Evangelieprikje (2007)

Welke vrouw (en om te voorkomen dat ik voor seksist versleten word, ook toepasselijk op mannen) zou er niet blij zijn, als de echtgenoot of verloofde opeens, zo maar een bloemetje zou schenken? Niet om iets goed te maken, niet om iets te krijgen, gewoon zomaar, omdat hij haar graag ziet. Is er iemand die zegt dat dit bloemen moeten zijn? Neen, uiteraard niet, maar met bloemen kan je menig vrouwenhart blij maken. Maar het kan dus ook evengoed wat anders zijn. Waarschijnlijk zal de vrouw, afhankelijk van hoe vlug het gemoed volschiet, dit erg lief vinden. Waarom eigenlijk? Weet ze dan niet dat hij haar graag ziet? Veranderen die bloemen daar iets aan? Wie deze laatste vragen stelt, is waarschijnlijk iemand die zich nog niet bemind heeft geweten. Ook al zijn we honderd procent zeker dat iemand ons graag ziet, toch vinden we dat dit af en toe eens mag gezegd worden of getoond worden. Het is niet anders met Gods liefde: ook al zijn we zeker dat God ons graag ziet, af en toe hebben we "tekens" nodig die spreken van Gods liefde. Het is daar dat we de sacramenten moeten plaatsen. Het zijn woorden en gebaren waarin de Kerk uitdrukt dat God de mens graag ziet.

Op deze sacramentszondag vieren we het sacrament bij uitstek: de eucharistie. In het evangelie dat we net beluisterden, zijn een ganse meute mensen Jezus gevolgd om naar Zijn woorden te luisteren, om te horen hoe graag God hen ziet. Eigenlijk had Jezus zich teruggetrokken om even alleen te zijn met Zijn leerlingen, maar de mensen zijn de leerlingen gevolgd. Jezus stuurt de mensen niet weg, Hij verwelkomt ze. Hoe gaan wij om met mensen die onverwacht opduiken en onze plannen in de war sturen?
En dan ... de dag loopt ten einde ... de zon deemstert weg. Letterlijk of figuurlijk te begrijpen, wie zal het zeggen? De leerlingen zijn bezorgd om de massa en vragen Jezus dat Hij ze zou wegsturen; ze hebben Zijn woord mogen horen, daar moeten ze het nu maar mee doen. Maar Jezus daagt Zijn leerlingen uit: geef gij hen te eten. Als je iemand met liefde ontvangt, dan toon je dat niet alleen door er mee te praten, je geeft hen ook wat te eten, wat een slechte gastheer ben je als je dat niet snapt. Ze hebben gehoord dat God hen graag zag, Jezus vraagt aan Zijn leerlingen dat zij het hen ook zouden laten voelen.

En het is nu niet dat ze niet willen helpen, maar hoe begin je er aan om op zo'n godvergeten plaats vijfduizend mensen eten te geven? Wij zouden het ook niet weten. In nood zien wij ons soms ook voor zo'n onoverkomelijke berg staan. Het vraagt dan heel veel van ons om niet op te geven, maar met onze mogelijkheden toch nog iets te doen. Jezus neemt initiatief: vraag de mensen dat ze gaan zitten. Hij neemt de vijf broden en twee vissen en, vermenigvuldigd door Gods liefde, begint het wonder van het delen. Met het weinige dat je hebt er toch aan beginnen, wetend dat God je steunt ... dat is het wat Jezus ons hier voordoet. Als je er durft aan beginnen, doe je onvermoede dingen. Een ziekenbezoek neemt de ziekte niet weg, maar de mens die je bezocht zal misschien wel veranderd zijn. Als we dat kunnen, breken de Messiaanse tijden hier en nu door, messiaanse tijden van overvloed voor iedereen.

Nog altijd staan wij met die schamele tekenen voor de opgave te getuigen van Gods liefde voor de mens. De grote processies van weleer met het heilig sacrament zijn opgeborgen in de doos van het rijke roomse verleden. Moeten we h