De andere wang

×

Waarschuwing

JUser: :_load: Kan gebruiker met ID: 233 niet laden

Het gaat vandaag in de schriftteksten over een van de hardnekkigste problemen op aarde: De voortdurende conflicten in de wereldgemeenschap, tussen rassen en godsdiensten, tussen ideeën in mensen. Hardnekkig, want ondanks alle veranderingen die we in onze moderne wereld meemaken, blijft dit toch maar steeds hetzelfde, zoals in de oudheid. Wij mensen lijken niet anders te kunnen leven dan in sympathieën en antipathieën. Hoe tolerant of flexibel we ook zijn geworden inzake wat mag en niet mag; hoeveel taboe we ook al doorbroken hebben. Er mogen Verenigde Naties zijn, Olympische Spelen, en ijzeren gordijnen afgebroken, de kloof tussen vriend en vijand blijft onveranderd overeind. Een Israëliet is geen Palestijn, een moslim geen christen. En dan te weten dat er al zoveel eeuwen geprobeerd is dit axioma aan te vechten. Zelfs Jezus van Nazaret was in dat opzicht lang niet de eerste die probeerde daar iets aan te doen.

David, van wie we vandaag lezen dat hij zijn rivaal Saul uit respect niet aanvalt, is zo iemand. En hij leefde toch eeuwen voordat de Batavieren in ons land kwamen. Trouwens in heel de Thora was het respect voor de andere maatstaf voor wat er gedaan moest worden. Ook als die ander een vreemdeling was. In Jezus' woorden horen wij daar de echo van.

Hoe zullen wij, twintig eeuwen na de Batavieren, en na zoveel vergeefse pogingen nog geloven dat we ooit van de vijandschappen verlost kunnen worden? Hoe zullen we in deze overvolle wereld, waarin de één zijn dood de ander zijn brood is, deze woorden van de Nazoreeër ooit waar kunnen maken?

Er is één argument voor dat geloof, dat misschien in Jezus' tijd niet gebruikt kon worden, maar in onze twintigste eeuw overduidelijk aan het worden is. Toen de woorden uit het boek Samuël of het, evangelie volgens Lucas opgeschreven werden, was er sprake van een wereld waarin je vrij duidelijk onderscheid kon maken tussen groepen mensen die vrienden, en anderen die vijanden waren. Het was een duidelijke tweedeling. Eeuwenlang hebben we - ook na Christus - met zulke tweedelingen te maken gehad; tot de koude oorlog aan toe. Maar er begint zich toch iets anders af te tekenen nu we het jaar tweeduizend naderen. Er is, naast de bekende twee (vriend/vijand), een derde in het spel gekomen. Een Derde Wereld zoals men dat noemt. En bet vreemde is, dat die Derde Wereld niet in het schema past. Die mensen kun je geen vijanden noemen, daar zijn ze in het algemeen te arm en te afhankelijk voor; maar vrienden zijn het ook niet, want daarvoor zijn ze weer te anders en te ver van ons bed. En nu gaat het om dit inzicht. Het wordt steeds duidelijker dat de Derde Wereld een soort spelbreker is die ons de rekening voor onze ruzies presenteert. Het wordt ons dagelijks in alle media getoond, dat onze wereld zo klein geworden is, dat er geen ruimte meer is voor nog een slagveld. Zee, of land, luchtruim of ondergronds, altijd wordt de onschuldige Derde-Wereld-mens de dupe. En als die mensen het slachtoffer niet zijn, dan is het de natuur. Alle ruimte voor een oorlog, een gewapend conflict mondt haast rechtstreeks uit in een drama dat wereldwijd is. Het oeroude schema vriend/vijand zal moeten worden losgelaten. Omdat het in ieders belang is elkaar te respecteren. Omdat het begint te gaan over het schema: één wereld of géén wereld; een wereld voor álle mensen of voor niemand. En zo zou het kunnen zijn dat we - ondanks onszelf - bij dat nieuwe begin aan het uitkomen zijn, waar Jezus van Nazaret het al zo nadrukkelijk over had.

En dan is er nog een tweede punt. Want het bovenstaande is natuurlijk toch maar half werk. Het is van de nood een deugd maken: vrede maken omdat er niets anders meer op zit. Dan is je vijand beminnen, zoals Jezus van Nazaret zegt, toch van een andere orde? En daarom ten slotte nog deze gedachte die het begin van het rijk Gods beter benadert.

Er is natuurlijk geen mens op de wereld die niet zijn voorkeur of sympathieën kent. Zo zijn wij geschapen. Het is onmogelijk alle mensen aardig te vinden, laat staan de moordenaars van je familie. Dat kán Jezus dan ook niet bedoeld hebben met dat ‘beminnen'. Omdat zulke psychologische nonsens ziekelijk zou zijn. Maar zouden we, nu we elkaar toch niet meer kunnen ontlopen, dat ‘beminnen' niet heel praktisch kunnen oppakken als: ‘leren kennen'. Is wat wij nu meemaken in de wereld niet op te vatten als één grote ‘kennismaking' met het anders zijn van anderen. En zou dát niet die andere wang kunnen zijn die wij el-kaar toekeren? Zouden wij elkaar die keerzijde van het probleem niet van harte moeten toekeren? Zodat we gaan begrijpen: Wij zijn misschien geen vrienden van alle mensen, maar wel elkaar ten diepste verwant.