Judas, de man die ontrouw werd (Hdn. 1,25)

De groep van 120 was in een soort adventstemming. Na hun ontreddering op Goede Vrijdag en de berichten over de Paasmorgen was er rust gekomen. De apostelen hadden verteld over hun ervaringen, ook over hun twijfel. Ze hebben die dagen veel verbanden gelegd tussen wat met Jezus was gebeurd en wat daarover in de Schriften geschreven stond. Ze wisten dat ze nu zouden moeten getuigen. Maar hoe die taak aanpakken in een wereld die hen niet goed gezind was. Jezus had gezegd dat ze moesten wachten op de Geest. Ze keken uit naar zijn komst en baden dat deze voorspelling in vervulling zou gaan.

Een plaats om in te vullen

In die periode werden ze dagelijks geconfronteerd met een lege plaats. Een van de twaalf was er niet. Hij had een rol gespeeld in de gebeurtenissen van het levenseinde van Jezus. Hij was het die contact had opgenomen met de hogepriesters en zo had bijgedragen dat Jezus gevangen werd en overgeleverd. Judas, de enige niet-Galileeër in de groep, was zoals zij vroeg vanaf het optreden van Jezus door hem geroepen. Hoe is het mogelijk dat een roeping zo eindigt en dat hij Jezus, die hem zeker als vriend beschouwde overgeleverd heeft, ja verraden? In de lijst van de apostelen staat hij als laatste vermeld en telkens hebben ze aan zijn naam toegevoegd: Judas, die Jezus verraden heeft.

Zijn plaats was belangrijk en ze moest opnieuw ingevuld. Lucas vermeldt in de Handelingen van de apostelen hoe een opvolger voor Judas werd verkozen. Petrus neemt hierbij het initiatief. Hij geeft de voorwaarden aan. Het moet een man zijn uit hun gezelschap; maar dan iemand die er bij was vanaf de tijd dat zij met Jezus verbonden waren, dit wil zeggen vanaf het doopsel van Johannes tot de dag dat Jezus werd weggenomen. Misschien heeft bij de discussie iemand de vraag gesteld of het niet een vrouw mocht zijn, want die behoorden toch tot de volgelingen van Jezus. Enkele van deze vrouwen waren aanwezig in die bovenzaal tijdens dit conclaaf avant la lettre.

De groep houdt overleg. Ze bidden tot God, die de harten kent en ze laten dan het lot beslissen wie van de twee voorgestelde de lege plaats van Judas zal invullen: Jozef Justus of Mattias. Het lot valt op deze laatste. Er is verder niets meer verteld over het leven en werk van deze nieuwe apostel. Van in de vierde eeuw zouden de relieken van deze apostelen in Trier zijn, waar zij nu rusten in de abdijkerk van de benedictijnen. Dit is dan het enige apostelgraf boven de Alpen.

Petrus doet in de Handelingen kort het verhaal van het levenseinde van Judas. Zijn versie van het verhaal is iets minder tragisch dan deze van Mattheus. (Mt. 27,5), die spreekt over de wroeging van Judas en diens zelfdoding.

De man van het verderf

Johannes en Mattheus hebben heel scherpe uitspraken over Judas. Johannes zegt dat Judas de beurs hield en een dief was (Joh. 12,6). In zijn afscheidsrede noemt Jezus die man de zoon van het verderf (Joh 17,12). Jezus weet wat er omgaat in het hart van de mens. Van wanneer had hij door dat Judas de verkeerde weg ging? Maanden voordien was er bij de Broodrede van Jezus in Kafarnaüm al een conflict geweest met Judas. Daar zei Jezus: “Ik heb jullie alle twaalf uitgekozen en toch is een van jullie een duivel.” De evangelist beweert dat Jezus hiermede “doelde op Judas, de zoon van Simon Iskariot, want hij, een van de twaalf, zou hem uitleveren” (Joh. 6,70). De evangelisten verklaren het handelen van Judas niet vanuit zijn geldzucht, al heeft de zorg om de beurs al menigeen verleid, tot in het Vaticaan toe. Ze verklaren het evenmin vanuit de ontgoocheling van Judas in zijn Messiasverwachting. Jezus bracht de verhoopte politieke en militaire bevrijding niet op gang.

Judas is het verhaal van een geschokt vertrouwen. De kus waarmee hij Jezus verraadt is daarvan een pijnlijk symbool. Is elk verraad verwerpelijk? Wat, wanneer het helpt om een tiran uit te schakelen?

Voor de Schriften is het verraad van Judas dit van een persoonlijke verantwoordelijkheid, waarbij tegelijk de macht van de boze optreedt. Zij zien in het handelen van Judas de macht van de boze. Het is de duivel, die Judas ertoe had aangezet om Jezus te verraden (Joh. 13,2). Wanneer Judas Jezus en de apostelen verlaat, is het nacht (Joh. 13,30). Het is de nacht die het licht belet. Die nacht bleef aanhouden bij Judas omdat hij het licht van Gods barmhartigheid niet aanvaardt. Daar waar vroeger de meeste predikanten Judas naar de eeuwige verdoemenis stuurden, laten we dit nu aan Gods barmhartigheid over.

Wanneer Jezus volgens Mattheus beweert dat een van de leerlingen hem zal overleveren, reageren ze bedroefd en vraagt elk van hen zich af of zij het niet zijn (Mt. 20;22). “Ik toch niet, Heer?”

 

Ich bin's, ich sollte büßen,
An Händen und an Füßen
Gebunden in der Höll.
Die Geißeln und die Banden
Und was du ausgestanden,
Das hat verdienet meine Seel

Mattheuspassie

 

Hoe ver reikt onze trouw? Zal ons hart Jezus niet verraden? Romano Guardini wijdt in zijn werk De Heer een gans hoofdstuk aan Judas dat hij als volg afsluit: “Judas onthult ons onszelf. Men begrijpt hem christelijk in zoverre als men hem begrijpt uit de kwade mogelijkheden van het eigen hart, en men God smeekt dit verraad, waarin wij telkens weer afglijden, geen kans te geven zich in ons vast te zetten. Want dat het verraad zich in ons vastzet, dat het bezit neemt van ons hart en dat hart geen uitweg meer vindt naar het levende berouw, – dat is Judas!” (De Heer, p. 451-452).

In een kapiteel van de basiliek van Vézelay is een beeld van Jezus, die als goede Herder de dode Judas op zijn schouders neemt en hem naar huis draagt (Christoph Wrembek, Judas, der Freund. Du, der du Judas trägst nach Hause, trage auch mich, Verlag Neue Stadt 2017).

Opdat ze één mogen zijn

De ontrouw van Judas, de verloochening door Petrus, de vlucht van de apostelen zijn zorgen van en voor Jezus, de hij meeneemt in zijn hogepriesterlijk gebed. Jezus vraagt dat Hij de leerlingen zal bewaren. Hij bidt om eenheid en smeekt dat de Vader hen bewaart voor het kwaad en hun toewijdt in de waarheid.

De week tussen Hemelvaart en Pinksteren is een gebedsweek voor de eenheid. Het gebed om de eenheid rondom Christus is er een van elke dag.

Heer Jezus Christus, Gij hebt aan Uw apostelen gezegd: “Vrede laat ik U, mijn vrede geef ik U.” Let niet op onze zonden maar op het geloof van Uw kerk; vervul Uw belofte: geef vrede in Uw naam en maak ons één. Gij die leeft in eeuwigheid. Amen