Snoeien en zuiveren (Joh. 15,1-8)

Met trots kwamen de verkenners terug uit Kanaän. het beloofde land. “Het was juist de tijd van de eerste druiven” (Num. 13,20). Mozes had hun de opdracht gegeven goed rond te kijken. Ze moesten nagaan hoe de bevolking er leefde. “Kijk of de grond vet is of schraal, en of er bomen groeien of niet. En probeer vooral ook vruchten uit het land mee te nemen” (Num. 13;20).

Duiventrossen

Aangekomen in het Eskoldal, “hebben de verkenners een rank met één druiventros afgesneden, die ze met hun tweeën aan een stok moesten dragen en ook granaatappels en vijgen” (Num. 13,23). Bij hun terugkeer konden ze aan Mozes met fierheid verslag uitbrengen over het land, waar ze waren geweest: ”Werkelijk, het vloeit over van melk en honing, en deze vruchten groeien er” (Num. 13,27).

De trots van de wijngaard zijn de druiventrossen. Druiven zijn goed en zoet, al zijn er ook zure druiven met kwalijke gevolgen. In Israël was de spreuk bekend: “Als de ouders onrijpe druiven eten, krijgen de kinderen stroeve tanden” (Ez. 18,2). Ezechiël reageert tegen dit gezegde omdat het de verantwoordelijkheid legt bij vorige geslachten en de persoonlijke aansprakelijkheid vermindert.

Een Oostenrijke onderwijzer uit een wijnstreek zei dat ze in de school later bij de kinderen de resultaten kunnen vaststellen van goede wijnjaren!

Rozijnen blijven als gedroogde druiven voedzaam. Gistende druiven zorgen voor wijn, die het hart van de mens verblijdt en waarover de psalmist zich verheugt (ps. 104,15). De wijn is de vrucht van de wijngaard en van het werk van mensen (Offerandegebed).

Wijn van vreugde

“Wijn staat voor feestelijkheid. Mensen proeven er de luister van de schepping in. Wijn hoort bij de rituelen van de sabbat, het Paasfeest, het huwelijk. Wijn geeft ons een voorproefje van het eeuwige feest van God met de mensen, waarop Israël hoopt” (J. Ratzinger, Jezus van Nazareth, dl. 1, p. 236). De Heer richt op zijn berg een feestmaal aan met belegen wijnen (Jes. 25,6). Jezus zorgt zelf op de bruiloft te Kana voor nieuwe wijn in overvloed (Joh. 2,1-12).

De wijnstok rankt en geurt” (Hooglied 2;13). Het motief van de wijngaard en de vruchten is aanwezig in heel het Hooglied. De beminde overlaadt daarin haar minnaar met vruchten van de wijngaard.

Israël heeft altijd wijngaarden gehad. Het behoort bij de wijnproducerende landen. Salesianen hebben er een wijngaard en exporteren deze vanuit Cremisan cellars in de buurt van Bethlehem.

De profeten hebben Israël vergeleken met een wijngaard, maar het heeft de gunst van zijn heer kwijt gespeeld. God is de wijngaardenier, die weinig plezier beleeft aan zijn wijngaard (Jes. 5,1-7). Wanneer hij bij de oogsttijd de vruchten laat ophalen, doden de pachters zijn knechten en zelfs zijn zoon (Mc.12,9).

De ware wijnstok

Toch blijft de wijngaard bestaan. God plant een nieuwe wijnstok. Jezus is de nieuwe en ware wijnstok. Hij is met zijn Vader verbonden. Jezus zegt van zichzelf in de de afscheidsrede: “Ik ben de ware wijnstok.”

In het evangelie van Johannes hoort dit woord in de reeks ‘ik ben woorden’ van Jezus. Alle ‘ik ben’ woorden van Jezus wijzen op een blijvende verbondenheid: Ik ben brood, ik blijf brood. Ik ben het levend water, ik blijf het levend water. Ik ben het leven en het verrijzenis en blijf dit tot in eeuwigheid. Ik ben en blijf de goede Herder.

Ik ben de ware wijnstok.” “De Zoon zelf identificeert zich met de wijnstok, Hij is zelf wijnstok geworden. Hij heeft zich laten planten in de aarde. Hij is in de wijnstok opgegaan: hier krijgt het mysterie van de incarnatie, waarover Johannes in de proloog spreekt, een verrassend nieuwe verwoording. De wijnstok is nu niet meer een stukje schepping waar God met liefde naar omziet, maar dat Hij ook weer kan uittrekken en weggooien. In de Zoon is God zelf wijnstok geworden. Hij heeft zich voorgoed en in heel zijn wezen met de wijnstok geïdentificeerd. Deze wijnstok kan niet meer uitgetrokken worden en niet meer overgelaten worden aan plunderaars: hij is voorgoed Gods eigendom. God zelf leeft, dankzij de Zoon, in de wijnstok.”(J. Ratzinger, Jezus van Nazareth, dl. 1, p. 244).

 

Snoeien

Het beeld van wijngaard is voor de toehoorders duidelijk. Het was een mystieke taal en het benadrukt de verbondenheid. Het vraagt niet veel uitleg om te verstaan dat een afgesneden rank verdort. Ze worden op een hoop gelegd, nu misschien als compost, toen goed om te verbranden.

De zorg om kwaliteit houdt in dat het snoeimes moet gebruikt worden. Zelfs de eerste jaren worden botten afgesneden om de stam stevig te maken. Naderhand zal men uitdunnen om mooie trossen te verkrijgen. Snoeien is nodig omwille van de vrucht. “Jesaja en heel de profetische traditie zeiden dat God van zijn wijnstok druiven verwachtte en kostelijke wijn. De wijn staat voor gerechtigheid, voor het leven als gerechte, dat een mens kan bereiken door volgens Gods Woord, Gods, Gods wil te leven. De profetische traditie zegt tegelijk ook, dat God in plaats daarvan onbruikbare, zure, kleine druiven aantreft, die Hij moet weggooien. Die zure druiven staan voor een leven dat zich van Gods gerechtigheid afkeert naar het onrecht, naar corruptie, naar geweld. De wijnstok moet edele druiven voortbrengen, die geoogst en geperst worden en na een gistingsproces tot kostelijke wijn worden” ( o.c. p. 245-246).

Er moet steeds opnieuw gesnoeid en gezuiverd worden. Paus Benedictus zegt daarover in zijn Jezusboek: “Snoeien, vruchten, blijven, gebod, liefde, eenheid – dat zijn de steekwoorden in dit dynamische gebeuren, waarin we deel zijn van de wijnstok die de Zoon is. De Heer zegt ons dat in de gelijkenis. Als Kerk en als persoon moeten we steeds opnieuw gesnoeid worden. Heel de geschiedenis is getekend door het snoeien. Dat doet pijn, maar het is nodig. Alle mensen die zich met Christus verbonden hebben, kennen het uit eigen ervaring. Het mysterie van dood en opstanding is er nauw mee verweven. De zelfoverschatting van de mens en van de instituten moet teruggesnoeid worden. Wat te ver is uitgegroeid, moet weer teruggebracht worden tot de eenvoud en de armoede van de Heer zelf. Het afsterven bevordert en vernieuwt de vruchtbaarheid van de wijnstok” (Ibid. p. 245).

In zijn woorden blijven

Jezus hamert in zijn gelijkenis van de wijnstok op het blijven in verbondenheid. Hij herhaalt het enkele keren in zijn afscheidsrede. Hij wenst dat zijn woorden in ons blijven. Woorden vliegen. Maar er zijn altijd enkele woorden die blijven hangen. Er zijn woorden die ons pijn hebben gedaan en waarvoor wij, zelfs jaren later aan hen die ze zeiden en er nu niet meer zijn, verantwoording zouden willen vragen. Er zijn ook woorden die ons deugd hebben gedaan, ons uitgedaagd ten goede, ons vertrouwen hebben gevoed. Het woord van Jezus over de ware wijnstok is een van deze goede woorden. Laten wij in die woorden blijven en ze in ons hart bewaren. Ze roepen ons op om verbonden te zijn met Jezus, met zijn Vader en met alle ranken aan de ware wijnstok.