Over welke vreugde gaat het? Zou er een vreugde zijn die heel ons hart vervult? Zou er een vreugde zijn die geen einde kent? Zou er een vreugde zijn die ons in de vreugde doet geloven?
Het leven leert het anders. Veel eerste vreugden hebben ons nadien ontgoocheld. Geen enkele heeft ons nooit doen twijfelen. Van alle hebben we gedroomd dat ze zouden duren. Een zeldzame keer hebben we de vreugde van een ander 'ten volle' in ons bezeten. Er knaagt altijd wát aan onze vreugde. Ze is ook nooit van ons alleen. Maar wie deelt ze ooit 'ten volle'?
Jezus wil ons omgekeerd zijn vreugde 'ten volle' meedelen. Staat Hij niet oog in oog met de dood? Voorspelt Hij niet dat één van de Twaalf Hem zal verraden en dat Petrus Hem zal verloochenen? Weet Hij niet dat allen zullen vluchten? Welke vreugde kan Hem dan bezielen? En welke vreugde kan Hij ons meedelen? Welke vreugde kan Hij ons 'ten volle' doen bezitten?
Straks is het Pinksteren. Dan zal de Heilige Geest ons alles doen begrijpen. Maar nu, tussen Hemelvaart en Pinksteren, na de verslagenheid omwille van Jezus' dood en de bemoediging van de verschijningen, benauwd om zijn heengaan, maar vertrouwend op zijn laatste woorden, eensgezind volhardend in het gebed, samen met de apostelen, 'met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders', dringen zijn afscheidswoorden reeds naar de oppervlakte van ons verstaan. Wij gaan de zevende week in sedert Hij gestorven en verrezen is.
De vreugde die Jezus ons meedeelt is die van het besef dat de liefde sterker is dan de dood. Alles dringt langzaam maar zeker tot ons door. De vreugde om zijn verrijzenis kan niet ongedaan gemaakt. Zij zal blijven en volkomen zijn. Wij zullen ze 'ten volle bezitten'. Groter vreugde zal ons niet meer gegeven worden. We zullen ook geen groter vreugde meer zoeken. Hij is niet meer van deze wereld. Hij is eigenlijk nooit van deze wereld geweest. Ook wij zijn niet meer van deze wereld. Sedert we Hem volgen zijn we niet meer van deze wereld. 'Ons leven is nu verborgen met Christus in God'. Hij heeft het gezegd op het Laatste Avondmaal: 'De wereld heeft hen gehaat omdat zij niet van de wereld zijn zoals Ik niet van de wereld ben Onze vreugde is voortaan met Hem verborgen in God. Heeft Hij niet gezegd: 'Gij zult wenen en weeklagen, terwijl de wereld zich zal verheugen. Gij zult bedroeft zijn, maar uw droefenis zal in vreugde verkeren'. Dit is de tijd van de ommekeer. Heeft Hij ook niet gezegd: 'Wanneer Ik van de aarde zal zijn omhooggeheven zal Ik allen tot Mij trekken'.
Dit is de tijd waarin Hij ons tot zich trekt. We staan tussen ons verleden en de toekomst met Hem, tussen de aarde en de hemel, tussen ons heimwee naar de vreugden van vroeger en de blijdschap Hem te volgen tot waar Hijzelf al is. We zijn als de vrouw die gaat baren. Zij is 'bedroefd omdat haar uur gekomen is; maar wanneer zij het kindje ter wereld heeft gebracht, denkt zij niet meer aan de pijn, van blijdschap dat er een mens ter wereld is gekomen'.
De Paastijd is een tijd van vreugde en strijd. Jezus bidt dat de 'heilige Vader' ons beware 'in zijn Naam'. Hijzelf heeft ons in eenheid bewaard toen Hij nog bij ons was. Onze 'heilige Vader' moge ons bewaren in deze tijd, nu Jezus van ons is weggenomen. Hij zál ons bewaren. Jezus zal op nieuwe wijze onder ons zijn en de Heilige Geest zal ons helpen en troosten in de droefheid die we nog zullen kennen. 'Leven in overvloed' en 'volkomen vreugde' zullen ons deel zijn.
'Wijd hen U toe in de waarheid', bidt Jezus. Leven, vreugde en waarheid vormen een eenheid. De waarheid over de vrouw die haar kind draagt is dat zij leven en vreugde wil schenken. De toewijding van haar man in deze waarheid is haar grootste steun. In de Paastijd wijdt Jezus ons aan God toe in de waarheid die ons leven en vreugde doet vinden en doorgeven.