28e zondag door het jaar C - 2010

Zusters en broeders,

Twee lezingen, en twee verhalen over melaatsen. En dan spitsen wij de oren, want wij, Vlamingen, wij hebben iets met melaatsheid. Niet dat de ziekte nog voorkomt in onze gewesten, ze verdween hier al bijna 400 jaar geleden. En toch spitsen we de oren, want we hebben Damiaan, en (over)morgen, 11 oktober, is het precies een jaar geleden dat hij heilig werd verklaard. 120 jaar na zijn dood, maar goed, beter laat dan nooit. Hij gaf melaatsheid een gezicht, en zorgde ervoor dat melaatsen nooit meer alleen zouden zijn. Hoe deed hij dat? Niet met donderpreken en met de catechismus in zijn hand, maar met kleine, directe gebaren: een voetbal voor de kinderen, een verband om een etterende wonde, een muur rond het kerkhof, zodat de doden niet langer werden opgewoeld door wilde varkens, een dak boven het hoofd, een luisterend oor en zoveel kleine dingen meer. Zo gaf hij die verstotenen weer hoop. Hoop op een werkelijkheid de ze kwijt waren, waar ze niet meer in geloofden en waar ze ook niet meer naar durfden verlangen. Dat is wat Damiaan deed: hij liet hen weer geloven in en hopen op een andere werkelijkheid dan die waarin ze moesten leven. Een werkelijkheid waarin ruimte was voor ontmoeting met wat ze verloren hadden. Een werkelijkheid waarin sprake kon zijn van hoop en geloof. Ook geloof in God. Hij die zegt: 'Zie, Ik maak alles nieuw.'

In de lezingen van vandaag gebeurt precies hetzelfde. Zowel de profeet Elisa als Jezus scheppen ruimte voor een nieuwe werkelijkheid, maar die kan er alleen maar komen als de zieken dat willen geloven. En dat doen ze. De generaal zeer tegen zijn zin. Moest hij van zo ver komen om te horen dat hij zich zeven keer in de Jordaan moet gaan wassen? Kon dat niet evengoed in de rivieren van zijn eigen land? Maar toch doet hij wat de profeet hem opdraagt, en hij geneest. De tien melaatsen in het evangelie protesteren niet. Ze geloven in het woord van Jezus, en vertrekken dus om zich aan de priesters te laten zien. Alleen die kunnen bevestigen dat ze inderdaad genezen zijn. Maar op het moment dat ze vertrekken, zijn ze helemaal niet genezen. Toch geloven ze, want ze willen niet meer denken aan de ellende waarin ze gedwongen worden, integendeel, ze willen geloven, en zo scheppen ze zelf de ruimte voor een werkelijkheid waarin een wonder kan gebeuren.

'Niet ik heb u genezen, maar God, dus ik verdien geen geschenk' zegt de profeet als afscheid tot de generaal. En hij voegt eraan toe: 'Ga in vrede.' Dat zegt ook Jezus tot die ene melaatse die teruggekomen is om Hem te bedanken. En Hij voegt eraan toe: 'Uw geloof heeft u gered.'

'Ga in vrede': dat zullen ook wij straks horen bij het einde van de viering. De vrede van het geloof en de vrede van de hoop. Het geloof en de hoop die wijzelf kunnen zijn voor mensen in nood en voor de zieken om ons heen. Vandaag is het Nationale Ziekendag. Welnu, laten wij doen wat Damiaan, Elisa en Jezus hebben gedaan: gelegenheid scheppen tot ontmoeting voor en met onze zieken en alle mensen in nood. De mogelijkheid openen om een andere werkelijkheid te zien dan die waarin mensen door omstandigheden gedwongen worden te leven. Niet met grote woorden, een berispende vinger en een autoritaire catechismus, maar met tedere gebaren, een vriendelijk woord, een luisterend oor, een schouderklop. En zo ruimte geven aan geloof en hoop. Amen.