Deus Caritas est (2012)

 

Het ligt dicht bij elkaar wat we op de zesde en de zevende paaszondag lezen bij sint Jan.  Wij zijn aanbeland bij de theologische kern van de eerste Johannesbrief.  De verzen uit 1 Joh. 4,7-16 bevatten in een geconcentreerde vorm de hoofdgedachte van de theologie van deze brief;  “De liefde die zich op de wereld richt, laat God in de wereld komen.  In zijn zoon manifesteert God zich als liefde en als minnaar, doordat hij zijn liefde schenkt en ze tot vervulling en voleinding brengt in de broederliefde” (U. Schnelle).

Het Nieuwe Testament is karig met definities.  De eerste Johannesbrief doet nochtans een poging en geeft drie bepalingen van God.  God is licht 1 Joh. 1,5); God is liefde (1 Joh. 4,16); God is Geest (Joh. 4,24).  Ook in het vierde evangelie weet de schrijver religieuze symbolen te gebruiken om aan te geven wie Jezus is.  De bijzonderste uitspraak in de Johannesbrief is deze over God als liefde. 

Al dertien jaar lang mag ik elke dag een gebouw binnentreden, waar boven de ingang een beeld staat van een man, de ene hand op het hart, de andere uitnodigend.  Daaronder de Latijnse tekst Deus Caritas est.  Nu en dan gebeurt het dat mensen me vragen wie die figuur is en wat die Latijnse woorden betekenen.  De oprichters van het psychiatrisch centrum waren de Zusters van Liefde van Jezus en Maria.  Zij kregen van hun stichter Jozef Triest in het begin van de negentiende eeuw dit Bijbelvers mee als grondinspiratie.  Het beeld van de man met het grote hart wijst naar Jezus.

God is liefde.  Het is een formidabele uitspraak.  Wie is God?  Een nutteloze hypothese?  Een fictie, een utopie?  Wat verbinden mensen met de naam God?  Als God hen aanspreekt, kan dit zijn als kracht, als oorsprong, als schepper, als degene die het geheel leidt, die het in stand houdt, het naar een zinvolle toekomst leidt.  Het is geweldig als we tegenover God mogen staan, als Degene die wij met Gij aanspreken.  Hoe is uw naam?  “Ik ben die ik er zal zijn” (Ex. 3,14).  Het is een geschenk als wij kunnen aanvaarden en ervaren dat Gods drijfveer de liefde is.  Dat hij de genadige is, de barmhartige, de Heer in ons midden, goed en groot in zijn welwillendheid en gerechtigheid.  

God is liefde.  Maar wat met al dat leed?  Ondermeer in een psychiatrisch centrum voelt wie er werkt veel leed: een handicap van bij de geboorte, een niet aangeboren hersenletsel, mensen met psychose en in depressie.  Er zijn onder hen mensen met heel fijne voelhorens voor wat scheef gaat in de wereld. 

Hoe kunnen we van iemand die we niet zien, zeggen dat hij liefde is?  Voor de Johannesgemeenschap ligt het antwoord bij Jezus.  Hij is door God gezonde.  Hij is door hem bemind.  Hij doorleeft wat liefde is tot in de dood.

God is liefde,  Dit betekent nog niet dat wij die woorden kunnen omwisselen en zeggen dat liefde God is.  God is immers nog groter dan alles wat wij liefde noemen.  Johannes brengt ons toch bij dat wie liefheeft God dichterbij komt.  Er is zelfs geen andere weg tot God, dan deze van de liefde.

Maar wat is liefde?  Er gaat geen dag voorbij of er klinkt een nieuw liedje over de liefde.  "All you need is love”, zongen de Beatles.  Er gaat geen dag voorbij zonder dat mensen ergens ter wereld aan elkaar gezegd hebben: I love you, ik zie je gaarne, je t’aime.  En een realist voegt er aan toe.  “Je t’aime pour la vie, je t’aime pour toujours, mais pas tous les jours.” Er gaat geen dag voorbij zonder dat de sensatiepers schrijft over vurige liefde en over bedrogen liefde. 

Er gaat geen dag voorbij of ergens ter wereld heeft iemand tijd gemaakt voor een medemens, door te luisteren, door wonden te verzorgen, door de hand vast te houden van een stervende,  Mocht er geen liefde zijn, de wereld zou van kilte ophouden te bestaan. 

In de eerste Johannesbrief is er innige band tussen de liefde van God tot ons en onze onderlinge liefde.  Er is een even innige band tussen onze liefde tot God en deze tot de mens.  

Niemand heeft God ooit gezien, maar wie de ander liefheeft woont in God en kent God.  Per slot van rekening zal het enkel op de weegschaal van de menselijke relaties zijn dat de geloofwaardigheid van het geloof in God gewogen kan worden” (P. Schmidt in zijn inleiding op zijn vertaling van het schrift van Maurice Bellet, Niemand heeft God ooit gezien, p. 12).

In zijn commentaar op de Johannesbrief aarzelt sint Augustinus niet te zeggen: “De liefde is God” (preek VII, 6).  “De kracht van de liefde maakt twee personen werkelijk één.  Dit brengt voor de gelovige een ontzaglijke verantwoordelijkheid mee.  Wij worden medeverantwoordelijk voor de liefde van God in deze wereld, want de liefde van God openbaart zich in onze liefde voor de medemens.  Onze liefde is uiteindelijk de liefde van God zelf voor de mens.  In onze liefde moet Gods liefde verschijnen en gestalte krijgen” (T.J. van Bavel, Eenheid en liefde, p. 8).  Het gaat over waarachtige echte liefde.  “Soms is de liefde niets anders dan een verkapte vorm van zelfzucht of hoogmoed.  Zo mogen we nooit de ellende van iemand anders beminnen.  Dat zou een te gemakkelijke gelegenheid zijn voor zelfgenoegzaamheid of voor de bevestiging van eigen superioriteit.  De liefde moet er altijd voor oppassen dat zij een andere persoon niet onderdanig maakt” (Ib.).  Een christen maakt echte liefde nooit los van wat Christus heeft gedaan.  De hoogste vorm van liefde is met Jezus bereid zijn te sterven voor zijn medemens. 

Als de liefde niet bestond
zullen ze stilstaan de rivieren
en de vogels en de dieren
als de liefde niet bestond

Als de liefde niet bestond
zou het strand de zee verlaten
ze hebben niets meer te bepraten
als de liefde niet bestond

Als de liefde niet bestond
zou de maan niet langer lichten
geen dichter zou meer dichten
als de liefde niet bestond

Nergens zouden bloemen staan
en de aarde zou verkleuren
overal gesloten deuren
en de klok zou niet meer slaan

Als de liefde niet bestond
dan was de hele vrijerij bedorven
de wereld was gauw uitgestorven
als de liefde niet bestond

Als de liefde niet bestond
zou de zon niet langer stralen
de wind zou niet meer ademhalen
als de liefde niet bestond

Geen appel zou meer rijpen
zoals eens in het paradijs
als wij elkaar niet meer begrijpen
dan is de wereld koud als ijs

Ik zou sterven van de kou
en mijn adem zou bevriezen
als ik je liefde zou verliezen
er is geen liefde zonder jou

(T. Hermans)