1

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 419 niet laden

Soms denk ik: Onze poes, Koetje genaamd, oefent voor haan ...

 

Ruimschoots voordat het tijdstip om op te staan in de pastorie is aangebroken hoor ik haar al vaak druk in de weer en luidkeels miauwen. Driemaal raden natuurlijk wat er aan de hand is ...

Honger!

Dat ik aan de poes moest denken bij mijn toeleven naar deze verkondiging, dierbare gasten en parochianen van deze Vredeskerk; dat ik aan Koetje-die-oefent-voor-haan moest denken, dat is natuurlijk vanwege de eerste lezing én vanwege de evangelielezing van deze eerste zondag in de veertigdaagse vastentijd.

Want God zegt in eerste lezing tegen Noach en zijn zonen: "Nu sluit ik mijn verbond met u en met uw nageslacht, en met alle levende wezens die bij u zijn, met de vogels en de viervoetige dieren, met alle dieren van de aarde die bij u zijn, alle dieren die uit de ark zijn gekomen, alle dieren van de aarde." Het gáát niet alleen over ons, de mensen, in de bijbel en bij God. Het gaat óók over alle andere levende wezens en dus met name ook over de dieren. Die horen er ook bij. In het verbond dat God met Noach gesloten heeft worden ook de dieren ingesloten.    

In de evangelielezing over Jezus die door de Geest naar de woestijn gedreven werd en die daar veertig dagen verblijft en door de satan op de proef wordt gesteld, ook dáárin komen dieren voor, wilde dieren nog wel: "Hij was in gezelschap van de wilde dieren" zo staat er.

Er is veel dat de wereld van de mensen en de dieren verbindt. Wij hebben veel met elkaar gemeen, met name de meest basale dingen van het leven. Zo moeten mens en dier allebei voer zoeken. We moeten allebei eten. Dat de mensen vanuit Afrika Europa proberen binnen te komen, daarvoor is in wezen maar één simpele en tragische reden, namelijk deze dat mensen die honger hebben gaan naar waar het brood is omdat het brood nu eenmaal niet naar hén toekomt[1].

Honger. Mens en dier hebben allebei honger. "Ik heb honger". Wíj mochten het als kinderen niet zeggen. "Júllie, jullie weten niet wat honger ís ..." zeiden mijn vader en moeder dan ... "Wij, vroeger, in de oorlog en de mensen in de arme landen, díe hebben honger."

Maar nu is de veertigdaagse vastentijd weer aangebroken. Gods volk, Israël, doolde veertig jaar door de woestijn. Jezus, Gods Zoon, werd eveneens door de Geest "recht de woestijn in gedreven". En vanaf aswoensdag tot en met paaszaterdag houden wij als kerkgemeenschap Israël en Jezus daar in die woestijn gezelschap - behalve op zondag, dan hoeft er niet gevast te worden, dán kunnen we de teugels dus een beetje laten vieren, al ontraad ik u om op de zondagen in de vastentijd bacchanalen aan te richten. Veertig dagen lang heel bewust stilstaan bij je impulsen. Veertig dagen proberen om niet, zoals een mot op de lamp, af te gaan op wat lekker en leuk is. Bewust afstand nemen. Minder eten en drinken. Soberder eten en drinken. Misschien soms ook: even níet eten en drinken. Even een beetje voelen wat honger en dorst is. En méér bidden. Je vaak koortsachtige activiteiten vaker bewust onderbreken om in stilte met je hoofd en je hart bij God, bij Jezus te zijn, bij Maria, bij de heiligen in de hemel. Méér aan anderen denken ook en minder aan jezelf. Minder geld ook voor jezelf uitgeven en méér aan anderen. Met name kan dat middels de Vastenaktie gebeuren. Dit jaar zamelen we in voor een project in Kenia.

Veelgeliefden, waar is het allemaal goed voor? Waar is met name die onthouding, dat lichamelijke vasten goed voor? "Ik geef zó wel" zou u kunnen zeggen ...

Ik heb er de afgelopen week een mooi boekje over gelezen. Het heet "Vasten" en het is geschreven door de Duitse Benedictijner monnik Anselm Grün. Ik kan het u allemaal aanraden. Zeer lezenswaard. Vasten intensiveert het gebed stelt Anselm Grün. Met name geldt dat voor het smeekgebed zegt hij: "Als het me werkelijk ernst is om voor iemand te bidden of met een bepaald verzoek te bidden, (dan) komt dat het best tot uitdrukking als ik vastend bid. Mijn bidden blijft dan niet slechts beperkt tot het hoofd, het wordt niet gereduceerd tot een paar gedachten of woorden, maar omvat mijn hele existentie. Ik smeek met lichaam en ziel tot God, ik belijd met mijn vasten dat ik zelf in deze situatie niets vermag, dat is slechts ben aangewezen op Gods hulp." "In het vasten wordt men één met de mens voor wie men vast. In het Grieks betekent "barmhartig zijn" geroerd worden tot in zijn ingewanden. De ingewanden zijn "de plek waar onze diepste en sterkste emoties zetelen"[2]. Bij het vasten stop ik de ingewanden niet vol met voedsel om me tegenover anderen af te sluiten en immuun te maken, maar ik word ontvankelijk en solidair, ik laat de anderen bij me binnen, in het meest kwetsbare deel van mijn wezen. Zo opent het vasten ons de weg tot medelijden en barmhartigheid. Het vastend bidden is niet een bidden op afstand, maar een vasten vanuit de verwonding door de ander. In het vasten daal ik af in mijn afgrond, in mijn onmacht, om daarin op de afgrond van de ander te stuiten en die beide afgronden samen te richten op Gods barmhartigheid." Tot zover Anselm Grün. Het is niet niks wat hij daar zegt. Ga er maar aanstaan ...

"Je betrokkenheid versterken". Misschien dat je de zin van het vasten zó zou kunnen samenvatten. "Een maatschappij waarin men van alles de prijs kent en van niets de waarde". Zó karakteriseert een andere monnik,

Enzo Bianchi, onze samenleving[3]. Oef! Die zít ... In de veertigdaagse vastentijd worden we uitgenodigd om erover na te denken in hoeverre dat waardeloze van die samenleving ook in ons zit. En dan natuurlijk vervolgens: proberen om de paaltjes in je leven te verzetten. Jezelf bekeren. Omkeren. Terugkeren naar de Bron, naar God. Ik citeer nogmaals Enzo Bianchi: "Eten is als seksualiteit" zegt hij: "Óf het is veelzeggend, wélsprekend, óf het is agressiviteit, consumisme, óf het is beschouwend en geordend óf het is dierlijk; óf het is een gebeurtenis waarbij men rekening met anderen houdt ófwel het wordt iets werktuigelijks, iets dingmatigs en iets dat afbreuk doet; ófwel een mens stijgt boven zichzelf uit en wordt getransformeerd terwijl hij of zij eet of bemint ófwel dat eten of beminnen wordt iets monotoons en banaals."[4] De wijsheid van een monnik. Vasten is denk ik: oefenen om het verschil te ervaren tussen de ene en de andere manier van omgaan met het eten, met het beminnen, met heel het leven, met dat van jezelf en met dat van de anderen.

's Morgens in alle vroegte, het is nog donker, miauwt Koetje, onze poes, luidkeels. Maar ze krijgt haar melk en brokjes pas ná het morgengebed. Want al noem ik haar dan soms wel "tijger", ze ís een poes. En een poes is een huisdier, een "gedomesticeerd", een getemd dier. Dat hebben wíj gedaan, de mensen. En zó blijven wij ook voortdurend voor de opdracht staan om het dierlijke in onszelf te temmen. Jezus was in het gezelschap van de wilde dieren. De leeuw en de tijger, de adder en de beer bíj hem en ín hem. Ze kwamen tot rust. "En de engelen stonden Hem ten dienste". Zo is het. Als wij het onze doen, dan doet God de rest, dan werkt God mee. Mogen wij het in deze veertigdaagse vastentijd allen ervaren. "Bekeer u! Heb geloof in de goede boodschap." Amen.