Het is weer carnaval. Door de straten komt vandaag of morgen de optocht weer langs. De plaatselijke politiek wordt door de tonpraters weer door de mangel gehaald en de kroegen zijn vol muziek en getoeter.
Er wordt niet met elkaar gesproken, gediscussieerd of vergaderd. Nee, dat wordt voor later bewaard. Er zijn zeveravonden, sauwelavonden, zang avonden en dansavonden. Afgelopen week het gehandicaptenbal, het bejaardenbal, dan komt er ook nog een boerenbruiloft en worden ook nog eens zieken en ouderen bezocht door de prins en al zijn aanhang. Bij de echte carnavalsvierders wordt deze dagen niet gekookt. Er staat een grote pan erwtensoep klaar, de eieren liggen in de koelkast klaar en de snackbar doet heel goede zaken. Het bier dat schuimt, een gekke jurk en het huis het dorp het leven staat even op zijn kop.
Soms is het ook even nodig om uit de band te springen, want het leven lijkt zo vreselijk serieus met alle regels afspraken sociale contacten vergaderingen en wat al niet meer. Voor veel mensen is carnaval een uitlaatklep, anderen gaan skiën in de sneeuw. Het een kost je een kater of een flinke griep achteraf, het andere kost je wellicht een gebroken been. Weer anderen gaan even lekker op vakantie en wij zijn hier vandaag gekomen om net als zo vaak en telkens weer wat rust en stilte te zoeken in het drukke leven. Ook hier komen we even los van alle dagelijkse dingen, alle drukte en gedoe om bij onszelf te komen en dichtbij God te komen. Hier hoeven we niet te vergaderen, te regelen, te besluiten of af te spreken. Hier mogen we luisteren, zingen bidden stil zijn, overwegen en komen tot onszelf bij wie we zijn en wat we zijn. Net als de carnavalsvierders zetten we hier even alles opzij en geven we onze zorgen uit handen bij de beeltenis van Maria en vragen we Gods steun en houvast, mogen we zelfs op God mopperen als het niet goed gaat, spreken we onze dankbaarheid uit voor wat ons zo ter harte gaat.
Het gewone boodschappenlijstje hoeft hier niet te worden afgestreept, want het lijstje dat Jezus ons meegeeft vult niet zomaar een boodschappenkarretje, maar veel meer nog onze geest.
Jezus zet ook het leven op zijn kop. Hij prijst de armen gelukkig en de zachte, vriendelijke mensen, de bedroefden en de zieken, want in het gewone leven schiet er voor hen niet veel over. In het gewone leven heb je het gemaakt als je rijk bent en machtig, als je veel te vertellen hebt en wat al niet meer. Maar Jezus zet het leven op zijn kop. Op een bijzondere manier is het voor Hem altijd carnaval; het feest waarin de verhoudingen worden omgedraaid en Jeremia de profeet in de eerste lezing spreekt de hoop uit en het vertrouwen dat het ooit voor eens en voorgoed altijd anders zal zijn, dat de menselijke verhoudingen worden afgebroken en Gods stem zal heersen. Wij hebben ons dikwijls vergist als het gaat om zijn stem, want God komt niet om de machtigen te steunen, maar om de geweldloze stem te geven. Gods liefde mag heersen in de harten en geesten van mensen en dat draait de dagelijkse verhoudingen om. Geen macht maar liefde, geen geweld maar vriendelijkheid, geen egoïsme maar samen delen. Dat lijkt verdacht veel op wat Carnaval eens was en voor veel mensen nog steeds is. Een feest om eens een gek gezicht op te zetten en daardoor te kunnen laten zien wie je werkelijk bent: een mens van vlees en bloed, van liefde en hoop, van vertrouwen en goedheid. Ja zo mag het voor mij altijd carnaval zijn
Het huis, de zaak de wereld op zijn kop. Gods liefde regeert geen drie dagen maar een eeuwigheid lang.