Gelukkig zijn jullie

Wanneer zijn we gelukkig en voor hoe lang?

We leven in een onrustige tijd.

De gele hesjes, de betogingen voor het klimaat, stakingen, zorg om de immigratie. Verkiezingen zijn in aantocht, een periode waar van alles wordt gezegd en beloofd, waar we vandaag woorden naar anderen toeslingeren om ze na de verkiezingen in te slikken.

Hoe klinken de zaligsprekingen in een onrustige tijd. Waar ligt ons echt geluk?

Hoe kan je de woorden zaligheid en geluk rijmen met armoede, tranen, honger en vervolging? Dit kan niet, want wie honger heeft, hoopt op voedsel. Wie arm is, wenst eraan te ontsnappen. We treurt, kijkt uit naar troost. Wie vervolgd wordt, verwacht bevrijding.

De zaligsprekingen mogen de hardheid van armoede, verdriet, honger en vervolging niet verdoezelen. “Als een broeder of zuster nauwelijks kleren heeft en elke dag eten tekort komt, en een van u zegt dan; ’Het ga je goed! Kleed je warm en eet smakelijk!’ zonder de andere te voorzien van de eerste levensbehoeften, - wat heeft dat voor zin?” (Jac. 3;16).

Tussen de mensen in een open vlakte

In Nazareth had Jezus de woorden van Jesaja aangehaald en had hij gezegd dat hij gezalfd was om aan armen de blijde boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, aan de blinden dat zij zullen zien en om verdrukten in vrijheid te laten gaan.

De zaligsprekingen zijn geen pleidooi tot berusting. In Nazareth ondervond Jezus weerstand. In Kafarnaüm echter, waar hij eveneens in de synagoog optrad en in het stadje meerdere zieken genas, had hij weerklank. “Hij legde hen een voor een de hand op en genas hen. Hij dreef ook vele demonen uit” (Lc.4,40-41). Dit gebeurde nog op andere plaatsen. Jezus geraakte meer en meer bekend. Hij was ondertussen al in conflict gekomen met Farizeeën en Schriftgeleerden, Zij namen het hem kwalijk dat hij een lamme deed opstaan en hem zijn zonden vergaf. Zij waren boos omdat hij op sabbat een man met een verschrompelde hand genas (Lc. 6,11). Ondertussen waren er mensen die Jezus volgden zoals Levi, een tollenaar (Lc. 5,27).

Hij had twee broederparen geroepen. Het waren de vissers Petrus en Andreas, Jacobus en Johannes(Lc. 5). Uit de groep leerlingen koos hij er twaalf uit, die hij apostelen noemde (Lc. 6,12-16). Dit deed Jezus op een berg, waar hij aleer zijn apostelen aan te duiden, had gebeden. Met hen komt hij naar beneden naar de vlakte. Daar stonden alweer velen die naar hem kwamen luisteren, mensen uit de omgeving, maar ook uit Judea en Jeruzalem en uit de gebieden van Tyrus en Sidon. “Ze waren gekomen om naar hem te luisteren en, zich van hun ziekten te laten genezen; ook degenen die gekweld werden door onreine geesten werden genezen en de menigte probeerden hem aan te raken, want er ging een kracht van hem uit die allen genas” (Lc. 6, 18-19). Misschien waren er mensen bij met een geel hesje, ontevreden met de Romeinse bezetting en met kritiek op de religieuze autoriteiten van de tempel.

De vlakterede

Wanneer Jezus de leerlingen en de menigte toespreekt, zijn het geen holle woorden, maar heeft hij contact gehad met het lijden en de noden van mensen. Zijn woorden zijn gedragen door daden.

Wat Jezus daar zei in de zaligsprekingen en in zijn verdere toespraak wordt de vlakterede genoemd. Bij Mattheus maken ze deel uit van de Bergrede, zo genoemd omdat hij ze uitsprak op een berg en waarmee hij een band wou leggen met de Sinaï.

Lucas heeft een andere bedoeling. Jezus staat voor of tussen de menigte. Hij deelt hun zorgen. De taal van Jezus klinkt in de vlakterede van Jezus radicaler dan deze in de Bergrede. Zij zou dichter staan bij de oorspronkelijke woorden van Jezus. Mattheus heeft ze al meer vergeestelijkt, omdat zijn gemeenschap anders was dan deze van Lucas. Het gaat om armoede, honger, huilen en uitgestoten worden. Jezus geeft aan wat zijn volgelingen te wachten staat. Het wekt bij hen een ontvankelijkheid voor het Rijk Gods en tevens de hoop op een nieuwe en betere toekomst. “Zij die in tranen zaaien. zullen oogsten met gejuich” (ps. 126). Het gaat over opgenomen worden in een gemeenschap, over een wereld waar er genoeg is voor iedereen en allen verzadigd worden. Het gaat over lachen en vreugde.

De keuze voor de armen

Wanneer Lucas zijn evangelie schrijft heeft hij ook concrete gemeenschappen voor ogen waar arme en rijken toebehoren en deze al naast elkaar leven. In de Handelingen drukt hij het ideaal uit van een gemeenschap van broederlijkheid waar de lasten samen worden gedragen. Hij denkt aan leerlingen die bij hun werk effectief honger geleden hebben en die meeleefden met de noden van anderen. (Bart Koet, Arm en Rijk volgens Lucas; Iedereen uitgenodigd voor het koninklijke bruiloftsmaal: Collationes sept 2018. Gans het nummer is gewijd aan Armoede, een blijvende uitdaging).

“Herhaaldelijk beklemtoont de derde evangelist dat rijkdom levensgevaarlijk is. Blijkbaar ziet hij in zijn eigen kerkgemeenschap hoe rijken zich door geld en bezit gemakkelijk laten inpalmen en zich helemaal sluiten voor de waarden van Gods koninkrijk. Zij vergeten dat het leven een geschenk is, dat de mooiste dingen van het leven juist gratis zijn en met geen geld te koop. Ook als mens zijn zij vaak ongenietbaar. Dikke egoïsten, die niemand meer nodig hebben, God niet en de naaste evenmin. De rijkdom verblindt hen. Hij geeft hun een valse gerustheid en belemmert hun uitzicht op het andere leven, zoals die hebzuchtige boer die alleen maar droomde van grotere schuren, maar die nog in diezelfde nacht stierf (12,13-21). In plaats van rijkdom te vergaren, kan men er zich beter van ontdoen, want wie rijke schatten verzamelt voor zichzelf, kan zijn hart niet richten op God en op zijn koninkrijk. Lucas spoort zijn lezers dan ook aan arm en sober te leven, hun rijkdom mee te delen en ervoor te zorgen dat er in hun midden geen enkele noodlijdende meer is. Geld moet rollen, door het aan de armen te geven. Christenen moeten oppassen niet tot de verkeerde groep te behoren, nl. tot de groep van de rijken en de machtigen. De rijken hebben nu hun vertroosting al gehad, maar later zullen zij achter het net vissen. Alleen de armen verkeren in een gunstige positie. Zij verdienen een gelukwens, omdat zij zich niet laten verstikken door vergankelijke waarden, maar alles veil hebben voor de onvergankelijke en blijvende waarden van Gods koninkrijk” (Sylvester Lamberigts, De Zaligsprekingen, in Het Teken, april, 1999).

Lucas is gekend als de evangelist die kiest voor de armen. Hij versterkt zijn boodschap van de vier zaligsprekingen door ze te laten volgen door zijn aanklacht aan de rijken en hen die zich veilig voelen. Op de vier zaligsprekingen volgen vier harde wee-roepen. De wee-roepen zijn gericht tegen rijken, tegen wie voldaan is en lacht, wie zich gesetteld voelt. Door de wee-roepen tegen wie bezit en voldaan is, zet Lucas de nood van de arme nog meer in de verf.

Paus Franciscus gaf in een homilie volgende commentaar bij de viervoudige wee-roep. Ze zijn volgens hem kwalen. Ze zijn een aanklacht tegen de verafgoding van het geld en het bezit, tegen de gehechtheid aan het bezit. De tweede kwaal is de zelfvoldaanheid en de zelfingenomenheid. De derde kwaal is het verlangen naar lof en wierook. De gehechtheid aan de rijkdom, de ijdelheid en de hoogmoed, deze drie kwalen storen ons navigatiesysteem, leiden ons weg van de goede richting. Het zijn anti-zaligsprekingen (Vaticaan, 6 juni 2016).

De tegenstellingen zijn groot in de wereld van vandaag. Er zeer grote verschillen tussen inkomsten. Mensen onder de armoedegrens, wie rijk is wil nog meer. Blader een week lang door de krant of luister enkele dagen naar de berichten en je hebben illustratie in overvloed over de kloven in de wereld.

In zijn toespraak richt Jezus zich rechtsreeks tot zijn toehoorders en tot elk van ons. Wij kunnen ontdekken hoe arm we zijn zelfs met veel geld en titels. Het is een oproep tot solidariteit.

Op internet is een bijdrage te lezen, opgesteld na een spilfigurenweekend van ACW Leuven dat gegidst werd vanuit Welzijnsschakels. Het dateert van maart 2011 Uit het verslag, opgemaakt door Luc enkele aandachtspunten. Het spreekt van het Mattheüseffect en het Lucasprincipe. Het eerste moeten we verlaten het tweede moeten we ontwikkelen.

“Armoede is een tekort. Te weinig geld. Te weinig eten. Te weinig kleren. Slecht eten. Oude kleren. Geen werk. Geen schooluitstapjes. Geen voetbalschoenen. Geen cafébezoek. Geen Pukkelpop. Geen auto. Geen dubbel glas. Geen dakisolatie. Geen diploma. Geen partner. Geen sociale contacten.

Armoede is een teveel. Te veel zorgen. Te veel monden. Te veel schulden. Te veel hindernissen. Te veel hoofdpijn. Te veel tranen. Te veel onbegrip. Te veel complexen.

Armoede is gekleurd. Armoede heeft wortels achter de Bosporus, in het Atlasgebergte, in de krochten van het genie van de Karpaten. Armoede heeft geen papieren.

Mattheüseffecten

In plaats van armoede te bestrijden, zijn beleidsmakers veelal mee veroorzakers van armoede. Ondermeer door vele Mattheuseffecten. Of dacht u dat armen subsidies kunnen aanvragen voor het plaatsen van zonnepanelen op hun dak? Dat armen bij hun bank kunnen aankloppen voor een groene lening als ze een hoog-rendement-verwarmingsketel willen plaatsen? Dat armen veel belastingaftrek hebben voor kinderopvang?  Armen krijgen veelal hun gasfactuur niet eens betaald. En als hun huurwoning verwarmd wordt met elektriciteit en ramen enkel glas hebben, is dat hun probleem, en niet dat van hun huisjesbaasmelker.

Het Lucasprincipe

In plaats van het Mattheuseffect zoeken wij naar het Lucasprincipe. De samenleving moet gestoeld worden op een gedragen solidariteit, waarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Om armoede te bestrijden, hebben we nood aan een armoedetoets. Laat ons vooral het armoedeprobleem niet beperken tot geld. We hebben nood aan:

- Onderwijs en opleiding op maat

- Aangepaste begeleiding in de zoektocht naar een job

- Cultuurparticipatie

- Deelname aan jeugdwerk- Budgetbegeleiding- Opbouwwerk, in buurten en scholen- Toegang tot zorg

- Flexibele en betaalbare kinderopvang, ook gericht op eenoudergezinnen

- En vooral respect.

Solidariteit komt overal onder druk. Solidariteit tussen oude Belgen en nieuwkomers, tussen werkenden en niet-werkenden, tussen jongeren en ouderen, tussen Vlamingen en Walen”. (Luc Purnelle 1967-2011)

Paus Franciscus vroeg op kerstavond in zijn homilie om de eenvoud van het kind van Bethlehem opnieuw te ontdekken. God weet dat we voedsel nodig hebben om te leven. Maar hij weet ook dat het voedsel van de wereld het hart niet bevredigt. De paus stelde vast dat de mens hebzuchtig en vraatzuchtig is en meer interesse heeft in materiële dingen dan in de zin van het leven. Dat resulteert in de paradox van de wereld van vandaag: Terwijl sommigen aanschuiven bij banketten, hebben vele anderen geen brood om van te leven.

In Bethlehem ontdekken we dat God leven geeft, zei de paus, die eraan herinnerde dat God ons leert geven en delen. Door brood des levens te zijn, kunnen we de spiraal van hebzucht en vraatzucht doorbreken. De kribbe leert ons om de eenvoud te bewaren. Zoals de herders, vertelde de paus nog, moeten wij soms de kudde durven achterlaten, moeten wij risico's durven nemen. We moeten naar ons Bethlehem op weg durven gaan, om daar het echte brood dat leven geeft te ontdekken. (Kerknet, december 2018).

Een stem uit Ruy Barbosa.

Ruy Barbosa is een zusterbisdom van het bisdom Gent. Bisschop André De Witte is sinds 2015 vicevoorzitter van de CPT (Comissão Pastoral da Terra) van de Braziliaanse bisschoppen. Als priester en als bisschop was en is hij er om bekommerd om de kerk en haar inzet voor een rechtvaardige maatschappij-inzet te verbinden met het levensprogramma van Jezus. Hij is priester gewijd in 1968 en koos voor zijn "eerste mis" uit het evangelie van Lucas de boodschap van Jezus in Nazareth. Hij schrijft in een brief. “Hoe dikwijls mag ik Jezus' programma in herinnering brengen in de vormselvieringen! Ik ben gelukkig en heel dankbaar in mijn zending naar en het werk in de Braziliaanse kerk. En ook dat het getuigenis daarover, het mee-delen daarvan, soms aanspreekt.

Het profetisme van Jezus' voorkeursoptie, te beginnen met de armen om allen erbij te betrekken en ook concreet te werken aan betere levensomstandigheden, geïnspireerd en gestuwd door de pinkstergeest, laat zich weinig horen in de jubel van sommige pinksterbewegingen.

Mijn droom is hier het evenwicht, de twee benen, het in daden omzetten van een engagement dat we in onze tweede diocesane sociale week (nationaal was het de vierde) op papier hebben gezet: altijd geloof en leven samenhouden! En dat betekent voor mij: herinneren, aan wie in de sociale strijd zit (CPT, Cáritas, sociale pastoraal), dat het voor ons niet gaat om filantropie, maar dat onze diepste motivatie het evangelie is, Jezus die komt opdat ALLEN leven zouden hebben, in overvloed. En ook zeggen aan wie naar de mis komt of de cultus enz. dat leerling van Jezus zijn beteken niet alleen te bidden maar ook sociaal geëngageerd te zijn. Um abraço fraterno, em Cristo sempre. + André De Witte “(Brief 26 jan. 2019).

De raad van Augustinus

“Als u een brood aanreikt, zoek dan mee te leven met de pijn van wie honger heeft; als u te drinken geeft, leef mee met de pijn van wie dorst heeft;

Als u een kledingstuk schenkt, deel de pijn van degene die geen kleren heeft;

Als u gastvrijheid aanbiedt, deel in de pijn van degene die pelgrim is; als u een zieke bezoekt, als we God en onze naaste liefhebben, kunnen we deze dingen niet doen zonder pijn in het hart. Dit zijn de goede werken die bewijzen dat wij christenen zijn” (Augustinus, preek 358).

Is dit niet een vorm van geluk wanneer we mee kunnen leven met de vreugde en de pijn van medemensen, wanneer we vreugde kunnen vermeerderen en pijn kunnen verminderen en verlichten!