Een Farizeeër en een Tollenaar

Weten jullie wat bibliodrama is? Het is een methode om een verhaal of een parabel uit de bijbel te begrijpen door het na te spelen. Door het te acteren in een soort rollenspel. We kruipen in de huid van een personage en we proberen het verhaal opnieuw tot leven te brengen. De methode wordt nog altijd gebruikt, vooral met jongeren.

Stel dat we een bibliodrama zouden opvoeren met het evangelie van vandaag. De kans is groot dat we bij de rolverdeling meer dan genoeg kandidaten gaan vinden om de tollenaar te spelen en dat er weinig vrijwilligers zullen zijn voor de rol van de farizeeër. Ah ja, de tollenaar is de goede in het verhaal en de farizeeër de slechte.

Maar is dat wel zo?

Want in de ogen van de joden toen was het eigenlijk net omgekeerd. De farizeeër is iemand die zijn best doet om trouw te zijn aan de Tora. Hij doet zelfs veel meer dan strikt vereist was: hij vast twee keer per week en geeft tienden weg van al zijn inkomsten. En de tollenaar? Ja, die collaboreerde met de Romeinse bezetters, haalde in hun naam geld op en bedroog de mensen of perste hen nog wat meer van hun bezittingen af.

Jezus keert de rollen om, zoals Hij dat wel vaker doet in parabels.

De laatsten worden de eersten, de slechten worden de goeden. Wat kunnen we de farizeeër eigenlijk verwijten? Niet dat hij niet goed zou leven, niet dat hij anderen bedriegt of van hen profiteert. Ook niet dat hij een huichelaar zou zijn. Zijn fout is dat hij alles beschouwt als alleen maar zijn eigen verdienste, dat hij zich zelfgenoegzaam opstelt. Hij gaat ervan uit dat hij recht heeft op een beloning van God voor zijn levenswijze. Hij oordeelt bijna in de plaats van God.

En .. hij gaat zichzelf vergelijken met anderen. In zijn gebed wijst hij God erop hoeveel beter hij is dan de meeste andere mensen en zeker dan die tollenaar daar achteraan in de tempel. Die tollenaar dan komt er beter uit, niet doordat hij zo deugdzaam zou leven, maar doordat hij zijn eigen zondigheid en tekortkomingen onder ogen durft zien.

De farizeeër legt het zwaartepunt van zijn gebed bij zichzelf, de tollenaar niet.

En wij?

Lijken wij nu op de tollenaar of op de farizeeër? Als we eerlijk zijn: op allebei een beetje. Soms gedragen wij ons als een farizeeër, zijn we trots op wat we doen en gedaan hebben, vinden we ons toch beter dan de meeste anderen. Want vergelijken doen wij toch ook zo graag! Ja toch? En soms komen we tot het besef dat we er eigenlijk niet zoveel van bakken, dat we aan vele anderen een voorbeeld kunnen nemen.

Als we het verhaal naar onze tijd transformeren is de farizeeër misschien een politieagent, of een huisarts, of de directeur van een basisschool. Of een lid van het Parochieteam of de kerkfabriek.

En de tollenaar is misschien een kruimeldief, of een drugsverslaafde, of iemand die zijn vrouw heeft laten zitten. En wij maar denken en zeggen: zoiets doen wij toch niet! Vergelijken met anderen is van alle tijden en soms zijn we daar behoorlijk inconsequent in.

Als automobilist in het verkeer ergeren wij ons aan fietsers die zonder licht rijden, die afslaan zonder hun hand uit te steken, die door rood licht rijden. Maar wanneer we zelf op een fiets zitten, ergeren we ons aan automobilisten die geen voorrang geven of die gewoon in de weg staan, zodat wij over de stoep moeten fietsen. De vergelijking valt bijna altijd in ons voordeel uit.

De personen die in zo een parabel van Jezus meespelen zijn eigenlijk typen, ze geven blijk van een bepaald gedragspatroon en meestal nogal overdreven. Vandaar dat we ons vaak in allebei een beetje herkennen. Nemen wij maar eens een andere bekende parabel.

Soms gedragen we ons als de barmhartige Samaritaan, maar ook al te vaak als de ongeïnteresseerde of gehaaste voorbijganger die om de gekwetste mens heenloopt. En af en toe ook als de man die hulpeloos op de grond ligt en wacht op hulp.

We moeten in dit verhaal trouwens opletten dat we de tollenaar niet teveel gaan ophemelen. Hij stelt zich berouwvol en nederig op, maar die nederigheid kan ook te ver gaan. Zo van: ik kan dat allemaal niet, hoor, van mij moet je niet te veel verwachten, die anderen zijn daar allemaal veel beter in. Zo kan overdreven nederigheid uitmonden in een vluchten voor verantwoordelijkheid.

Men vergelijkt zichzelf met anderen die veel beter zijn, en veel meer kunnen. En intussen hoeft men zelf niets te doen, hoeft men zich niet te engageren. Nederigheid is soms omgekeerde hoogmoed.

Laten we liever even terugkeren naar de eerste lezing, uit het boek Wijsheid van Jezus Sirach.

Probeer God niet om te kopen, lezen we daar. Geef aan de Allerhoogste met een blij gezicht en naar je vermogen. Dat betekent niet alleen: geef van je bezit, maar ook: van je tijd, je aandacht, je inzet, je talenten. In dezelfde lezing horen we ook dat God partij kiest voor de arme, voor de ontrechte, voor wie geen recht wordt gedaan.

In dat verband: vandaag is het ook missiezondag. Er is straks een collecte voor Missio, een solidariteitsfonds tussen rijke en arme parochies.

Dit jaar steunt Missio de kerkgemeenschappen van Burkina Fasso. Dat ligt in West-Afrika en dus ver van hier. We zouden kunnen zeggen: God, wat zijn we dankbaar dat we daar niet geboren zijn, dat we niet moeten leven in die afgelegen woestijngebieden. We kunnen ook proberen een beetje solidair te zijn met mensen ver van hier.

We kunnen de farizeeër spelen: wij hebben het hier toch goed voor mekaar gebracht, we hebben gewerkt voor onze welvaart, we hebben het allemaal zelf verdiend. En dat missiewerk: dat is een druppel op een hete plaat; en hoeveel blijft er weeral niet aan de vingers plakken?

Of we kunnen de tollenaar zijn: "God, wees ons, zondaars genadig. En wees ook genadig voor de mensen in Burkina Fasso …"

27-10-2013 om 17:16 geschreven door de preekploeg