De ware wijnstok (2009)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 121 niet laden

* Vorige week hoorden we Jezus zeggen "Ik ben de Goede Herder" (Joh 10,11-18). Dit is een van de vaak herhaalde Ik-ben-woorden van Jezus, waarin Hij zijn diepere goddelijke identiteit liet doorschemeren. God ging zelf zijn kudde komen hoeden (Jer 23,3). Dat betekende meteen dat in contrast met de corrupte herders van het verleden, God zelf de echte, de ware, de uiteindelijke Herder was die Israël mocht verwachten. Bij Johannes komt die tegenstelling tussen echt (waar) en onecht (onwaar) steeds terug. Hetzelfde hoorden we in Jezus' broodrede: In contrast met het manna in de woestijn "wordt het ware brood uit de hemel, zei Jezus, u door mijn Vader gegeven..." En Jezus herhaalde: "Mijn vlees is het ware voedsel en mijn bloed is de ware drank." (6,32.55).
* De voorgelezen parabel (Joh 15,1-8) trekt dit door: "Ik ben de ware wijnstok". In contrast met het ontrouwe Israël, voorgesteld als verwaarloosde wijngaard, en zijn onechte leiders, voorgesteld als trouwloze wijnbouwers, komt eens de dag van Jahweh: "Op die dag zal men zeggen: ‘Wat een prachtige wijngaard...'. Ik Jahweh, bewaak hem, elk ogenblik bevloei Ik hem, dag en nacht houd Ik de wacht..." (Jes 27,2-3). De wijngaard deed denken aan het liefdeverbond van God met zijn volk. De wijngaard was de bruid, het godsvolk zelf (Hooglied 2,13; 4,7-12). Jezus neemt nu de plaats in van de wijngaard, de plaats van zijn volk. Hij is de ware wijnstok. Zijn Vader is de wijngaardenier. Boven het "Heilige der heiligen" in de tempel was een grote wijnstok afgebeeld. De wijnstok was symbool van het godsvolk Israël, en in niet-bijbelse Joodse literatuur ook symbool van de Messias.

1. Het kenmerk van de ware wijngaard is dat hij goede vruchten draagt.

- Het vrucht dragen lijkt hier de grote zorg van Jezus te zijn. En hierin speelt het reinigen, het snoeien, een belangrijke rol. Snoeien draagt bij tot een rijke oogst. De werkman van de wijngaard snoeit in de winter heel wat dorre takken die het vuur in moeten. In de lente knipt hij de wild woekerende scheuten. Het wekt verwondering bij het zien hoeveel bundels takken telkens worden afgevoerd. Een niet gesnoeide wijnstok brengt alleen bladeren voort. De wijnbouwers zeggen dat de wijngaard weent, als hij wordt gesnoeid. Het sap stroomt overvloedig uit de snede van de wijnstok alvorens de wonde dicht gaat. Snoeien is noodzaak. Snoeien is reinigen, zuiveren of bevrijden van dodende overtolligheid, van wat er teveel is. Snoeien doet pijn. Bekering is loslaten. Vrucht dragen betekent prijs geven. De vruchtbaarheid van het offer ! Klinkt de zin van het offer nog voor deze tijd ? Vanuit een pseudo-theologie bestrijden sommigen In onze kringen die idee.
- We leven in een mentaliteit die wars is van zingeving aan het lijden en aan het offer. Daaruit ontstaat de nieuwe geseculariseerde moraal, eigen aan de genotcultuur. Voor de mens-zonder-God moet alles kunnen wat leuk en strelend is. Het vrije seksleven moet kunnen. Hij begrijpt paus Benedictus XVI niet wanneer die sprak over de belangrijke humanisering van de gave van de seksualiteit, die de inspanning van het offer zal vergen. In dat kader is ook voor hem zijn recht op euthanasie en abortus evident, als het uitkomt voor zijn individuele keuze en smaak. Grijpen en niet geven. Men ziet het offer als zinloos, terwijl Jezus ons precies leert: "Als de graankorrel sterft brengt hij veel vrucht" (Joh 12,24). Daarover schreef Paus Johannes-Paulus II: Het liefdevol lijden behoort tot de transcendentie van de mens; daarin overstijgt hij zichzelf om te worden wie hij moet zijn en om te schenken wat bijdraagt tot het ware heil van de wereld (Salvifici Doloris, 11.02.84).

2. Het belangrijke is dat we blijven in Hem.

- Het offer is onmisbaar, doch de ware vruchtbaarheid ligt niet in het snoeien, niet in het lijden zelf, wel in het verblijven in Christus: "Blijf in Mij, dan blijf Ik in u" (v.4). Wij zijn de twijgen die met de stam verbonden of op de stok geënt moeten blijven. "Wie in Mij blijft, terwijl Ik blijf in hem, die draagt veel vrucht, want los van Mij kunt gij niets" (v.5). Het is een echo van wat we hoorden in de broodrede: "Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem" (6,56). Jezus zelf leeft door de Vader (v.57). Die eenheid van Jezus met de Vader is onderpand van onze eenheid met Hem (14,20; 17,21-23). De ondertoon van de parabel van de wijnstol is duidelijk een uitnodiging aan de eucharistische mens. We moeten leven van het sap van die wijnstok. Dan doordrenkt Hij ons hele wezen. Twijgen en stam zijn van hetzelfde hout. Jezus werd een van de onzen. Doch er schuilt in ieder van ons een raakpunt, waar dit levenssap langs moet komen in ons. Dat raakpunt is kwetsbaar, want daar scheurt de twijg gemakkelijk los van de stam. Van Hem losgesneden dragen we geen vrucht. Wij zijn geen dorre takken of overtollige voorjaarsscheuten die moeten verwijderd.
- Losgesneden van God, ziet de mens zich niet meer als een twijg op de stam. Hij maakt zichzelf tot eigenaar van Gods wijngaard en komt terecht in een losgehaakte ontredderde wereld, zoals die vandaag ervaarbaar is. Dan bekritiseert hij een Kerk die niet voldoet aan de verwachtingen naar zijn maat. Maar één met God bemerkt de mens met de ogen van het geloof de gestage groei van Gods Rijk. Hij mag dan vragen wat hij wil, hij zal het verkrijgen. Want één met Hem vraagt hij niet meer vanuit zijn kortzichtige verlangens, maar alleen naar dat wat God behaagt. Dan vallen vrucht en smeekgebed samen: vrede, vreugde en echte vrijheid, de ware vruchten van de Geest.