Een deel van de weg door de paastijd leggen we af in gezelschap van de schrijver van het vierde evangelie. “In dit evangelie staat de persoon van Jezus centraal, vooral in de proloog en in de hoofdstukken 13-17, maar ook elders. Jezus is het Woord, het licht, de enige Zoon, de profeet, de van God gekomen leraar, de Heer, het brood, de deur, de goede Herder, de weg, de waarheid en het leven” (NBV).
Jezus komt ons elk jaar op de vierde paaszondag tegemoet als de goede en enige Herder. De vijfde paaszondag nodigt hij ons uit om met hem verbonden te blijven zoals ranken aan de wijnstok. Hij noemt zichzelf de ware wijnstok, waarvan het sap de liefde is die hem verbindt met zijn Vader en zijn leerlingen (zesde paaszondag). Hij neemt ons de zevende paaszondag mee in zijn hogepriesterlijk gebed en hij schenkt ons op Pinksteren de heilige Geest, die ons de vergeving van zonden brengt.
Tegelijkertijd krijgen we in de paastijd van het leesjaar B teksten te horen uit de eerste brief van Johannes. De schrijver ervan zou dezelfde kunnen zijn als deze van het vierde evangelie. Hij is in ieder geval vertrouwd met het gedachtegoed van het vierde evangelie. Hij prent ons goed in het hoofd en drukt ons op het hart dat God liefde is en dat wij dit grote gebod moeten onderhouden en de verdeeldheid vermijden.
Herders
Het beeld van de goede herder is aanwezig in elk evangelie. Het werk van een herder stond niet zo ver af van het gewone leven van de Israëliet. Hij zag herders met hun kudde. Hij kon vaststellen dat op een heuvelachtig gebied een schaapje weleens verloren liep of in een ravijn terecht kwam. Hij heeft gezien dat wolven schapen hebben verwond en dood gebeten. Hij wist van herders, die toen op de vlucht sloegen en hun schapen achter lieten; De Israëliet was blij om de wol van het schaap en hij had schapen, vooral lammeren, nodig voor het offer in de tempel.
Jezus gebruikt bij Mattheus en Lucas het beeld van de herder om aan te geven dat hij als goede herder op zoek is om te redden wie verloren is. (Lc. 15,1-6; Mt. 18,12-14). Hij voelde zich verantwoordelijk voor zijn medemensen. Hij voelde de noden aan van de menigte die hem opwachtte aan het meer. Jezus had samen met zijn leerlingen graag wat rust genomen op een eenzame plek. “Toen Jezus aan land ging, zag Hij een grote menigte. Hij gevoelde medelijden met hen, want zij waren als schapen zonder herder...” (Markus 6,31-34). Hij begon hen daarop uitvoerig te onderrichten. En wanneer het avond werd, zorgde hij ervoor dat de grote massa zou gespijzigd worden. In het verhaal van dit broodwonder heeft de lezer de indruk dat Markus in dit verhaal een toepassing zag van de mooie psalm uit de Bijbel. "De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets. Hij laat mij rusten in groene weiden” (psalm 23). Jezus is voor hen een goede herder, die deelt opdat zij zouden leven.
Jezus en de evangelisten waren zeker vertrouwd met de woorden van Ezechiël over het herderschap van God. De profeet doet in hoofdstuk 34 een zware en scherpe uitval tegen de slechte herders (koningen en priesters). Hij voorspelt dat God zelf als herder zal optreden en voor de schapen zal zorgen (Ez. 34,11-17). God zelf wordt voorgesteld als de herder van zijn volk. "Als een herder weidt God zijn kudde zijn arm brengt de lammeren bijeen; hij koestert ze, en zorgzaam leidt hij de ooien" (Jes. 40,11).
De enige goede Herder
Jezus is bij Johannes de enige ware en betrouwbare herder. Vooral omdat hij zijn leven zou geven en het effectief ook gegeven heeft. We op hem betrouwde, is niet in hem ontgoocheld.
In zijn commentaar zegt Bonhoeffer dat enkel Jezus de echte goede herder is. Alle anderen zouden besef moeten hebben van hun broosheid. De Duitse theoloog en predikant schrijft. “Jezus, de goede herder – dat heeft met herdersidyllen en grote –stille-heide-poëzie niets te maken. Dergelijke gedachten kunnen de tekst alleen maar bederven. ‘Ik ben’, daarmee wordt duidelijk dat hier geen sprake kan zijn van herders en hun werkzaamheid in het algemeen, maar van Jezus Christus alleen. Ik ben de goede herder, niet een goede herder alsof Jezus zich met een andere goede herder zou vergelijken en van hem zou leren wat een goede herder is. Wat een goede herder is, is alleen maar te leren van de goede herder, naast wie er geen ander bestaat, van het ‘ik’ van Jezus. Het herderlijk ambt in de kerk van Jezus betekent niet dat er naast de goede herder nog een tweede of derde zou zijn, maar schept alleen de mogelijkheid dat Jezus de herder van de gemeente is. Hij is de ‘ opperherder’ (1 Petr. 5,4), in zijn ambt delen de ‘pastores’ willen ze het ambt en de kudde niet bederven” (Bonhoeffer-Brevier, 21 april, p. 168). Wat Jezus vooral zegt en ook gedaan heeft, is dat hij zijn leven heeft gegeven voor de schapen.
In de “ik-ben” -woorden van Jezus, zoals: “ik ben het brood, ik ben het water, ik ben het licht, ik ben de goede herder” drukt Jezus telkens uit dat hij in wezen de gevende is. Hij is degene die zichzelf schenkt en doordrongen is van een totale overgave. “ Ich bin das, was ich gebe – und ich gebe das, was ich bin.” “Ik ben wat ik geef en ik geef wat ik ben” (Uit een homilie van Uland Spahlinger in Götttinger Predigten). Jezus getuigt van een totale overgave, een houding die in onze tijd moeilijk ligt. Elke inzet lijkt tijdelijk. In een carrièreplanning spelen mobiliteit, vergoeding, faciliteit een grote rol.
Het Bijbels beeld van de herder wijst ondermeer of vooral op de zorg van de herder voor wie hem of haar is toevertrouwd. Er zijn herders en herderinnen, die de zorg opnemen voor medemensen. Er zijn beroepen, waarin de zorg voor het werk een gevaar inhoudt van eigen leven. Wij denken aan de inzet van mensen bij reddingsoperaties, bij de ordehandhaving.
Herderlijke zorg
Herderlijke zorg kreeg een vertaling in de ruime waaier van de pastorale zorg, waarin priesters, religieuzen en leken betrokken zijn. Een term die her en der weerstand oproept en als ‘passé’ wordt afgedaan of die vertaald wordt in ‘spirituele zorg’. Het gaat over zachte waarden, die in managementvisies niet op de eerste lijn staan.
De poëzie rondom de herder is verminderd; alsook de aandacht voor pastores. De herschikking in het kerkelijk landschap vergt veel van hun krachten. Een aantal pastores heeft te maken met burn-out. Misbruiken hebben het vertrouwen aangetast. Zij lijden er onder wanneer mensen afhaken.
In de tekst van de goede herder valt de harde taal op die Jezus heeft aan het adres van de huurlingen. Zij denken aan eigen profijt. Zij misleiden en misbruiken hun kudde en laten haar uiteindelijk in de steek.
En todo amar y servir
Het bezoek van de paus aan Chili confronteerde hem met de pijn, veroorzaakt door het kindermisbruik. In zijn toespraak tot bisschoppen, priesters en religieuzen veroordeelde hij het klerikalisme. Pastores verhinderen daardoor het contact met en de rol van het volk Gods, waartoe ze zelf behoren. “Er is niet alleen de diaken naast de priester, maar er zijn ook de talrijke gelovige leken die de pastorale opdrachten leven geven. De zorg voor de kudde wordt gedeeld met co-responsabiliteit” (J. De Kesel, Priester zijn vandaag, in De Stem uit Moerzeke, juni 2017). Roeping is het avontuur van elke christen. Dit is de boodschap die de jongeren- en roepingenpastoraal Vlaanderen wil meegeven in hun brief aan jonge mensen.
“En todo amar y servir”, “ In alles liefhebben en dienen” is een leuze van Ignatius van Loyola. De inhoud van deze leuze had een eminente plaats in het leven van de Chileense jezuïet Alberto Hurtado (1901 -1951), in 2005 heilig verklaard. Het was het motto van zijn leven. Hij stelde zich voortdurend de vraag: “Wat zou Christus doen in mijn plaats?” Deze vraag liet hem niet los bij zijn contact met de grote armoede van clochards, zwerfkinderen, vereenzaamde bejaarden. Hij stichtte voor hen in 1944 de “Hogar de Cristo”, de “Thuis van Christus”; die nu ongeveer 800 instellingen heeft in Chili.
“Wat zou Christus doen in mijn plaats?” De paus gaf deze vraag mee bij zijn ontmoeting met de jongeren. Hij vroeg hun medewerking voor de komende synode over de jeugd. Het deed hen enkele malen de vraag van de heilige Alberto Hurtado herhalen: “Wat zou Christus doen in mijn plaats?”