Noach en de doop (2009)

Overweging over Noach en de doop

bij Genesis 9,8-17 en 1 Petrus 3, 18-22

Het verbond van God met Noach na de zondvloed, het verbond van God met ieder van ons door de doop. Een prachtig thema om een overweging over te houden. Ik heb me voorgenomen om het niet zo lang te maken als de vorige keer. Ook al zijn er zoveel mooie zijpaden te verkennen. Het verhaal over Adam en Eva en over Noach liggen in elkaars verlengde. Ze staan allebei voorin Genesis, en zijn aan elkaar verwant. Na de commotie in dit Darwinjaar rond uitspraken van Andries Knevel kan ik het toch niet laten het zijpad van schepping en evolutie te verkennen. Want dat kan iets opleveren op onze verdere tocht. Hoe kijkt mijn kerk aan tegen schepping en evolutie? Het verbaast u misschien, maar in mijn kerk speelt de discussie daarover nauwelijks tot niet. Ik ken geen katholieke creationisten en al helemaal geen katholieken die het scheppingsverhaal letterlijk nemen. Dat heeft te maken met de katholieke omgang met de Schrift. De Bijbel is Gods Woord, ook voor mij. Maar, zoals Paulus al zegt: al ons kennen is beperkt. God woont in een ontoegankelijk licht. Dus al ken je de hele Bijbel van kaft tot kaft; dit kennen stelt ons niet in staat om de geheimen van God te doorgronden. Kennis van de Bijbel is voor een christen nuttig, ja zelfs noodzakelijk, als stof ter bezinning, als spiegel, als toetssteen. Maar voor een katholiek vindt de ontmoeting met God primair plaats in het ritueel, in de liturgie, in de viering rond de sacramenten. En daarbinnen is de lezing en de uitleg van de Schrift slechts een onderdeel. Het geheim van Gods aanwezigheid wordt in rituele vormen toegankelijk gemaakt, niet toegankelijk voor de ratio maar wel ervaarbaar voor ons diepste wezen, voor onze ziel. Allerlei teksten, of het nu gebeden zijn of Schriftgedeelten, zijn bedoeld om in het ritueel de ontmoeting met God op te roepen, uit te beelden, symbolisch uit te drukken en zo tot werkelijkheid te maken. De liturgie, de ontmoeting met God voert ons weg uit het alledaagse en brengt ons in contact met het heilige. Het heilige is voor ieder die daar voor open staat even fascinerend als huiveringwekkend. Fascinerend, omdat het onze diepste verlangens vervult, maar ook huiveringwekkend, omdat de aanwezigheid van God alle denken en voelen te boven gaat. In de Schrift zijn daar vele voorbeelden van te vinden.
Dat mengsel van fascinatie en huivering voor het heilige was ook goed bekend bij de mensen in het Midden Oosten van een aantal millennia geleden. De schrijver van het verhaal over Noach behoorde tot een klein volk. Veel groter en machtiger waren de culturen van Egypte, Assyrië, Babylonië en later Perzië. Het vredige bestaan van kleine groepen mensen in de steppen was al eeuwenlang voorbij. Overal kenden de volkeren angst en ontzetting, niet alleen door het natuurgeweld, maar ook door de vele oorlogen en de strijd om de macht. Wat is dan cultuur, wat is dan religie? Het is het zoeken, vanuit het diepst van de ziel van een volk, naar houvast, naar identiteit, naar een verborgen ordening, naar vrede. Hun teksten en rituelen weerspiegelen de inzichten die ze al doende opdoen. Zo ontstaat in Irak het Gilgamesj-epos. In de 19e eeuw zijn de kleitabletten met dat verhaal gevonden, in spijkerschrift; ze zijn meer dan 4000 jaar oud. Het verhaal gaat over de goden die de mensheid door een vloed willen ombrengen. Een van hen, de god Ea, beseft dat de goden zo ook hun eigen graf graven. Want de goden zijn afhankelijk van de offers van de mensen. Ea verraadt het dreigende onheil aan de mens Utnapisjtin en brengt hem ertoe een schip te bouwen. Zo overleeft zijn familie de storm en de vloed. Het schip komt op een berg terecht, waar het nog zeven dagen blijft liggen. Oetnapisjtim laat een aantal vogels uitvliegen. Tegen de tijd dat de derde vogel, een raaf wordt uitgezonden, is de aarde droog genoeg, want de raaf keert niet meer terug.
Wat doet de joodse schrijver van ons zondvloedverhaal? Hij is niet tevreden met de versie uit de omringende cultuur. Ook hij worstelt met de voorstellingen van goden en mensen en met het beeld van hun onderlinge relatie. Bij deze jood komt de waarde van de rechtvaardigheid binnen in het verhaal. Noem het: voortschrijdend inzicht. Je kunt het ook openbaring noemen: de nieuwe versie van het verhaal, van de mythe, wordt hem door God geschonken in het diepst van zijn ziel. Het komt van God, want het doet meer recht én aan God én aan de mensen. De bewerking maakt het verhaal wezenlijk anders. De mens blijft even grillig en even kwetsbaar. Maar de hemel wordt, in al zijn ondoorgrondelijkheid, toch minder een vat vol tegenstellingen. De voorzitter van de raad der goden, Jahweh genoemd, is niet meer afhankelijk van offers. Hij wil wel de zondige mensheid straffen. Maar Hij redt de rechtvaardige Noach en zijn familie. Na de zondvloed sluit Hij met Noach een verbond. En Hij plaatst de regenboog aan het hemelgewelf om zichzelf aan dit verbond, aan dit totaal nieuwe concept, te herinneren. Hij mocht het eens vergeten, en terugvallen naar de oude versie, waarin de goden elkaar en de mensen zonder reden te vuur en te zwaard bevochten.
Tot zover deze zijsprong naar het mythische verhaal van de zondvloed. Wie beseft dat dit een mythe is, een bewerking ook nog van een ouder verhaal, zal nooit op zoek gaan naar de resten van een oud schip op de berg Ararat. Archeologie is interessant. Maar wil je de mythen van het geloof betekenis laten hebben voor je ziel, voor de kern van je identiteit als mens, dan is er heel iets anders no-dig dan tastbare bewijzen. Het heeft weinig zin om te bewijzen dat het verhaal historisch is, of het nu over Utnapisjtin of over Noach gaat. We hebben de verhalen, door God aan de mensen ingegeven. We kunnen ontdekken dat het verhaal betekenis heeft voor onze ziel, en voor onze relatie met God. Wil je dat ontdekken, dan is noodzakelijk dat ook wij dezelfde diepmenselijke vragen toelaten waarmee de volkeren uit het Midden Oosten in de Bronstijd worstelden: wie ben ik, wie zijn wij, hoe is God, hoe kunnen wij een relatie met God onderhouden, hoe vinden we een innerlijk houvast en innerlijke vrede in onze ziel te midden van de onrust van onze tijd en van ons eigen hart?
Dat zijn geen vragen voor achter de studeertafel. Het zijn de vragen van ieder mens die op zich toelaat hoe hoog wij als mensen kunnen stijgen en hoe diep we kunnen vallen. Allemaal hebben we uit ervaring wel een besef hoe wij individueel en collectief verscheurd kunnen worden door angst, haat, onzekerheid en zelfbeklag. En ik hoop dat we ook uit ervaring weten hoe sterk de kracht van de liefde is, van God in ons. Allemaal hebben we denk ik er wel weet van hoe we kunnen stralen vanuit het diepst van onze ziel. Allemaal weten we ook hoe we de toegang tot onze ziel kunnen blokkeren: door ons te verschansen in bezit of status of rotsvaste zekerheden die eigenlijk op drijfzand zijn gebouwd. Noach stond open voor God. Hij bouwde zijn schip en vertrouwde op een goede afloop.
Nu kom ik bij de tweede lezing, uit de brief van Petrus. Laten we ook die eens lezen vanuit onze diepste bestaansvraag: hoe kan ik weten dat wij niet voor het noodlot geboren zijn? Waar kan ik te midden van alle onrust en onzekerheid houvast vinden, echte vrede? Is het wel mogelijk om vreugde te scheppen in dit wisselvallige leven, en vreugde te vinden in de relatie met God. Er zijn verrassende parallellen tussen Genesis en de eerste Petrusbrief. Bij Noach is Jahweh de onbetwiste en machtige voorzitter van de raad der goden. Bij Petrus is Jezus gezeteld aan Gods rechterhand, en alle engelen, machten en krachten zijn aan hem onderworpen. De kwade machten zijn dus niet goddelijk, staan niet op dezelfde hoogte als de goede Godheid, zoals in het Gilgamesj-epos nog het geval was. Want daar strijden de goden tegen elkaar en tegen de mensen, uit pure willekeur. De tekst van Genesis voert ons dus symbolisch in in een bepaalde voorstelling van de werkelijkheid. Een, waar niet het noodlot of het grillige toeval regeert. Dat is een werkelijkheid, waarin onze ziel rust kan vinden.
Een andere overeenkomst is dat Noach én Jezus de confrontatie met de doodsmachten doorstaan. Noach naar den vleze, en, Jezus, volgens Petrus, naar de geest. De verrezen Jezus leidt een geestelijk bestaan. Maar juist daardoor kan hij afdalen naar de onderwereld. Daar leven alle verdoemde zondaars, zij die ten tijde van Noach weigerden te gehoorzamen aan Gods bevel om hun leven te beteren. Ook voor hen is er toekomst. Er staat dat Jezus hen de blijde boodschap verkondigt dat hij geleden heeft voor de zonden van de onrechtvaardigen. Ook hen wil Hij bij God te brengen. Opnieuw een krachtig signaal voor onze ziel. Petrus voert ons binnen in een symbolische voorstelling van de relatie tussen God en ons. In die voorstelling bestaat er geen eeuwige verdoemenis. Een mens kan wel totaal in zichzelf gevangen zitten, vanwege zijn slechtheid, of vanwege zijn kwetsbaarheid. Maar de kracht God, de kracht van de liefde is sterker dan alle kwaad, zelfs sterker dan de dood.
Tenslotte kom ik dan uit bij de doop in Christus die we allemaal, protestant of katholiek, hebben ondergaan. De meesten van ons waren in ons eerste levensjaar: kwetsbaar, afhankelijk en klein. Hoe kan Petrus nu zeggen dat het water van de zondvloed een voorafbeelding is van het water van de doop? Dat kan omdat de onderdompeling in het doopwater door de jonge kerk werd gezien als een sterven met Christus. Zowel Noach als Jezus waren in het uur van hun doodsnood totaal overgeleverd aan God. Noach en zijn gezin en alle dieren dreven in de storm stuurloos rond op de kolkende watermassa's. Ook Jezus huiverde oog in oog met de dood en Hij riep uit: "Niet mijn wil, maar Uw wil geschiedde". Zowel Noach als Jezus zijn gedwongen zich helemaal over te geven. Ze hebben alle greep op het leven verloren. Zulke momenten kennen wij ook. Momenten van fundamentele angst en wanhoop. Zowel Noach als Jezus worden gered uit de kolkende maalstroom van het kwaad. Er is toekomst. Als je weet hebt van je eigen kwetsbaarheid en nietigheid, dan moet het voor je ziel een verademing zijn als je wordt binnengeleid in deze symbolische voorstelling. Hier wordt je voorgehouden dat het kwaad niet het laatste woord heeft. Door de doop gaan we eerst kopje onder. De kwetsbaarheid van het leven en de macht van het kwaad wordt op geen enkele manier ontkend. Maar dan verrijzen we met Christus, met Noach, tot nieuw leven. Te midden van de chaos, wanneer we alle grip verliezen, roepen we God aan, zoals ook in vele psalmen gebeurt. En dan gebeurt het wonder: we worden gehoord, we worden gered, er is nieuw leven, er kan rust komen in onze ziel.
Is de doop dan een garantie tegen wanhoop, tegen depressie, tegen de macht van het kwaad? Natuurlijk niet. Wij blijven ook na de doop de kwetsbare mensen die we zijn, en soms zullen we ons heel nietig voelen. Wat is de doop dan? De doop heeft ons bestaan ondergedompeld in de liefde van Christus. Petrus zegt daarvan: "De doop wast niet het vuil van uw lichaam, het is een vraag aan God om een zuiver geweten". God kan ons diep van binnen een zuiverheid schenken, een helder weten. Dat zuivere weten kan wel overwoekerd worden, maar niet kapotgemaakt door cynisme, door angst, door haat. Altijd, onder welke omstandigheden dan ook, kunnen wij terugkeren naar die bron van levend water. Ook al stelt het leven ons ernstig op de proef, altijd kunnen wij afdalen naar die bron, naar dat fundament dat Christus in ons is. Alleen: het vraagt oefening, toewijding, concentratie. De ziel moet wel ruimte krijgen. Daartoe komen we in onze kerken elke week samen. Om ruimte te maken voor onze ziel. Om elkaar binnen te voeren in de geheimen van God. Elke week treden we binnen in de grote ruimte van het verbond. God heeft in Noach en in Christus met ons een verbond gesloten. Het noodlot kan verschrikkelijk sterk lijken. De machten van het kwaad en de dood kunnen overrompelend lijken voor ons angstige gemoed. Maar door ruimte te maken voor onze ziel en elkaar te herinneren aan het verbond kan het vertrouwen op God steeds opnieuw bevestigd worden, versterkt, gevierd en verkondigd. De prachtige kleuren van de regenboog mogen ons steeds weer ontroeren, en troosten, en bemoedigen. Mogen onze kerken groeien in het vermogen om precies dat te bemiddelen, tot lof van Christus. Amen.

Genesis 9, 8-17 Ook zei God tegen Noach en zijn zonen: ‘Hierbij sluit ik een verbond met jullie en met je nakomelingen, en met alle levende wezens die bij jullie zijn: vogels, vee en wilde dieren, met alles wat uit de ark is gekomen, alle dieren op aarde. Deze belofte doe ik jullie: nooit weer zal alles wat leeft door het water van een vloed worden uitgeroeid, nooit weer zal er een zondvloed komen om de aarde te vernietigen. En dit,' zei God, ‘zal voor alle komende generaties het teken zijn van het verbond tussen mij en jullie en alle levende wezens bij jullie: ik plaats mijn boog in de wolken; die zal het teken zijn van het verbond tussen mij en de aarde. Wanneer ik wolken samendrijf boven de aarde en in die wolken de boog zichtbaar wordt, zal ik denken aan mijn verbond met jullie en met al wat leeft, en nooit weer zal het water aanzwellen tot een vloed die alles en iedereen vernietigt. Als ik de boog in de wolken zie verschijnen, zal ik denken aan het eeuwigdurende verbond tussen God en al wat op aarde leeft. Dit,' zei God tegen Noach, ‘is het teken van het verbond dat ik met alle levende wezens op aarde gesloten heb.'

1 Petrus 3, 18-22 Ook Christus immers heeft, terwijl hij zelf rechtvaardig was, geleden voor de zonden van onrechtvaardigen, voor eens en altijd, om u zo bij God te brengen. Naar het lichaam werd hij gedood maar naar de geest tot leven gewekt. Hij is naar de geesten gegaan die gevangen zaten, om dit alles te verkondigen aan hen die ten tijde van Noach weigerden te gehoorzamen, toen God geduldig wachtte en de ark gebouwd werd. In de ark werden slechts enkele mensen, acht in totaal, van de watervloed gered, en dat water is een voorafbeelding van het water van de doop, waardoor u nu wordt gered. De doop wast niet het vuil van uw lichaam, het is een vraag aan God om een zuiver geweten. Hierom kunt u vragen dankzij de opstanding van Jezus Christus, die de hemel is binnengegaan en nu aan Gods rechterhand zit, terwijl de engelen, machten en krachten aan hem onderworpen zijn. Amen.

Voorbeden

Kom, adem ons open, Gij, de schepper van hemel en aarde. Vervul ons met uw Geest, nu wij ons hebben gevoed met Uw Woord. Wees toch voelbaar aanwezig, Heer, in uw kerk, bij alle gemeenschappen die samenkomen rondom Uw woord en de tekenen van uw nabijheid. Adem ons open, God, en vervul ons met uw vrede.
Kom, adem ons open, God, en wees ook allen nabij die zich overgeleverd voelen aan het noodlot of aan de macht van het kwaad. Wees toch in hen, God, als vertrouwen, als vrede, als hoop ondanks alle angst en bitterheid.

(ZWO:) Goede God, biddend willen wij verbonden zijn met hen die zoeken naar wegen van verzoening en vrede waar geweld mensen in zijn greep houdt. Geef de vredestichters kracht en fantasie op de lange weg die zij moeten gaan. Dat ze open blijven voor elk teken van vooruitgang en niet vastlopen in de twijfel. Wees er, God, voor alle geduldige en zachtmoedige mensen, ook in ons midden, die nieuwe wegen willen gaan. Ondersteun hen en houd hen gaande.
Goede God, wees ook allen nabij die ziek zijn, thuis of in het ziekenhuis. Wees met ieder van ons, die depressief is of angstig, of gebukt gaat onder onzekerheid over werk of inkomen.
God van het verbond, door het doopsel zijn wij verbonden met Christus. Maak ons dan, door Uw Geest, tot lichtvoetige mensen, met gevoel voor goedheid, waarheid en schoonheid. Uw vrede en uw liefde zijn ons fundament. Draag ons dan door de tijden, God, vandaag en altijd, tot in eeuwigheid. Amen.