Mededogen: de sleutel naar het leven (1997)

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 198 niet laden

ANGST VOOR VLIEGTUIGEN EN SLANGEN


We liepen door een oerwoud in Sumatra. Mijn herinnering eraan is een sprookje. De reis ligt meer dan tien jaar achter mij. Met de nodige kalmeringspillen had ik me in een vliegtuig begeven; de beloning was van een ontroerende schoonheid.
Ons reisbureau was gespecialiseerd in kleinschalige reizen, dicht bij de bevolking. Er werd veel gewandeld. Naast me liep een aardige, wat warrige figuur uit Bussum. Plotseling: een slang op ons pad. We bleven nieuwsgierig staan. Maar de Javaanse gids schoot toe en bezwoer ons op eerbiedige afstand te blijven. De schrik zat er goed in. Tien minuten later vertrouwde de Bussumse reisgenoot mij toe: "Ik heb altijd takjes in mijn broekzak. Als ik dan door een wurgslang word aangevallen dan breek ik die, en dan denkt de slang dat mijn beenderen gekraakt zijn en laat ze mij los..." "...Ja, ja, interessant, waarschijnlijk uit Carl May..." We liepen zwijgend verder. Ieder zijn angst!
De Hebreeën hadden een heilige vrees voor slangen. Zij waren nomaden-zonen. Ze kenden de gevaren van een plotseling uit angst toeschietende slang. In hun traditie bewaren zij een heidense bezwering, een neurotische magie tegen slangenvrees. Het staat beschreven in het boek Leviticus. Als giftige slangen hadden gebeten was er maar een redding: opkijken naar een bronzen slang die Mozes aan een stok omhoog geheven had. Waar je bang voor was, dat moest je onder ogen zien.
Mijn Bussumse reisgenoot had zijn angst als drie stokjes in zijn broekzak en het was zijn redding.

PIJN ONDER OGEN ZIEN

In het evangelie van verleden week gebruikte de theoloog Johannes dit verhaal. Johannes had een probleem. Jezus aan het kruis is geen geschikt logo voor de jonge kerk. Een slavendood schrikt af. Daarom ziet Johannes een vergelijking tussen Jezus' kruisdood en de slang van Mozes. Beide beelden zijn afschuwelijk om te zien, maar ze betekenen wel je redding! Durf ook onder ogen te zien, wat niet om aan te zien is!
Er zijn beelden waarvoor ik mijn ogen afwend.
Een kindje van vier in de stad, de tranen springen uit zijn ogen, het huilt hartstochtelijk en een moeder die zich kennelijk groot wil houden voor de omstaanders, of die zelf een keiharde moeder heeft gehad, rukt aan het armpje en schreeuwt "Stel je niet aan".
De begrafenis van Loubna verleden week in Belgie en de woorden van haar oudere zus. Ik kan er bijna niet naar kijken.
De Letlandse oude vrouw op de televisie die haar handen warmt aan een gasvlam en de hele winter doorbrengt bij vier graden Celsius na een leven van werken en zwoegen.
Die vrouw op het station in Heerlen die in het Duits vroeg hoeveel haltes het waren naar Aken. Ze was vuil en slordig gekleed en droeg een handvol dekens en oude kleren als bagage waarvan ze voortdurend verloor. "Drie" riep de man achter het loket. Mokkend liep ze verder. Achter het loket werd gelachen en de luidsprekers schalde dat vanwege werkzaamheden de trein niet verder dan Kohlscheid ging. De vrouw torste zoveel afwijzing en verlies van decorum, zoveel gebrek aan liefde met zich mee; bijna niet om aan te zien.

DURVEN KIJKEN...!

Toen we in Jakarta waren vroegen enkelen uit ons gezelschap: "Laat ons ook eens een krottenwijk zien". De gids had veel begrip voor onze vraag, maar het lukte niet. De tijd was te krap, de risico's te groot, en vooral, de autoriteiten zouden dit soort tourisme niet op prijs stellen. Jakarta verlatend wees hij ons langs de splinternieuwe autoweg een vuilnisbelt waar krotten stonden.
Vandaag gaat Johannes nog een stap verder. "Ik moet omhoog geheven worden", zo laat hij Jezus zijn eigen dood beschrijven, met heel de dubbelzinnigheid van dat woord. Tenslotte komt het in je leven erop aan dat je jezelf kunt relativeren, dat wil zeggen: dat je je eigen lot in relatie kunt zien tot het lot van alle mensenkinderen. Pas wanneer je niet aan jezelf hecht kom je in de vrije ruimte van het goddelijke.
In deze 40-dagentijd kijken we vooral naar de kinderen van vuilnisrapers in Jakarta. U hoeft er niet heen; u hoeft ze niet in huis te nemen. Er is een uitstekend project om hun onderwijs te geven. U hoeft er slecht een vastenoffer voor te storten.

"STOMME KERK...!"

Lieve kinderen,
vorige week moest ik in de kerk zijn. Twee kleuters liepen over het muurtje om de kerk heen. Ze balanceerden tussen de kerk en de struiken. Ik hoorde Annemiek tegen Gabriëlle zeggen: "Stomme kerk". Ze had mij niet gezien. "Waarom vind jij het een stomme kerk?" vroeg ik. Annemiek schrok en Gabriëlle kreeg een kleur. "Daar hangt die meneer met spijkers in de vingers", zei Annemiek. Ze wreef over haar boven arm, want aan de struiken rond de kerk zitten doorns. "Iemand die pijn heeft, dat is ook akelig", gaf ik toe. "Heb jij wel eens pijn gehad?" Gabriëlle gaf het antwoord: "Toen je op je kop gevallen was. Toen zat al je haar in het bloed... Hiee.." Gabriëlle huiverde er nog van. "Hoe zag dat er dan uit?" vroeg ik. "Dat weet ik niet zo goed", zei Gabriëlle. "Ik durfde niet zo goed te kijken. Maar d'r moeder, die kwam met een handdoek..." Gelukkig. Gelukkig zijn er mensen die durven te kijken naar de pijn.