De weg van de graankorrel (Joh. 12,20-33)

 

 In klaslokalen in de basisschool staan potten en bakjes met aarde. De kinderen hebben er zaadjes in gestrooid. Het vraagt enige tijd eer het kiemt en een groen stengeltje en blaadjes tevoorschijn komen. Door het aan de aarde toe te vertrouwen ontdekken we de kiemkracht die het bevat. “Wat je zelf zaait, moet eerst sterven voor het tot leven komt” (1 Kor. 15,36). Een klein mosterdzaadje, een wijnstok, een gebroken riet, een kwijnende vlaspit, een graankorrel in de aarde, het zijn mooie beelden uit de Bijbel. Ze verdienen een plaats in het geheugen van het hart. Zij zijn voedsel voor een Bijbelse spiritualiteit.

Het kleine zaadje wordt een grote boom. Voor Jezus is het een beeld voor het Rijk Gods (Mc. 4,31). Jezus vergelijkt zich met de wijnstok. Wij zijn de ranken die vanuit onze verbondenheid met hem vrucht zullen voortbrengen (Joh. 15,1). Jezus heeft oog voor wie klein is en kwetsbaar. Hij geeft het levenskansen en breekt geen geknakt riet (Jes. 42,3; Mt 12,20). Hij zelf is zoals de graankorrel, die moet sterven om vrucht te geven (Joh. 12,24).

Gestorven graan

Uit het ene graantje, in de grond gezaaid, is een halm opgeschoten met veel graankorrels in de aar. Het graan wordt gemalen en met het meel bakt men brood.

Vincent van Gogh schreef over de kiemkracht in een van zijn brieven; “Je ziet dat in de natuur vele bloemen worden vertrapt, bevriezen of worden verschroeid. Je ziet ook dat niet iedere korenkorrel na gerijpt te zijn in de aarde terecht komt om er te kiemen en een halm te worden, maar dat de meeste korrels niet tot hun ontwikkeling komen omdat ze geplet worden in de molen. In elke mens zit, net als in de graankorrel, kiemkracht. Het leven is dus kiemen. Wat de kiemkracht in het graan is, is de liefde in ons” (Zie Tertio nr. 1087 van 9 dec. 2020).

Pater Weemaes schreef de tekst en zorgde voor de melodie van het lied: Gestorven graan wordt brood (ZJ.   921). Hij geeft daarin de boodschap mee: “Een mens moeten leren sterven om Leven te beërven.”

Dit is de weg waarin Jezus ons is voorgegaan. Hij heeft het daarover in zijn ontmoeting met de Grieken. Jezus vat ermee zijn leven samen: zich geven, zich wegschenken. Dit ligt ons niet zozeer. Het gaat in tegen onze wil tot zelfbehoud en zelfaffirmatie. Toch beseffen we dat zorg voor anderen, dat liefde verbonden is met schenken en met offer. “Wat niet wordt gegeven, is verloren” (R. Tagore).

Jezus verklaart dat hij langs deze weg van de zelfgave naar zijn verheffing opgaat. Hij spreekt over het kruis. Hij zal een paar dagen later opgaan naar Calvarie: “Met de boom des levens wegend op zijn rug, droeg de Here Jezus Gode goede vrucht” (ZJ. 353). Vernedering en verheffing zijn met mekaar verbonden. Dichter W. Barnard verwoordt deze paradox in zijn lied: “De aarde vraagt om het zaad des doods, maar de hemel draagt ons op de adem Gods.” Jezus verbindt hemel en aarde; “De aarde jaagt ons naar de diepte toe, maar de hemel draagt ons, liefde wordt niet moe’” (ZJ. 363).

Het grote uur

Jezus noemt dit het grote uur. Van in Kana is Jezus volgens Johannes daarheen op weg. Op de bruiloft aldaar zei hij tot zijn moeder: “Nog is mijn uur niet gekomen” (Joh. 2,4) In Jeruzalem verklaart hij: “Het uur is gekomen, dat de Mensenzoon verheerlijkt wordt” (Joh. 12,23). Het uur is de verheerlijking, maar dit geschiedt in zijn dood. 'Omhoog geheven worden', wijst bij Johannes op de kruisdood, maar evenzeer op de verheerlijking die erop volgt. De twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ze liggen in elkaars verlengde.  

Toch is Jezus bezorgd om wat gaat gebeuren. Hij is verontrust en ontroerd, maar hij blijft verbonden met de Vader op wiens trouw hij steunt en tot wie hij zich wendt. Het kruis is voor Jezus zich overgeven aan de mensen en zich toevertrouwen aan de Vader.

Als de graankorrel niet in de aarde valt” (Joh. 12, 24). Met deze korte zin drukt Jezus goed uit hoe hij zijn leven heeft opgevat. De wet van de graankorrel stond in zijn hart gegrift, zodat hij zich niet terugtrok wanneer hij zelf vervolgd werd en gekruisigd.

Dienstknecht

In zijn brief aan de Filippenzen gebruikt Paulus een hymne uit de christelijke gemeenschap, waarin deze weg van vernedering en verheffing bezongen wordt. Deze hymne is een overweging over de ‘Ontlediging’ van Jezus, Gods gelijke, die mens is geworden, vernederd en gedood en nadien hoogverheven (Fil. 2,6-11). Deze hymne heeft veel verwantschap met deze tekst uit het evangelie van Johannes. Deze teksten geven tevens aan met welke gesteltenis een christen wil leven, bereid zijn om los te laten, de laatste plaats in te nemen. “Laat niemand alleen zijn eigen belangen behartigen, maar liever die van zij, naasten” (Fil. 2,4).

“Niemand is rijker, niemand machtiger, niemand vrijer dan wie zichzelf en alles weet te verlaten en zich op de laagste plaats weet te zetten” (Thomas a Kempis).

Wij richten ons tot de Vader van Jezus en nemen hiervoor woorden van W. Barnard in de mond. Wij vragen aan God: “Zaad om te sterven tot ons behoud, dertig en zestig en honderdvoud” (ZJ. 526). Wij spreken ook Jezus aan: “Jezus die zaad zijt, en water en wijn, die woord en daad zijt, al wat wij zijn” (ZJ. 526).

Gericht op de hele wereld

Jezus is het zaad dat sterft en veel vrucht voortbrengt. De raadselachtige ontmoeting met de Grieken is daarvan al een teken. “De poging van de Grieken om tot Jezus te naderen, luidt het uur van de verheerlijking in. Het is moeilijk om hierin geen allusie te zien op de heidenmissie: de gekruisigde Jezus wordt verheerlijkt door de toetreding van de heidenen tot de geloofsgemeenschap. Wanneer Jezus van de aarde omhoog geheven zal zijn – dit betekent bij Johannes: kruis en verheerlijking, meer nog: verheerlijking in het kruis – zal hij allen tot zich trekken (Joh. 12,32). De hele wereld. Want God is de God van allen, en allen die tot Christus willen komen, komen tot de Vader” (P. Schmidt, Woord van God – Boek van mensen, p. 215).

De heilige Ignatius bisschop van Antiochië is als martelaar gestorven in 107. Hij had het beeld van Jezus en zijn uitspraak over de graankorrel voor ogen, wanneer hij een brief richtte aan de Romeinen. “Laat mij toch voedsel zijn voor de wilde dieren. Daardoor kan ik tot God komen. Ik ben de tarwe van God en door de tanden van de wilde dieren word ik gemalen om zuiver brood van Christus te worden. Smeekt Christus voor mij, dat ik door deze werktuigen mag worden tot een offergave voor God.’”

Leven delen

Talrijke mannen en vrouwen zijn de weg van de graankorrel gegaan door bij kwetsbare mensen te zijn, onder hen te leven om ze te helpen en hen op te tillen. Hun inzet bv als priester-arbeider is verteld in een roman van G. Cesbron, Les saints vont en enfer of door getuigenissen als die van Egied van Broeckhoven (1933-1967), Dagboek van de vriendschap.

Na de zware ontploffing in de haven van Beiroet/Libanon in augustus 2020 vroegen de Kleine Zusters van Nazareth steun voor hun werk in het vluchtelingenkamp Dbayed. De Kleine Zusters van Nazareth zijn gesticht door de Gentse priester Lucien Lammens (1924-2007) vanuit de spiritualiteit van Charles de Foucauld. De Zusters waren vertrouwd met het arbeidsmidden en bleven er als kloosterlinge verder werken. Ze hebben twee fraterniteiten in Libanon. Het vluchtelingenkamp Dbayed, waar 5000 mensen verblijven, bestaat sinds 1955 en was oorspronkelijk een christelijk kamp met Palestijnse vluchtelingen. Zuster Magda Smet werkt er sinds 1987 en vertelt hoe ze daar het leven delen met vele bewoners van dit kamp, waar nu alle religies en confessies vertegenwoordigd zijn en waarmee de Zusters proberen samen gemeenschap te vormen.

“Dat is onze zending”, vertelt ze, We proberen op eenvoudige manier het leven van de mensen in het kamp te delen. We doen aan thuisverzorging: wassen, doorligwonden verzorgen, noem maar op. We willen vooral de tederheid van God laten zien, niet zozeer met woorden, maar door mensen nabij te blijven. Niet wij zijn sterk, we krijgen elke dag opnieuw sterkte. Ook de kracht van deze mensen blijft ons verbazen: ’t was Goede Vrijdag maar de dag erop zochten ze alweer naar leven, naar de Levende. Het leven is inderdaad sterker dan de dood; hier begint opnieuw Verrijzenis, het licht breekt zachtjes weer door.”

“De mensen moeten sterven voor elkander, het kleinste zaad wordt levend brood, zo voedt de een de ander” (ZJ. 772).

Het woord van Jezus over de graankorrel is een hoopvol woord, waar we mogen op vertrouwen. Het toont de weg naar verrijzenis.