22e zondag door het jaar C - 2022

Zusters en broeders,

Zowel in de eerste lezing als in het evangelie gaat het over menselijk gedrag, namelijk nederigheid. In de eerste lezing koppelt Jezus Sirach dat direct aan rijkdom. ‘Als gij rijk zijt, blijf dan bescheiden’, zegt hij. Misschien is het goed daar eens aandacht aan te besteden. Niet dat wij allen rijke mensen zijn, integendeel, misschien zijn er onder ons mensen die het helemaal niet breed hebben. Maar toch is het goed dat we rijkdom eens in vraag stellen, want rijk zijn is wereldwijd zonder twijfel een van de belangrijkste, misschien zelfs de belangrijkste,  doelstelling van heel veel mensen. Je valt gewoon achterover als je ziet hoe immens rijk sommige mensen zijn. Zo rijk dat het menselijk gezien zelfs totaal zinloos is, want wat kan je aanvangen met al die bezittingen en al die miljarden? Niets. Eigenlijk kan je ze alleen maar weggeven.

Maar niet alleen over die immense rijkdom, maar over elke rijkdom moeten we ons vragen stellen. Niet dat we niet rijk mogen zijn, maar we moeten ons wel afvragen of die rijkdom eerlijk tot stand is gekomen. Zit er geen bedrog achter, of duistere trucs om belastingen en andere betalingen te ontwijken? Gaat het misschien vooral om zwart geld? En als je rijk bent omdat je een zeer succesrijke ondernemer bent, betaal je je werknemers dan eerlijk? Respecteer je de natuur en het milieu, of telt dat allemaal niet mee als het om geld gaat? Heb je ook aandacht voor mensen die het niet zo goed hebben, of ben je leeg van hart voor je medemensen, en alleen vol voor je portemonnee? Doe dat niet, zegt Jezus Sirach, want dan wortelt het kwaad in je hart.

Misschien vragen we ons af: waarom zegt Jezus Sirach dat we bescheiden moeten blijven? Het antwoord luidt: Omdat we onszelf niet geschapen hebben. We zijn geschapen door God onze Heer, niet zomaar, maar naar zijn beeld en gelijkenis, en alles wat we bezitten, hebben we aan Hem te danken. Niet als eigendom, maar in leen. Hoe immens rijk sommigen ook zijn, de wereld, de aarde is niet van hen, maar van God, dus moeten ook zij, net als alle andere mensen, respect hebben voor zijn schepping en die zeker niet om zeep helpen.

Die schepping betreft niet alleen de aarde en het heelal, maar ook onze medemensen. Ook voor hen moeten we dus respect hebben, moeten we nederig en bescheiden blijven. Dat is iets dat we ons allen moeten afvragen: hebben wij echt respect voor onze medemensen, of alleen voor mensen die we als onze gelijken beschouwen of als mensen die boven ons staan? Hebben we evenveel eerbied voor mensen van een andere stand, een andere kleur, een andere taal, een andere geaardheid? Misschien is dat niet vanzelfsprekend, en dat was het zeker niet in de tijd van Jezus. Vandaar dat Hij zegt: ‘Als je een gastmaal geeft, nodig dan niet je bloedverwanten of je rijke buren uit, maar armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden, want aandacht voor die medemensen maakt je gelukkig.’

Zusters en broeders, vandaag kregen we zowel in de eerste lezing als in het evangelie de raad om nederig en bescheiden te blijven, en om oprechte aandacht te hebben voor de aarde en voor onze medemensen, want alles en iedereen  behoort toe aan God en zijn schepping, en die hebben we niet in eigendom gekregen. Het is goed dat we daar precies vandaag op gewezen worden, want op 1 september  is voor alle christenen wereldwijd de Werelddag van gebed voor de zorg voor de schepping. En het blijft daar niet bij, want 1 september is ook het begin van het nieuwe schooljaar. Het begin van een nieuwe levenstijd voor leerlingen, leerkrachten en ouders. Voor allen een tijd om te groeien in inzet voor zichzelf en anderen, en in aandacht en wederzijds respect. Een tijd ook om zich thuis te voelen op school. Dat wensen we toe aan leerkrachten, leerlingen en ouders, en ons allen wensen we toe dat we ons met nederig hart  en vol aandacht voor onze medemensen thuis zouden voelen in Gods heerlijke schepping. Amen.