Blijf in mijn liefde (Joh. 15,9-17)

Wanneer vrienden en familie, die we gaarne hebben, op bezoek komen en afscheid nemen, zeggen we - en we menen het oprecht -: “Blijf nog een beetje”. Het is aangenaam om te blijven waar liefde is, waar we thuis zijn en wij ons geborgen weten. Vandaar krijgen we het vertrouwen om op weg te gaan en met anderen te leven.

“Mane nobiscum, blijf bij ons Heer”, zeiden de twee paasmensen in Emmaüs.

In het evangelie lijkt Jezus voortdurend onderweg en toch waren er plaatsen waar hij gaarne verbleef, bv. in Bethanië bij Lazarus en zijn twee zussen.

Wanneer hij zijn leerlingen koos, was het om met hem te blijven. Maar hij gaf hen tevens een zending mee. Ze kregen daarbij de raad om niet van het ene huis naar het andere te rennen.

Wanneer hij aanvoelt dat hij zal aangehouden worden, vraagt hij aan zijn drie leerlingen om bij hem te blijven en met hem te waken in de Olijfhof.

Enkele uren voordien had hij een lange afscheidsrede gehouden. Hij had het daarbij over wonen en blijven. Het vierde evangelie is een evangelie van het blijven. Jezus gebruikt in zijn gelijkenis van de Ware Wijnstok en in de daaropvolgende verzen tien keer het woord ‘blijven’.

Verbonden in liefde

Jezus is van zichzelf overtuigd dat hij zijn ankerpunt heeft bij de Vader. Hij en de Vader zijn één. Aansluitend op de gelijkenis van de wijnstok spreekt Jezus onmiddellijk over de liefde: de liefde van zijn Vader, de liefde die hij zelf zijn leerlingen toedraagt en de liefde die ze verder moeten geven. Wat Jezus daar zegt, maakt meteen de kern uit van zijn afscheidsrede. De liefde is het sap dat de stam en de ranken verbindt. We zijn opgenomen in een dynamiek.

"Zonder Mij kunt u niets doen"

Jezus zegt: "Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, zoals Ik in hem, die draagt veel vrucht, want los van Mij kunt gij niets" (Joh. 15, 5). De vrucht waarvan hier sprake is, is de heiligheid van een leven, dat vruchtbaar geworden is door de vereniging met Christus. Wanneer wij in Jezus Christus geloven, deel hebben aan zijn mysteries en zijn geboden onderhouden, komt de Verlosser zelf om in ons zijn Vader en zijn broeders, onze Vader en onze broeders, te beminnen. Dankzij de heilige Geest wordt zijn persoon de levende en innerlijke regel van ons handelen. "Dit is mijn gebod dat gij elkander liefhebt, zoals Ik u heb liefgehad" (Joh. 15, 12) (KKK 2074).

Deus Caritas est

Jezus vertrekt vanuit de liefde, die God is. In de geschiedenis van de religies is hij de enige die God liefde noemt. De leerlingen uit de groep van Johannes nemen dit over. Een van hen schrijft brieven over de liefde en onderstreept sterk dat God liefde is. Hij zegt niet dat liefde God is, al is in elke liefde een teken van Gods liefde. “Waar goedheid heerst in ons bestaan, is God niet ver van ons vandaan” (ZJ 757).

Liefde uit zich vooral in daden. Jezus heeft zijn leven gegeven. Zijn doorboorde zijde is het grote teken geworden van zijn liefde. Zijn leven is gave. Dit blijft hij uitdrukken in de eucharistie die teken is van zijn gave. De eucharistie is telkens een oproep om een gegeven mens te zijn.

.

Jezus van Nazareth is de kruisdood gestorven. Zijn vrienden zagen in de Man met de doorboorde zijde het grootste teken van de gave van zijn leven. Hij was voor hen de man die tot het uiterste is gegaan in de liefde.

Die liefde vormt het zwaartepunt van elk christelijk leven, lees van elk mensenleven. In een wereld waarin de naam van God soms wordt verbonden met wraak of zelfs met de plicht tot haat en geweld, is dit een boodschap met een grote actualiteitswaarde.

 

Eros en agapè

Paus Benedictus wijdde zijn eerste wereldbrief aan een zin uit de eerste brief van Johannes ‘God is liefde’ (1 Joh, 4, 16).

Het begrip liefde is een van de meest gebruikte en ook een van de meest verkwanselde woorden. Een woord waaraan wij de meest uiteenlopende betekenissen geven. Het archetype van de liefde is deze tussen man en vrouw. Die passionele liefde noemden de Grieken ‘eros’. Daarnaast is er het ander aspect van de liefde: de ‘agapè’. Dit begrip drukt de ervaring van de liefde uit die een echte ontdekking van de andere wordt en op die manier het overheersende egoïstische karakter overstijgt. De liefde wordt aldus zorg van en voor de ander. Ze zoekt niet langer zichzelf – maar integendeel, het welzijn van de beminde ander.

De ‘stijgende’ en de ‘dalende’ liefde kunnen zich nooit volledig van elkaar scheiden. Hoe meer beide liefdesvormen hun juiste eenheid vinden in die unieke werkelijkheid van de liefde, des te meer uit zich de ware aard van de liefde. Al is de ‘Eros’ aanvankelijk vooral sensueel en ‘stijgend’ – de fascinatie voor de grote belofte van het geluk – als hij daarna dichter bij de ander komt, zal hij zich steeds minder vragen stellen over zichzelf en steeds meer het geluk van de ander zoeken. Hij zal zich steeds meer bekommeren om de ander. Hij zal zichzelf geven en hij zal verlangen er te zijn voor de ander.

 

De mens kan niet uitsluitend in de belangeloze, ‘dalende’ liefde leven. Hij kan niet alleen maar geven, hij moet ook krijgen. Wie liefde wil geven, moet er ook terugkrijgen als een gave.

Op tocht gaan.

Jezus geeft in het cenakel aan zijn leerlingen het grote gebod mee: elkaar lief te hebben zoals hij hen heeft liefgehad. De lat ligt hoog. Wij willen zoveel voor ons zelf houden. Het is niet gemakkelijk te leven in een wereld, waar het hard aan toegaat.

Jezus vraagt aan zijn leerlingen in zijn liefde te blijven. Vanuit deze verbondenheid zendt hij hen. Hij geeft hun de taak op tocht te gaan en vruchten voor te brengen, die blijvend zijn. Deze opdracht van Jezus heeft op het bidprentje gestaan bij de wijding van veel priesters. Hoe zwaar wegen de vruchten die we hebben voortgebracht? Wij hebben niet alles gedaan wat wij hadden kunnen doen. En dit wat we hebben gedaan lijkt nu overbodig en afgeschreven. Maar toch zijn er vruchten geplukt door de zorg van mensen voor elkaar, door een bemoedigend woord, door met aandacht te luisteren naar het verhaal van mensen, door een goede raad en een goede wenk. Er. blijft een kracht uitgaan van zovele kleine daden van goedheid, van de liefdevolle en deskundige inzet van mensen in de zorgsector, van iedereen die zijn beroep en taak eerlijk behartigt. Er zijn de vele goede vruchten van mannen en vrouwen, die het leven schenken en doorgeven en die met liefde zorgen voor kinderen en kleinkinderen. Liefde hoopt op wederkerigheid. Er is ook de liefde en de inzet bij mensen die zelf deze liefde niet meer kunnen beantwoorden.

Wie liefde ervaart en er zelf andere laat in delen, kent vreugde. Liefde schept vreugde. Waar zij is, is er vreugde. Wij mogen ons verheugen om het goede dat anderen doen. Broeder Alois en de gemeenschap van Taizé hebben bij de Europese jongerenbijeenkomst in Basel een voorstel gedaan om dit jaar als christen bij te dragen aan een klimaat van vreugde. Een van hun suggesties is dat wij God danken voor de gaven van en bij anderen. Zij verwijzen daarvoor naar het gebed van paus Franciscus in Lund bij de herdenking van 500 jaar Reformatie. “Heilige Geest; geef dat wij met vreugde de gaven mogen erkennen die in de Kerk gekomen zijn door de Reformatie.”

Jezus, dank u dat ik u danken mag!