God is als de armen. Hij is altijd bij ons. Meer nog, zoals de armen, zal Hij altijd bij ons zijn. "Armen hebt gij altijd in uw midden", zegt Jezus, "en ge kunt hun weldoen wanneer ge maar wilt".
Zo is het met God. We kunnen Hem weldoen wanneer we maar willen. We kunnen spelen voor zijn Aanschijn. Maar we spelen liever alleen. Of we spelen helemaal niet. We werken en vinden dat serieus. Het doet God nochtans deugd, we doen Hem nochtans wel en we doen onszelf wel als we spelen voor zijn Aanschijn. Zo heeft Hij ons gedacht. Het is de hoogste wijsheid die Hij in ons hart gelegd heeft. Het boek der Spreuken leert het ons. "Ik speelde voor zijn Aangezicht. Ik speelde over het oppervlak van zijn aarde, ja, het was me een genot bij de mensen te zijn".
Het is Gods wijsheid die dicht. De mens is de maat van alle dingen, zegden de Grieken, maar de Joden voegen eraan toe: Gods wijsheid is de maat van alle mensen. Vooraleer de grenzen van de oceanen te bepalen, vooraleer de bergen te plaatsen en vooraleer de hemel te grondvesten, heeft God de wijsheid geschapen en die in het hart van de mens gelegd. Het is precies daarom dat de mens de maat van alle dingen is.
Wij vieren God die Vader is, en Schepper van al wat is, en stuiten op een eerste provocatie: talloze mensen, Gods kinderen, spelen niet, spelen niet voor zijn Aanschijn, verkiezen andere wijsheid, of weten zelfs niet dat God bestaat, of beslissen of besluiten dat Hij een illusie is. Binnen in deze provocatie is er een andere: vele jongeren, die het leven nog moeten beginnen, beslissen of besluiten tegen God, door het toeval, een ergernis, een cynische ontmoeting, in de geschiedenis van hun opvoeding. Wij kunnen voor Gods Aanschijn niet spelen, als we niet allen in ons spel betrekken. Ons spel, onze viering is vreugde en drama tegelijk.
"Gerechtvaardigd door het geloof leven wij in vrede met God door Jezus Christus onze Heer", schrijft Paulus aan de Romeinen. Wij vieren de Zoon, Christus onze Heer. Ons spel voor Gods Aanschijn hebben wij aan Hem te danken.
Hij was Gods Zoon van vóór de schepping. Met Hem heeft Hij de wijsheid geschapen. Hij heeft de wijsheid in ons hart hersteld. Hij heeft ons weer voor God geleid. Hij heeft de regels van het spel hersteld, van het goddelijk spel, de divina commedia. Hij heeft de hoofdregel in ons hart gegrift, in ons geheugen geprent, in ons vlees heeft Hij de regel van de liefde gesneden. De liefde herstelt elke wonde die de overtreding van de wet nalaat. "Gerechtvaardigd door het geloof", schrijft Paulus, niet door de Wet, tenzij door de wet van de liefde, die wet van vergiffenis is. Wie in die wet gelooft, speelt pas echt voor God en de mensen. Wie de overtreding en de vergiffenis ervoer en zich aan het spel weer overgeeft, speelt, geholpen door de regels, ongehinderd.
Hier dient zich de tweede provocatie aan. Vele moslims, joden en christenen staan voor God met harde gezichten, diep doortrokken van de sporen van wet en recht. Hun laatste eis is rechtvaardigheid. Van liefde en vergiffenis hebben ze nooit gehoord of ze kunnen of willen er niet in geloven. Voor hen is Gods Zoon voor niets gestorven. Het spel van Gods liefde gaat aan hen voorbij. Binnen in deze provocatie ettert ook weer die van een jeugd, in handen van opvoeders, leraars en meesters, die van de wet, niet van geloof in de liefde, rechtvaardigheid verwachten.
Wij vieren vandaag ook de Geest van liefde. De Vader en de Zoon schenken Hem aan wie wil spelen.