Hij zal in eeuwigheid koning zijn

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Een echtpaar met een zoontje van een jaar of vier ‘deed al lang niets meer aan het geloof', zoals ze zeggen. Maar op hun vakantiereizen gingen ze wel geregeld interessante gebouwen bezichtigen. Zo kwamen ze ook in een kathedraal. Hun zoontje protesteerde: "Hangt hier weer zo n man met spijkers door handen en voeten?" De ouders schrokken, want daar hadden zij al lang niet meer aan gedacht. Alles went.

Zo zijn wij allen gewoon geraakt aan kruisbeelden. Ze wekken bij ons helemaal geen weerzin meer op. Je ziet ze overal: natuurlijk in de kerk, ook in scholen, in huizen en soms zelfs langs de weg. Wat eens een weerzinwekkend symbool was van onmenselijke wreedheid en van vernedering, is nu een gouden sieraad geworden, een verjaardagscadeau, zelfs een geldbelegging.

Het is goed ons te realiseren dat voor de eerste christenen, net als voor dat kind, het kruis wel degelijk iets weerzinwekkend was. En zij konden het weten. Nog dagelijks maakten zij de kruisiging van een mens mee. De kruisdood werd eerst afgeschaft in de vierde eeuw door keizer Constantijn. Toch hebben de christenen bewust gekozen voor het kruis als hun waarmerk. Zij zagen in het kruis een koningstroon.

Dat de eerste christenen het bewust gedaan hebben blijkt onder andere uit het evangelie van Lucas. In het begin van zijn evangelie lezen we dat de engel Gabriël tot Maria zegt: "Hij zal in eeuwigheid koning zijn". En aan het einde van zijn evangelie, in het deel dat wij vandaag gelezen hebben, beschrijft de evangelist dan waarin dat koningschap van Jezus bestond. Hij vertelt dat boven het hoofd van de gekruisigde het honende opschrift hing: ‘De koning der Joden'. Dat was dus het koningschap dat de engel bedoelde.

Zo zijn er meer parallellen tussen het kindsheidevangelie van Lucas en het lijdensverhaal. In zijn kindsheidevangelie vertelt Lucas dat de engelen in de kerstnacht de geboorte van Jezus bekend maakten met de woorden: "Een redder is u geboren in de stad van David". In het evangelie van vandaag roepen de toeschouwers terwijl Jezus aan het kruis te sterven hing: "Anderen heeft Hij gered, zichzelf kan Hij niet redden".

Pilatus vermoedde niet dat hij een profetisch opschrift op het kruis had laten aanbrengen. Evenmin vermoedden de mensen die spotten "Anderen heeft Hij gered, zichzelf kan Hij niet redden", dat in deze hoon de hoogste lof lag. Want daardoor was Jezus juist gekomen om anderen te redden. Daarin bestond zijn koningschap. Hij kon zijn zending samenvatten in de woorden: "Ik ben niet gekomen om gediend te worden, maar om anderen te dienen". Jezus erkennen als hun koning bracht voor de eerste christenen, en ook voor ons, consequenties mee. Zijn zending, niet jezelf redden, wordt ook de zending, de opdracht van de christen. De laatste vraag over de waarde van mijn leven zal niet zijn: ‘Wat heb ik allemaal gepresteerd?', hoe belangrijk het ook is je talenten te doen renderen. Die laatste vraag zal ook niet zijn: ‘Heb je veel en goed gebeden?', hoe belangrijk bidden ook is. Die laatste vraag zal zijn: ‘Heb je liefgehad?' En wel niet de eerste de beste, maar wel de minst beduidende, de kwetsbare medemens: de zieke, de hongerige, de vluchteling. Christus Koning vraagt zijn onderdanen dat zij doen wat Hij gedaan heeft: dat zij leven zoals Hij geleefd heeft. Iemand heeft het zo voorgesteld: Als je later aan de hemelpoort komt, zul je je paspoort moeten laten controleren, en als de Heer dan je foto ziet en kan zeggen: 'Ja, je lijkt op Mij', dan mag je binnen.