Beste vrienden,
Ik denk dat we wel mogen zeggen dat de meeste mensen wel één of ander hobby hebben. Voor sommigen wordt dat hobby zelfs zo belangrijk dat hij of zij er het hele jaarlijkse verlof aan wijdt. Daarbij denk ik aan surfers bijvoorbeeld surfers of beoefenaars van de duiksport. Anderen spelen dan weer tennis of golf, en nog anderen werken in de tuin of houden zich bezig met muziek…
Hobby’s zijn belangrijk en ze worden gekoesterd omdat we er vreugde aan beleven en ook omdat ze een elementaire tegenhanger zijn voor de sleur van ons dagelijks leven.
Maar hoe is dat eigenlijk met ons Christen zijn? Is dat voor ons misschien ook een soort van hobby geworden? Misschien zelfs alleen maar omdat onze ouders ons ooit hebben laten dopen en we zo automatisch op dat spoor zijn terechtgekomen? Christen zijn als hobby? Kan dat wel? Hobby’s gaan toch over deelbereiken van ons leven. En er zijn veel deelbereiken in ons leven: Het werk, de school, het gezin, onze vrije tijd, de verenigingen, enz... Voor sommigen onder ons is de kerk misschien ook zo’n deelbereik. Maar dan stelt zich toch de vraag: Kunnen wij ons Christen zijn beperken tot een deelbereik van ons leven? Als het ware alleen op zondag vroom zijn en daarna weer terug naar het dagelijkse leven?
Het evangelie van vandaag leert ons iets heel anders. Het is één van die teksten uit de Bijbel waar we, door het bijwonen van uitvaarten en gedenkvieringen, iets beter mee vertrouwd zijn. Niet alleen omdat het met lijden en dood te maken heeft, maar omdat hij de wezenlijke zin van het menselijke leven in de christelijke boodschap het best tot uitdrukking brengt. Met dat beeld van de tarwekorrel wordt ons duidelijk dat Christen zijn echt geen hobby is dat je zo maar hier en daar, al dan niet, in praktijk kan brengen. Christen zijn heeft iets te maken met onze basishouding tegenover leven en dood. Met dat beeld van de graankorrel wil Jezus zijn leerlingen, en dus ook ons, duidelijk maken dat we rekening moeten houden met het feit dat ons ook dagen van pijn, van leed en van treurnis te wachten staan.
Met die aankondiging wil Hij ons echter niet aan de hopeloosheid prijsgeven. Die diepe hopeloosheid die ons dikwijls overkomt wanneer wij een geliefd iemand moeten afgeven. Met dat beeld van de graankorrel waarmee de mensen van toen zeer vertrouwd waren, vergoelijkt Jezus de dood niet, maar Hij opent onze ogen voor iets nieuws. Zeker, eerst komt het sterven, en daarbij is de graankorrel alleen. Net zoals de dichter zegt: Rijden kan je gedrieën of met tweeën, maar de laatste stap ga je altijd alleen!
Jezus is zich heel goed bewust van de eenzaamheid die Hij in zijn laatste uren van zijn lijden zal ervaren. Hij weet van dat gevoel van verlatenheid in de dood. Die dood blijft geen enkel mens bespaard, niemand kan er aan ontsnappen. Maar Jezus legt zich daarbij niet neer, Hij weet en voelt aan dat juist in die duisternis het nieuwe leven begint. In de diepste hopeloosheid kiemt de hoop. Pas nadat de graankorrel is gestorven kan hij rijke vruchten voortbrengen. Vruchten die namen dragen; Heel concrete namen, ook voor ons in onze tijd. Die namen zijn: Verzoening, vreugde, vrede, liefde en verrijzenis.
Een dergelijke hoop ontstaat echter niet alleen na ons aardse sterven, neen, een dergelijke hoop bloeit ook voordien steeds weer op. Ze ontstaat overal waar mensen zichzelf, hun ganse leven, niet krampachtig vasthouden, waar ze niet steeds angstig met zichzelf, met hun eigen voordeel en carrière bezig zijn, maar waar ze kunnen loslaten, waar ze zichzelf en dat wat hun eigen is gewoon wegschenken en met anderen delen. Hun tijd, hun bezit, hun ganse leven. Jezus verzwijgt ook niet dat een dergelijk loslaten, een dergelijk delen ook pijn kan doen. En toch is het de enige weg van hoop die een mens kan gaan.
Als we op die manier willen loslaten, dan moeten we ons bv heel doelbewust om diegene bekommeren die we in onze omgeving als de zwakste waarnemen, zodat we hem helpen om het recht en aanzien te bekomen dat hij verdient. Een dergelijk teken van hoop zou bv ook kunnen zijn dat wij op een vreemdeling of een andersdenkende toestappen en een gesprek met hem aangaan. Wanneer we dan niet op ons eigen gelijk pochen, zelfs niet wanneer dat klaarblijkelijk is, we zouden de andere ook eens aan zijn trekken laten komen en aan ons eigen voordeel te verzaken. Het zou ook kunnen zijn dat we, samen met de vastenactie van Broederlijk delen, solidair zijn met de arme boeren uit het verre Peru, en hen onze solidariteit ook door onze eigen bijdrage laten toekomen. Een dergelijk teken van hoop kan ook zijn dat ik mijn tijd deel met iemand die ziek en eenzaam is. Dat ik zijn nood, zijn klagen en zijn droefheid verdraag en ook probeer mee te dragen, en niet gewoon de ogen er voor sluit en wegloop.
In deze dagen voor Pasen gaat het in de Bijbelteksten steeds weer om het geheim van het leven – het leven van Jezus en daarmee direct verbonden ook ons eigen leven. Ook aan ons leven gaat de dood, in al zijn diverse vormen, niet voorbij. Onafgezien van de naam die hij draagt: Scheiding, einde van een relatie, afscheid, ziekte, verlaten worden, armoe of eenzaamheid. We mogen ons gerust bewust worden dat in de korte tijd van ons samen vieren hier, er buiten in de wereld ontelbare mensen een dergelijke doodservaring hebben. Een vader of moeder zoekt vertwijfeld naar iets om te eten voor zichzelf en het gezin, volledig geterroriseerde mensen zitten in schuilkelders in oorlogsgebied en weten niet wat de volgende uren hen zullen brengen, een oude man zit aan de keukentafel en heeft genoeg van het leven, een jonge vrouw hoort net dat ze een dodelijke ziekte heeft en kinderen moeten meemaken dat hun ouders zich de ergste scheldwoorden naar het hoofd slingeren en van elkaar weggaan.
Allemaal doodservaringen, vandaag reeds. Maar ondanks al die ervaringen van menselijk leed geldt toch ook steeds weer: Jezus opent voor ons een nieuwe horizon op het leven. Hij zegt ons: bij al wat de mensen in hun leven beleven, ervaren en ook lijden blijft het niet! Er is hoop. En die hoop heeft Hij in zijn eigen sterven en dood ook ervaren. God heeft Hem niet in de steek gelaten, maar heeft Hem in een nieuw, onvergankelijk leven opgenomen.
Het teken van hoop, dat nieuwe leven ook ons deel zal worden, is het kleine stukje brood waarin straks Jezus zelf in onze hand zal worden gelegd. Door dit teken zegt Hij ons: Ik wil jou nabij zijn. Ik wil je kracht en hoop geven. De weg met Jezus gaat niet aan de dood voorbij, maar door de dood heen naar nieuw leven. Hij zelf is de tarwekorrel die gestorven is, in de aarde werd gebed en daarna rijke vrucht heeft gedragen. Vrucht waarvan wij leven, maar ook vrucht die ons verplicht en die ons leven wil opentrekken naar de anderen toe. Zo kunnen wij voor elkaar dan ook een teken van hoop worden, tot brood dat leven geeft. Amen
Wanneer je in het duister van de ochtend
Naar de graven van het leven gaat,
In je hart meer nacht nog
Dan schemerende dageraad
Wanneer de treurnis niet wil einden
over alles wat ge naar’t graf droegt
Al je hoop en al je plannen,
mislukte liefde en levend verlangen
dat midden in het leven stierf
de zin van het heden
waarvan je geloofde dat het je droeg
naar een bloeiende toekomst
en ver over die toekomst heen
herinner je dan dat ooit reeds iemand
die hoop en zin voor zovelen was
verspot, mislukt en om het leven gebracht
begraven werd in de afgrond Dood.
En denk erom, wie Hem begroeven, wie om Hem weenden
Beleefden zijn wedergeboorte niet,
Geen terugkeer in het leven alsof er niets gebeurd.
Alles bleef waar: de gestorven hoop, de droefheid en de dood.
Toen ze Hem zagen, droeg Hij zelfs zijn wonden nog.
En toch wisten ze: nu bloeit voor ons een nieuw begin
Zoals nog nooit een is geweest
Omdat Hij, die zelf het leven is
Uit ’t diepste graf en doodse nacht nieuw leven wekt.
Begeef je dan in’t vroege licht van jouw Pasen
En zoek het leven.
Maar zoek het niet in ’t graf
Het ontmoet je anders en gans nieuw.
Bevreemdend eerst, getekend en teder
Temidden de dag, op ’t werk, in liefde,
In hoop en treurnis, bij mislukken en herbeginnen
En altijd midden in jezelf.
Susanne Ruschmann