent zijn schapen bij hun naam.

Zó, zegt Jezus Christus in het evangelie, kent Hij zijn schapen bij hun naam. De diepe betekenis daarvan kun je pas een beetje aanvoelen als je het op jezelf toepast. Jezus Christus kent mij. Hij weet waarom ik blij ben. Hij weet wat mij verdrietig maakt. Hij kent mijn verborgen angsten. Hij ziet mijn zwakheden, iedere dag opnieuw. Hij kent mijn kwaliteiten. Hij kent mij van binnen en van buiten. En niet als een inspecteur van volksgezondheid, maar als een vader, als een moeder, als een broer of zus, als een beste vriend, die alleen maar het allerbeste met mij voorheeft.

De volgelingen, die Jezus Christus in het evangelie van vandaag zijn ‘schapen’ noemt, noemt Hij op een andere plaats zijn ‘broeders en zusters,’ en als Jezus later tegen Petrus zegt “Weidt mijn lammeren, hoedt mijn schapen”, dan geeft Hij inderdaad opdracht aan de Kerk om te leiden, maar wat voor Petrus geldt, geldt op een bepaalde voor ons allen: wij moeten allemaal herder zijn voor elkaar. En op weer een andere plaats noemt Jezus zijn volgelingen ‘zijn vrienden’, want, zo zegt Hij, Ik heb jullie alles meegedeeld wat Ik van de Vader heb ontvangen.

Laten wij de komende week er eens op letten waar wij nog kunnen groeien in het herder-zijn. Of wij voor sommige mensen nog een beetje milder kunnen zijn, meer tederheid kunnen geven, trouw, juist als die ander verloren lijkt te lopen of zelfs tegenstribbelt.

Beseffen wij, dat die Goede Herder dag en nacht waakt over ons. Voelen wij ons veilig. Geven wij ook zelf die veiligheid aan elkaar.