Deel in mijn vreugde (2010)

Hoofdstuk 15 is bij Lucas het evangelie van de vreugde.  In de 35 verzen van dit hoofdstuk komt vijf keren het woord vreugde voor.  En drie maal wordt feest gevierd.  In elk van de drie onderdelen, het verloren schaap, de gezochte drachme, de thuisgekomen zoon is er immers grote reden tot vreugde. 

 Het zwaartepunt ligt in het begin.  We horen er een zware beschuldiging aan het adres van Jezus.  Hij is een man in slecht gezelschap.  Dit is een gemakkelijke aanklacht om iemand te discrediteren.  Qui se ressemble, s'assemble.  Soort zoekt soort. 

 Het is niet zozeer Jezus die afdaalt naar mensen aan de rand, maar het zijn zij die naar hem toekomen om hem te beluisteren.  Ze hebben verwachtingen, verlangen naar bevrijding.  Ze wensen een nieuwe start in hun leven.  Wie redt mij uit mijn nood? 

Wie zijn ze?  Het is een sociale groep (tollenaars) en een religieuze groep (zondaars).  Daartegenover staan zij die het religieuze claimen.  Farizeeërs en Schriftgeleerden ergeren zich vooral omdat Jezus met dat soort mensen eet.  De drie parabels zijn apologetisch.  Daarmee verdedigt Jezus zijn gedrag en zegt hij wie God is voor de mensen.  In de stappen van Jezus naar de zondaars trekt zijn Vader mee.  Jezus is de enige om het verloren te gaan zoeken.  Er zijn nog profeten die zondaars opgeroepen hebben om zich te bekeren.  Jezus is de enige om ze te gaan halen. 

Het lijkt vanzelfsprekend dat wij terug willen wat wij verloren hebben.  Het is een stuk van onszelf.  De zorgzame mens wil terug wat hij kwijt is.  Er blijft in scholen, op vakantieplaatsen nochtans zoveel achter dat niet wordt teruggehaald.  Wij zijn meer kwijt dan dingen: verlies van werk, een partner, onze levenslust.  In de psychiatrie hoor je spreken over jongeren tussen 12 en 18 jaar met een MOF-statuut en een psychiatrische problematiek.  MOF is een als misdrijf omschreven feit.  In een preek van een Duitse dame kreeg die benaming een andere invulling.  MOF betekent „Mensch ohne Freunde".  Mensen zonder vreugde! (Pfarrerin Claudia Krüger, Göttinger Predigten).

Van de drie parabels bij Lucas over het verlorene is deze van de Vader met zijn twee zonen de best bekende.  Het is een juweeltje.  Hij kreeg dit leesjaar zijn plaats in de Vastenliturgie.  Hij is eigen aan Lucas en komt uit zijn Sondergut.  Hij is bezonder goed.  De twee andere parabeltjes zijn het niet minder.  Dit van de herder is ook bij andere dan Lucas bekend.  Matteüs heeft ongeveer dezelfde versie als Lucas.  De versie in het evangelie van Thomas (tweede of derde eeuw) toont meer verschillen.  Thomas heeft dit logion: "Het koninkrijk is gelijk aan een herder die honderd schapen heeft.  Een onder hen liep verloren - het was het grootste.  Hij liet de negenennegentig achter en zocht naar dit ene, tot hij het vond.  Toen hij zich had uitgesloofd, zei hij tot het schaap: ik houd meer van u dan van de negenennegentig."  Thomas legt de nadruk op de eigenwaarde van het verloren gegane dier.  Matteus en Lucas leggen de nadruk op het zoeken en de vreugde bij het vinden (J. Lambrecht, Terwijl hij tot ons sprak).

De drie parabels van Lucas 15 gaan terug op een Jezuswoord, maar elke evangelist heeft een eigen context.  Matteüs heeft meer de ordening van de kerkgemeenschap op het oog, die het verlorene niet mag afschrijven.  Lucas gebruikt de parabel van de zoekende herder om het gedrag van Jezus te verdedigen ten opzichte van de zondaars.  Lucas toont alweer dat hij van het 'tweetal' houdt.  In de ene parabel van zijn tweetalgelijkenis gaat het over een man, een herder; in de tweede over een vrouw.  De eerste parabel is zeer landelijk, de tweede kan een stadssituatie oproepen.  Lucas richt zich op arm en rijk, naar stedelingen en dorpelingen, naar Joden en Grieken.  Lucas geeft toch de indruk dat onder de toehoorders meer mannen waren dan vrouwen.  Bij de parabel over de zoektocht naar het verloren schaap stelt hij de vraag: "Wie van jullie?"  Bij de parabel over de drachme spreekt hij afstandelijker en vraagt hij: "Welke vrouw steekt niet een lamp aan om te zoeken?" 

De herder en de zoekende dame doen veel inspanningen om het verlorene terug te vinden.  Een schaap gaan zoeken en terugbrengen vraagt tijd en arbeid.  Het is eerder ruig dan teder.  De herder handelt.  Het dier is hier eerder passief en laat gebeuren.  Het wordt gezocht, gevonden, gedragen.  Daarna is er feest.  Een feest dat zeker meer heeft gekost dan één drachme.  Een feest waar er wordt gegeten zoals in het huis van de Vader, wiens zoon is teruggekeerd.  Lucas geeft daarmee aan dat God werk maakt van zijn zoeken.  Dit hoofdstuk, zo preekte Luther, is een van de schoonste van heel het jaar.  Jezus leert ons dat zijn opdracht deze van een herder is, die de zondaars opzoekt en ze terugbrengt en die belet dat de wolven (de duivel) het zou halen.  Lucas en Matteüs zeggen vooral dat God er veel vreugde aan beleefd wanneer het verlorene terug bij het geheel wordt gebracht.  Lucas verkondigt in zijn evangelie dat God redt.  Maar Lucas lijkt bezorgd dat zondaars zich zouden kunnen installeren in het feit dat God toch naar hen op zoek gaat.  Daarom voegt hij er aan toe dat het gaat over een zondaar die zich bekeert. 

Als wij mogen ervaren dat God ons zoekt, dan brengt zijn blik een ommekeer teweeg.  Onze moeilijkheid is dat wij niet aannemen dat er een God is die de mensen opzoekt in hun verlorenheid.  Mochten we weten hoezeer wij bemind worden, wij zouden zelf beminnelijker zijn.en liefdevoller.