2e zondag door het jaar C - 2010

Zusters en broeders,

In zijn eerste brief aan de christenen van Korinthe gaat Paulus in op de verdeeldheid binnen de christengemeenschap van deze Griekse stad. Drie jaar voordien had hij die christengemeente zelf gesticht en tot bloei gebracht, maar na zijn vertrek naar Efeze waren er spanningen ontstaan. Hij zet hen aan de verdeeldheid te overwinnen door helemaal in de gezindheid van Jezus te gaan leven.

De eerste [tweede] lezing is een fragment uit die brief van Paulus, en we hoorden heel hartige dingen. Er is maar één Geest, één Heer, één God die alles in allen tot stand brengt. En dan weidt hij uit over de gaven van de Geest: wijsheid, kennis en geloof. En verder de gave om ziekten te genezen, wonderen te doen, te profeteren, en te onderscheiden wat wel en wat niet van de Geest afkomstig is. En ten slotte de gave om talen te spreken, en daarmee bedoelt hij de gave om het woord van God begrijpelijk te verkondigen. Zo geeft de Geest aan elk lid van de gemeenschap zijn eigen gave, en het is de taak van iedereen om die gave ten dienste te stellen van de gemeenschap, niet om er tweedracht mee te zaaien.

Paulus geeft hier een mooie afspiegeling van de taken van een christengemeenschap. Om te beginnen moet het geloof verkondigd worden, en dat moet gebeuren met kennis van zaken en met wijsheid. Je kunt dus niet zomaar gelijk wat verkondigen, nee, alleen het woord van God. En verder moet een gemeenschap instaan voor ziekenzorg en moet ze wonderen doen. Geen mirakels, wel wonderen van eensgezindheid, van inzet voor God en voor elkaar, van liefde voor de naaste dichtbij en veraf. Wat daarbij opvalt, is dat Paulus op geen enkele van die gaven een gezicht of een functie kleeft. Hij maakt dus geen onderscheid tussen mannen en vrouwen, jong en oud, voorgangers en niet-voorgangers. Nee, de Geest geeft aan iedereen zijn eigen gave, en er is geen rangorde in die gaven.

Dit Paulusfragment is voor ons, de Kerk van vandaag, een belangrijke passage. Een Kerk waarin soms veel te uitsluitend de leidende rol van de clerus beklemtoond wordt. Een Kerk waarin jongeren hun stek niet vinden omdat hun stem niet gehoord wordt en hun inbreng dikwijls niet gewaardeerd wordt. Een Kerk waarin veel leken zich niet thuis voelen, onder meer omdat de hiërarchie soms ronduit wereldvreemde standpunten oplegt, of omdat de plaatselijke clerus liever geen beroep doet op hun gaven. Een Kerk waarin ook priesters zich dikwijls niet echt thuis voelen, omdat ze de eigenheid van hun gemeenschap niet mee mogen nemen in hun vieringen en in hun verkondiging. Maar ook een Kerk waarin zeer veel liefde te vinden is, en ook zeer veel geloof en zeer veel hoop. Een Kerk die echt wel probeert Gods boodschap te belichamen, die vrede voorhoudt en vrede probeert te brengen. Een Kerk die geeft om de mens in nood, en die 'Dank u' kan zeggen tegen God en tegen mensen.

Zusters en broeders, laten we het als Kerk en als christengemeente zo eenvoudig houden als Paulus voorhoudt en als Jezus deed. Hij leefde zijn boodschap van liefde en vrede gewoon voor, en Hij verkondigde die boodschap met zeer eenvoudige woorden. Hij vertelde parabels, eenvoudige verhalen die voor iedereen begrijpelijk waren. En Hij sloot niemand uit, want voor Hem waren alle mensen even belangrijk, en allen hadden ze hun gaven. De een om te verkondigen, zoals Johannes de Doper, de ander om visser van mensen te worden, zoals zijn apostelen. En nog een ander om op te komen voor de zwakke medemens, zoals die mannen die een verlamde door het dak van Jezus' huis lieten zakken om op zoek te gaan naar genezing voor hun vriend. En nog een ander om te geloven, tegen alle beter weten in, zoals de zussen van Lazarus. Of om zich te bekeren, zoals Zacheus, de oppertollenaar van Jericho, die in een boom was gekropen om Jezus beter te zien, en die door die ene ontmoeting een goed mens werd. Of de gave om op te staan uit je eigen verworpenheid, zoals de Samaritaanse vrouw met wie Jezus zo'n diepgaand gesprek over geloof had dat ze zich boven haar eigen, niet zo fraaie verleden kon uittillen, en Jezus' eerste missionaris werd.

Zusters en broeders, laten we dat doen: geloven dat de Geest ieder van ons met gaven heeft gezegend, en niet bang zijn om die gaven te erkennen en ze ten dienste te stellen van onze gemeenschap en van alle mensen. En weet je wat er dan gebeurt? Dat het wonder van Kana elke dag opnieuw zal plaatsvinden. Het wonder van Gods overvloed voor iedereen, het wonder van de vrede en de vreugde van het samenzijn, het wonder van het geloof, de hoop en de liefde. Want weet, er zijn verschillende gaven, maar er is slechts één Geest. De Geest van God. Amen.