De HEER redde op die dag Israël (2012)

 

In de lange nacht van de paaswake overwegen wij Gods grote daden doorheen de geschiedenis van zijn volk.  We horen zeven lezingen uit het Oude Testament.  We krijgen het gedicht over de schepping van de wereld (Gen.), een lezing over het geloof van Abraham (Gen.) en over de bevrijding uit Egypte (Ex.).  We horen twee lezingen uit Jesaja over Gods barmhartigheid en zijn nieuw verbond en krijgen daarna de oproep van Baruch om het rechte pad te bewandelen.  De laatste lezing is van de profeet Ezechiël met de belofte dat de HEER aan zijn volk een nieuw hart en een nieuwe geest zal geven.

Zeven lezingen uit het Oude Testament en daarna een woord van Paulus en tenslotte het verhaal over de vroege Paasochtend in de tuin (Marcus).  Het is voor velen te lang en wij korten in en we laten lezingen weg.  De liturgisten raden ons ten zeerste aan toch uit het Eerste Testament de lezingen te bewaren over de uittocht uit Egypte en de doortocht door de Rode Zee.  Deze mag niet ontbreken.  De wakende gemeenschap herdenkt in de paasnacht dat wij als gedoopte door het water zijn gegaan naar het land der bevrijding (Gebed over het doopwater).

Dit verhaal is een funderende tekst in het joods-christelijk denken.  Het verblijf in Egypte is definitief achter de rug.  De Israëlieten trekken door de Rietzee en Farao wordt verslagen.  Het is een triomfbulletin, al zal de historische kern allicht veel bescheidener zijn geweest.  Fundamentalisten hebben geen probleem met de teksten.  Voor hen is alles verlopen zoals beschreven in de Bijbel.  Voor de hypercritici schiet er niets van over. 

Semitische clans hebben ongetwijfeld als nomadenstammen in Egypte verbleven.  Onder hen allicht voorouders van wat later de kern uitmaakte van Israël.  Het verhaal kan ons brengen tot de 13° eeuw a.c.n en bij de grote bouwwerken van Ramses II (1304-1238).  Een vrouwelijke gids in het museum te Cairo zei dat in de mummie van een farao zeezout terug gevonden was.  Wat voor haar een zoveelste teken was van de juistheid van het Exodusverhaal.  Of dit klopt?  Het gaat wat te veel in de richting van “De Bijbel heeft toch gelijk” en de archeologie moet het geloof confirmeren.  Er zijn geen buitenbijbelse bronnen over dit gebeuren.  Cecile de Millis mocht dan al een prachtige film maken over de Tien geboden; er waren geen camera’s en reporters die nacht. 

In Exodus zijn twee tradities verweven, deze van de Jahwist en die uit de priesterlijke traditie.  Vooral deze laatste wil de grootheid van de HEER uitdrukken.  Hij is de meester van de wereld.  Zelfs het machtige Egypte kan niet tegen hem op.  Dit wordt uitgezongen in hoofdstuk 15.  In het geheugen van het volk is een ongehoord feit bewaard dat een aantal mensen, gevlucht voor de farao en door hem vervolgd tot aan de rand van het water, is kunnen ontsnappen.  Zij kunnen het enkel toeschrijven aan een goddelijke interventie.  De Heer is overwinnaar al zal een gunstige oostenwind er ook voor iets tussen zitten (Ex. 14,21). 

De schrijvers van Exodus en van de andere boeken van de Pentateuch willen met dit verhaal het geloof verstevigen in een reddende God.  “Van etappe tot etappe is de geschiedenis van Mozes en zijn stamgenoten in staat ons iets te zeggen voor vandaag.  Exodus is een boek van hoop en geloof” (Cahiers Evangile, Le livre de l’Exode, 54).

De bevrijding uit het slavenhuis is een stichtend gebeuren.  Het was pascha, doorgang van de Heer.  Het was een teken dat God zijn volk redt uit een uitzichtloze situatie.  Dat blijft Hij doen.  Je mag het niet vergeten, zeggen de schrijvers.  Ze beklemtonen dit herhaaldelijk: “Wees gewaarschuwd en neem u zorgvuldig in acht zodat u niet vergeet wat u met eigen ogen hebt gezien, maar de herinnering daaraan levendig houdt en alles aan uw kinderen en kleinkinderen doorvertelt” (Dt. 4,9).  Vertel en bezing het zoals Mozes en de Israëlieten het deden.  Blijf in verwondering voor een God die wonderen doet (Ex. 15,11).

Het Exultet van de Paasnacht bezingt de wonderlijke nacht, waarin Joodse stammen Egypte verlieten.  Het is een vooral een lied over de nacht waarin Christus de banden van de dood heeft gebroken om blijvend leven te schenken.  Wie, zoals in de eerste kerk, driemaal in het water wordt ondergedompeld, voelt zich verbonden met Mozes en zijn stamgenoten.  Hij en zij zullen zoals Mozes de HEER bezingen.  “De HEER is mijn kracht, Hem dank ik mijn redding, de HEER is mijn God, voor Hem is mijn lied” (Ex. 15,2).

Het Exsultet bezingt de nacht, waarvan geschreven staat: “Voor u is het donker niet duister, de nacht zo licht als de dag.”  Het is een vers uit psalm 139 en kan gezongen op een melodie van Taizé.  “La ténèbre n’est point ténèbre devant toi, la nuit comme le jour est lumière.”  

Hoe kunnen we licht zien als er zo veel scheef en schots loopt?  In zijn bezinning over Pasen vertelt Broeder Aloïs over zijn ontmoeting in Brazilië met een blinde jongen.  Blind had deze daarbij een sterk misvormd gelaat.  Plots zong deze blinde jongen: “Ik zie God.  Ik zie God in de lach van een kind.  Ik hoor God in de aanrollende golven op zee.  Ik zei God in de hand, die geeft aan de arme.”  Dit lied klonk voor de prior van Taizé als een Paaslied (Frère Alois, Durven Geloven. De christelijke feesten als weg naar God).  Hoe schrijven en zingen wij ons eigen Paaslied? 

Frère Aloïs komt samen met enkele medebroeders op vrijdagavond 27 april 2012 naar het bisdom Gent.  Tijdens een gebedswake in de Sint-Baafskathedraal zal hij getuigenis afleggen van het waagstuk van het geloof.
Zalig paasfeest