De trouwe herder

De zondag van de Goede Herder (Joh. 10,11-18) is roepingenzondag. Priesters en kloosterlingen kunnen zich bij dit onderwerp verveeld voelen. Pleiten voor eigen zaak, zo lijkt het dan. We weten dat we in Vlaanderen- en niet alleen hier - al lang in een diep dal zitten.

Arbeiders voor de oogst

We hebben roepingenzondag ondertussen uitgebreid tot een bezinning over de roeping van elke christen tot engagement, hetzij als religieus, priester, diaken, hetzij als gehuwde of als ongehuwde met een evangelische inbreng in de maatschappij. We vragen de Heer om bewogen christenen, om medewerkers voor zijn oogst, om mannen en vrouwen, gehuwd en ongehuwd, religieuzen, priesters en diakens. We horen zijn zorg van bij het begin: “De oogst is groot, maar er zijn weinig arbeiders” (Mt. 9,37).

In het laatste decennium van vorige eeuw publiceerde Vic De Donder een boek over het leven van een parochiepriester. Hij schreef het vanuit sympathie en waardering voor hun inzet (V. De Donder, In naam van de Heer).

Hun kudde is klein geworden en het aantal herders uitgedund en verouderd. Het beeld van de kudde en herder valt nu minder goed in de smaak. Wijst dit beeld niet op een gedwee volgen, begeleid door waakhonden? Het beeld van de herder vertolkt bij Jezus nochtans zijn gedrevenheid, zijn zorg voor mensen.

Dit beeld uit het landelijk leven - niet zo lief als het aanvankelijk lijkt - drukt iets wezenlijks uit van de zorg en de betrokkenheid van mensen voor elkaar. We kunnen voor elkaar herder zijn. We voelen dit zeker aan wanneer wij alleen zijn in onze onmacht. “Alleen zijn met de degene die ik niet ben”, zei Dr. Meeuw, al zingt Georges Moustaki: “non, je ne suis jamais seul avec ma solitude.”

Jezus toont zich wel bezorgd om wie alleen is. Hij bekommert zich om de kudde zonder herder. Zijn zorg reikt heel ver. Hij doorbreekt de grenzen, waarmee we ons afschermen. “Ik heb nog andere schapen die niet uit deze schaapskooi zijn. Ook die moet ik hoeden” (Joh. 10,16). Hij interpelleert hiermee zijn volgelingen als ze zich tot een kleine kring beperken en zich binnenkerkelijk opsluiten. Elke mens heeft het recht te vernemen dat Jezus van hem en haar houdt.

In de supermarkt van het aanbod

Gemakkelijk is het niet.” Met deze zin zijn al vaak - vroeger en nu - gesprekken afgesloten. Wat Vic De Donder in de vorige eeuw schreef kan nog beaamd worden: “In eigen boezem wordt niet meer gekeken. De schuld ligt altijd bij en ander. Terwijl men zelf ongestoord blijft sjoemelen en profiteren – belastingen ontduiken, mensen pesten met zinloze stakingen, zwartwerken, tegenstanders op het sportveld ‘professioneel’ aanpakken, hormonenspuiten – eist men hardop de terugkeer naar de waarden, al weet geen mens precies waar die vandaan moeten worden gehaald. Want niemand wil nog van een grote Waarheid horen, laat staan er zich voor inzetten, maar iedereen is welbereid zijn eigen kleine waarheid in elkaar te knutselen of te gaan ophalen in de supermarkt van de drukkingsgroepen, de commerciële televisie, de sensatie pers of – als er sprake is van een religieuze dimensie - bij een sekte. Het spreekt vanzelf dat in dergelijke sfeer de christelijke boodschap die grotendeels op naastenliefde en besef van eigen zondigheid berust, nauwelijks nog aanslaat” (Vic De Donder, In naam van de Heer).

Jonge mannen hebben niettemin aangedurfd om in deze wereld priester te worden omdat ze, zoals zoveel andere medestudenten, zich de vraag stelden hoe ze het meest konden bijdragen tot het eigen geluk en dit van anderen. Mensen willen gelukkig zijn. Dit bepaalt de keuze van een leven, ook van hen die kiezen om de levensstijl van Jezus op te volgen in het gezin, als priester, als kloosterling. .

“We merkten wel”, getuigt Alex, “dat de technische mogelijkheden tot formidabele ontwikkeling waren gekomen. Maar dreigde niet het gevaar dat de productie voor alles zou gaan en de mens een machine zou worden? Waarom ik het priesterschap koos? Het geluk van de mens ligt in zijn inwendige vrede. Mijn vraag was: hoe kan ik daartoe bijdragen? Het antwoord luidde als priester” (V De Donder, op. cit.).

Hoop, dit kleine meisje

In 2014, op het feest van Petrus en Paulus wijdde bisschop Van Looy Herbert Vandersmissen tot priester in de Sint-Baafskathedraal te Gent. Op de vraag wie een rol speelde in zijn roepingsverhaal antwoordt hij: "Het antwoord van een pater, met wie ik voor het eerst sprak over later, dat ik of dierenarts of priester wilde worden, blijft me bij. Ik was dertien en zat op het internaat bij de salesianen van Don Bosco in Hechtel. De directeur zei me simpelweg dat hij zelf ooit gelift had. Een auto stopte, Onze-Lieve-Heer zat aan het stuur. Hij nam me mee. Ik zit nog altijd in die wagen, vertelde hij. Tja, zo is het ook met mij gegaan, ik ben ook in Gods wagen gestapt. We zien wel waarheen de rit me brengt. Ik voel me gegrepen door Christus, zoals Paulus schrijft. Die zin koos ik voor de uitnodiging voor mijn wijding."

Op de vraag wat Herbert Vandersmissen als grootste uitdaging ziet als priester, antwoordt hij: “Ik wil de hoop brandend houden. Zoveel mensen zijn ontgoocheld omdat er minder gelovigen zijn of voelen zich schuldig omdat hun kinderen niet meer praktiseren. Jongeren zoeken een eigen manier van gelovig zijn, daarin wil ik hen aanmoedigen. Ik wil tonen dat geloven en je inzetten in de Kerk nog steeds de moeite waard is, al zal het anders zijn dan voorheen.”

Jezus is de goede herder die zijn leven heeft gegeven. Of wij zover durven gaan? Mensen die enthousiast zijn begonnen, hebben afgehaakt. Anderen hebben gefaald en ergernis gegeven. Nog altijd zijn er die zoals Jezus hun trouw voor hun mensen met de dood bewijzen. Au nom des hommes et des dieux is de pakkende verfilming van de verbondenheid en trouw van de vermoorde Trappistenklooster in het dorp Tibhirine/Algerije.

Deze monniken in het Atlasgebergte zijn in het jaar 1996. bedreigd door de verbeten strijd tussen de regering en de moslimfundamentalisten. Om zich heen zien zij dat het gevaarlijk wordt; o.a. door een moordj op buitenlanders in de directe omgeving. De broeders voelen zich echter verantwoordelijk voor hun dorp en de dorpelingen moeten niets hebben van de terroristen. Tekenend voor hun verhouding is de volgende dialoog. Dorpelingen: ”Blijven jullie”? Broeders: “Dat weten wij nog niet; wij zijn als vogels op een tak – wegvliegen of blijven zitten”. “Wij zijn de vogels”, verweren de dorpelingen zich “Jullie zijn de tak”. Dan staan de monniken voor een moeilijke keuze. Staat God of de mens voorop bij hun afweging om in Tibhirine te blijven leven tussen de moslimbevolking.

Omwille van zulke keuze zijn in het nabije Oosten christenen, priesters, religieuzen en leken in de voorbije maanden omgebracht in Egypte, in Syrië, in Irak, in Pakistan.

Presentie

Op de Franse TV-zender KTO brengt Pierre Trevet elke week een korte bezinning, vertrekkend van een anekdote. Een kleine jongen zei na een eucharistievering aan zijn moeder: ‘Ik zou willen priester worden.” Mama is blij en zegt bij zichzelf: “Dank je wel goede God. Ik ben die genade niet waardig.” En dan hoort ze de kleine jongen verder zeggen: “Ja, want een priester, die werkt alleen maar op zondag.”

Pierre Trevet vervolgt dan en beweert dat een priester onvervangbaar is. Hij maakt een vergelijking. Het is oorlog. De vader is opgeëist en zit gevangen. De familie reorganiseert zich en verdeelt het werk. Ze vangen aldus de afwezigheid van de vader op. Ze huren iemand voor het zware werk. Is daardoor alles opgelost? Is het vaderschap enkel een pak taken die vervangers kunnen opnemen? Is vader zijn niet eerder een liefhebbende aanwezigheid bij zijn echtgenote en zijn kinderen? Zo gaat het ook met de priester in de kerk. Hij is niet allereerst degene die dit of dat doet. Als levend teken van Christus is hij gewijd en gericht om de liefhebbende en werkzame aanwezigheid te zijn van de verrezen Jezus in het hart van zijn familie. (Pierre Trevet, Paraboles d'un curé de campagne: 150 petites histoires à raconter et à méditer. Ed. de l'Emmanuel, 2006).

Een aantal mensen zijn geïnteresseerd in het hoe en het waarom van het christelijke engagement van medemensen. We kunnen daarover getuigenissen lezen in weekbladen als Tertio en Kerk en Leven. In 2013 publiceerde Petra Van Caneghem samen met haar broer fotograaf Wouter het boek De mens achter de kerk. Zij bundelde daarin haar interview met 33 personen, priesters, religieuzen, diakens, bisschoppen. Heeft het getal ‘33’ wat te maken met het aantal knoopjes aan de priestertoog? Zij motiveerde haar opzet als volgt: “Voor de meesten is God abstract, ontastbaar. Het zijn mensen die Hem op aarde dagdagelijks vormgeven.”

Elke mens is geroepen om te doen wat Sint Augustinus ooit heeft gezegd: “Bemin en toon dit met je leven.” Elke christen deelt in de taken van de gekruisigde en verrezen Jezus. Deze roeping geeft een dimensie die de drager overstijgt. Ze kan overmoedig maken en een gevaarlijke houding van superioriteit meebrengen. Te weten voor wie we het doen, dit leidt tot deemoed. We schieten te kort tegenover wie we mogen zijn. We hopen op zijn erbarmen. Kyrie eleison. Samen met bisschop Van Looy kunnen we het gebed bidden dat hij schreef voor een roepingenzondag.

Heer Jezus,

Gij hebt ons vrienden genoemd,

Gij hebt ons omhelsd, gezegend en gezonden.

Uw liefde is om lief te hebben,

uw zegen om te zegenen,

uw zending om te verkondigen.

Wij bidden U:

Laat jonge mensen luisteren naar uw roep,

antwoorden op uw omhelzing,

uw zegen erkennen,

aanvaarden gezonden te zijn.

Heer Jezus,

geef ons bewogen christenen,

uw medewerkers,

gehuwd en ongehuwd,

religieuzen, priesters en diakens.

Geef dat schroom plaats maakt voor moed.

Doe ons ontdekken

hoe mooi het is de levensweg te gaan

in dienst van Kerk en medemens,

hoeveel vreugde het schenkt

om het licht van uw gelaat

op ieder mens te doen schijnen.