Ik ben de Heer uw God (Ex.10,1)

Op het gedachtenisprentje van André, een overleden confrater staat een gedicht van Toon Hermans (1916-2000):

Mens.

In een klein huisje

zit in een nóg kleiner kamertje

aan een nóg kleiner tafeltje

een nóg kleiner mensje

en schrijft op een nóg kleiner papiertje

met een nóg kleiner pennetje

een nóg kleiner woordje:

GOD

— Ik heb het leven lief.

Deze tekst zou de indruk kunnen wekken alsof God aan de rand staat, vergeten en afgeschreven. Dit was zeker niet bij de overleden confrater. Hij maakte dagelijks tijd voor gebed en meditatie en hij schreef daarover meestal een korte tekst. Voor de Nederlandse cabaretier Toon Hermans was God evenmin een randgeval. Hij was een diepgelovig man. Hij schreef onder meer twee gebedenboekjes. De laatste jaren van zijn leven had hij een reeks gesprekken over God en geloof met Mieke Mosmuller, een bevriende arts en schrijfster. Deze zijn gebundeld in het boek Gewoon God.

Toch ontkomen we niet aan de indruk dat God afwezig is in de gedachten van velen. Velen leven alsof hij niet bestaat. Al moeten wij hier alweer nuanceren. Zie het boek van David Dessin, God is een vluchteling. De terugkeer van het christendom in de Lage Landen. De moslims in ons midden verzwijgen God niet

Hilde Van den Eynde deed onderzoek voor de krant De Standaard en beschrijft “hoe religie terug is van nooit weggeweest. Vele kerken liepen leeg, andere lopen weer vol met nieuwe gelovigen en hun eigen God. Als God ooit dood was, dan lijkt hij nu volop te verrijzen.”

Tien levenswoorden

God is voor Joden en christenen aanwezig doorheen het Oud en Nieuw Testament. Hij is er aan het woord en aan het werk. Hij blijft het doorheen de tijd. God heeft menigmaal aan zijn profeten een verbond aangeboden. Mozes is de grootste profeet uit het Oude Testament. Zijn roeping begint bij het brandend braambos. God maakt zich bekend onder de naam Jahweh. Hij is de God, die het lijden van zijn volk heeft gezien en hun smeken heeft gehoord. Mozes leidt de bevrijdingstocht uit Egypte al door de Rode Zee; Op de Sinaï sluit God een verbond met zijn volk. Daarin zijn de tien woorden, die wij op deze derde zondag van de Veertigdagentijd horen van uitzonderlijk belang. Zij verwijzen naar God en de medemens, zij bevorderen gerechtigheid en vrijheid.

Het heeft wel een aantal jaren geduurd eer we de tekst kregen in de formulering die wij nu lezen. In hun huidige vorm stammen zij uit de late koningstijd, kort vóór de ballingschap (7de eeuw v. Chr.). De Bijbel heeft twee versies, maar die weinig van elkaar verschillen. Ze zijn telkens verbonden met het verhaal van het verbond op de Sinaï, waar Jahweh zijn richtlijnen geeft aan Mozes voor het volk (Ex. 20,1-17 en Deut. 5,6-21). Deze versies zijn wat langer dan de weergave ervan in versvorm volgens de Catechismus van 1946:

Bovenal bemin één God.

Zweer niet ijdel, vloek noch spot.

Heilig steeds de dag des Heren.

Vader, moeder zult gij eren.

Dood niet, geef geen ergernis.

Doe nooit wat onkuisheid is.

Vlucht het stelen en bedriegen,

Ook de achterklap en 't liegen.

Wees steeds kuis in uw gemoed.

En begeer nooit iemands goed.

De geboden - de Joden spreken liever van de tien woorden, van de decaloog - zijn door hen gehoord als een deel van het verbond dat God op de Sinaï met zijn volk sluit. Hij wil hun God zijn, die mochten ze ervaren doorheen hun bevrijding uit Egypte, Hij verwacht van hen dat zij een levenswandel volgen in liefde tot God en in respect voor hun medemens. God staat groot geschreven in de decaloog.

Mozes is niet de uitvinder van de tien geboden. Er zijn oudere verzamelingen van wetteksten en voorschriften, zoals de code van Hammurabi uit Mesopotamië. Om leven te beschermen en te ordenen zijn afspraken nodig. De mens is geneigd zichzelf als dominant voorop te stellen. De ene wil de andere overtroeven en overmeesteren en staat hem desgevallend naar het leven.

De geboden beogen de eerbied voor de andere mens. Hun samenvatting steekt in de gouden regel: “Doe niet aan een ander wat je niet wil dat het aan zou gebeuren.”

Verboden te verbieden

Toch is er een wrevel tegen wat geboden wordt en voorgeschreven. De hedendaagse mens houdt niet van gemoraliseer en een opgestoken vinger. Zijn de geboden voor hem een wegwijzer of een hinderpaal? Naarmate de maatschappij ingewikkeld wordt, neemt het aantal voorschriften toe. Wat moeten we allemaal niet doen om gezond te blijven en de opwarming van de aarde tegen te houden!

“Verboden te verbieden”, een slogan uit de meidagen 1968. Onder dit motto ‘verboden te verbieden’ werd geageerd tegen bevoogdende instanties en verknechtende structuren, maar welke prijs werd er voor die emancipatie betaald?” Tertio wijdde het laatste nummer van december 2017 aan die vraag.

Elke dag zien we de gevolgen wanneer de geboden op zij worden gezet: oorlog, moorden, fiscale paradijzen, fake nieuws. Waar gaan we naar toe als men beveelt te doden, te stelen, te liegen, er op los te leven. De tien woorden kunnen steeds verfijnd worden en ingevuld opdat het goede zou groeien en de menselijkheid voor elk individu zou toenemen;

De tien geboden zijn gevulgariseerd onder het beeld van de twee stenen tafelen. De eerste hebben betrekking op de verhouding met God, de tweede op deze naar de medemens. Het lijkt of we enkel nog naar de tweede kijken.

Maar joden en christenen verbinden en behouden beide tafels omwille van God die bevrijdt en ons oproept als vrije mensen te leven. Door ons aan God te binden, ontsnappen wij aan de slavernij van de afgoden. Wij beseffen dat Gods gelaat aanwezig is in het gelaat van de ander. Door ons te binden aan het goede, worden wij niet minder mens, integendeel. “Gelukkig wie leven naar de wet van de HEER” (119,1). Wie God liefheeft en zijn geboden onderhoudt, mag rekenen op zijn goedheid en zegen. Dit deed Toon Hermans in zijn ochtendgebed.

Heer,

in de morgen

vraag ik om Uw zegen.

Misschien doe ik dat wel

omdat ik zo graag leef.

Altijd hoop ik opnieuw

dat U mijn dagen zult zegenen.

Ja, ik heb het leven lief

en vul het glas tot aan de rand,

maar ik weet zeker, Heer,

dat ik dit leven

zinloos zal vinden

vanaf de dag

dat ik niet meer hopen mag

op U.

Zie op internet: Tien Woorden- Koenraad De Wolf