Het geschenk van het Onzevader

Het Onzevader is het best gekende gebed van de christen. Ja? Neen? De tekst gaat terug op Jezus. Hij was een biddend man. We vinden dit gebed bij Mattheus. Hij stelt het Onzevader centraal in de Bergrede. Lucas heeft een kortere versie. Bij hem is het Onzevader een antwoord op een vraag van de leerlingen: “Heer, leer ons bidden.”

 

Het Onzevader bevat zeven beden. Het Onzevader is een vraaggebed, waar de traditie een lofgebed heeft aan toegevoegd. Wij bidden het in elke eucharistieviering. We doen dit met enige schroom, zoals blijkt in de inleiding op dit gebed. “Aangespoord door een gebod van de Heer en door zijn goddelijk woord onderricht durven wij zeggen.” “ Nous osons dire.” ”Wagen wir zu sprechen” “audemus dicere: Pater Noster.”

Paus Franciscus heeft vanaf december 2018 tot in mei 2019 meer dan 15 keer zijn catechese tijdens de algemene audiëntie op woensdag gewijd aan het Onzevader. Het is een boeiende commentaar, een goede hulp om de rijkdom van dit gebed te smaken. Hij wenst dat wij met het vertrouwen van een kind en onder stuwing van de heilige Geest het Onzevader samen met Jezus en onze medechristenen bidden.

Vader in de hemel

Voor de paus is het woord ‘Vader’ de sleutel van het Onzevader. Wij beseffen onvoldoende het grote geschenk dat wij God als vader, als abba, als papa mogen aanspreken. “Voor een christen is bidden eenvoudig zeggen: Abba, Papa, Pappie, Vader zeggen, maar met het vertrouwen van een klein kind.”

Wij gaan vanuit een nederige ontvankelijke houding naar God. Wij richten ons als kinderen, als zonen en dochters tot onze vader die in de hemel is.

De uitdrukking in de hemel wijst niet op afstand, maar op het fundamentele verschil van de liefde. “Een andere omvang van de liefde, een onvermoeibare liefde, een liefde die altijd blijft, meer nog die altijd bij de hand is. Het volstaat te zeggen: Onze Vader, die in de hemel zijt en die liefde is er” (20 febr.2019).

Er is een welbepaald woord dat wij elke dag zo vaak zeggen en dat afwezig is in dit gebed, “Nooit zegt men 'ik'. Jezus leert ons bidden door op de eerste plaats 'U' in de mond te nemen. Het christelijk gebed is dialoog.”

“Uw Naam worde geheiligd, Uw Rijk kome, Uw Wil geschiede. Niet mijn naam, mijn rijk, mijn wil. Ik, dat kan niet. Later wordt het wij. Heel het tweede deel van het Onzevader staat in de eerste persoon meervoud: Geef ons heden ons dagelijks brood, vergeef ons onze schulden, breng ons niet in beproeving maar verlos ons van het kwade. Zelfs de meest fundamentele verzuchtingen van de mens – zoals die om voedsel tegen de honger – alle zijn ze in het meervoud.”

“In het christelijke bidden vraagt niemand voor zichzelf om brood: niet geef mij, maar geef ons heden ons dagelijks brood. Het wordt voor allen gevraagd, voor alle armen der aarde. Dat mag men niet vergeten, het woord ik ontbreekt. Men bidt met gij en wij” (13 febr.).

Wij zijn gemeenschap

In de dialoog met God is geen ruimte voor individualisme. Het gaat niet om het in de kijker stellen van de eigen problemen alsof wij de enigen ter wereld zijn die lijden. Het gebed tot God is altijd het gebed van een gemeenschap van broers en zussen. Wij zijn één volk dat bidt, een wij. Een gevangenisaalmoezenier stelde mij ooit de vraag: Padre, wat is het tegengestelde woord van ‘ik’? En ik, eenvoudige ziel, zei: Jij. Maar, dat is het begin van oorlog. Het tegendeel van ‘ik’ is ‘wij’, zo is er vrede, wij samen. Dat is de mooie les die ik van die priester kreeg (13 febr.).

Gericht op de Vader

In het eerste deel doet Jezus ons binnenkomen in zijn verlangens die alle gericht zijn op de Vader: “uw naam worde geheiligd, uw rijk kome, uw wil geschiede”. In het tweede deel is Hij het die in ons is en onze noden vertolkt: het dagelijks brood, de vergeving van zonden, bijstand in de bekoring en verlossing van het kwaad (27 febr.)

Het Onzevader begint op een serene manier met ons verlangen dat het grote project van God in ons midden werkelijkheid zou worden. Dan volgt een beschouwing van de levensrealiteit en we vragen om wat we elke dag nodig hebben: het dagelijkse brood. Vervolgens staat het gebed stil bij onze interpersoonlijke relaties die vaak door egoïsme worden vergiftigd. We vragen om vergiffenis en beloven vergiffenis te schenken (1 mei).

Dit is het patroon van elk christelijk gebed – ik zou zeggen van elk menselijk gebed – dat enerzijds bestaat uit de beschouwing van God, van zijn mysterie, van zijn goedheid en schoonheid en dat anderzijds bestaat uit de moedige en oprechte vraag om dat wat ons helpt leven, goed leven. Op deze wijze, door zijn eenvoud en kernachtigheid, voedt 'het Onzevader' ieder die het bidt op, om geen ijdele woorden te vermenigvuldigen. Jezus zelf zegt het: 'Want voordat gij Hem vraagt, weet uw Vader wat gij nodig hebt' (Mt 6,8) (27 febr.).

Na de bede opdat zijn naam geheiligd worde, vertolkt de gelovige het verlangen dat de komst van zijn Rijk zou bespoedigd worden. Het rijk Gods is zichtbaar in de woorden en de daden van Jezus. Het groeit dag aan dag.

Uw wil geschiede

Wat is de wil van God die door Jezus wordt vertolkt? Zoeken en redden wat verloren is. Wij vragen in het gebed dat de zoektocht van God succes zou hebben, dat het universele plan van verlossing werkelijkheid wordt, eerst in ieder van ons en later in heel de wereld. Heb je er al aan gedacht wat het betekent dat God op zoek is naar jou? Ieder van ons kan de vraag stellen Zoekt God mij? - Inderdaad, Hij zoekt jou! Hij zoekt mij: Hij zoekt elkeen, persoonlijk. God is groot. Wat een liefde zit achter dit alles (20 maart).

Wanneer we bidden: Uw wil geschiede, worden we niet uitgenodigd op een slaafse wijze het hoofd te buigen, als waren we slaven. Neen! God wil ons vrij. Het is zijn liefde die ons bevrijdt. Het Onzevader is inderdaad het gebed van kinderen, niet van slaven. Van kinderen die het hart van hun Vader kennen en zeker zijn over zijn plan van liefde. Het zou voor ons erg zijn, mochten we bij het uitspreken van deze woorden de schouders ophalen als een teken van overgave aan een lot dat ons afstoot en dat we niet kunnen veranderen.

Het is integendeel een gebed vol vurig vertrouwen in God die ons goed wil, het leven, de redding. Een moedig gebed, strijdvaardig zelfs, omdat er in de wereld veel, teveel situaties zijn die niet volgens Gods plan lopen.

Het Onzevader is een gebed dat in ons de liefde van Jezus zelf voor de wil van de Vader ontsteekt. Een vuur dat ertoe drijft de wereld met liefde te veranderen.

De christen gelooft niet in een onontkoombaar noodlot. Er is niets willekeurigs in het geloof van de christenen. Er is een verlossing die zich wil openbaren in het leven van elke man en vrouw en tot vervulling wil komen in de eeuwigheid. Als wij bidden, dan gebeurt dat omdat wij geloven dat God de werkelijkheid kan en wil veranderen door het kwade te overwinnen met het goede. Het heeft zin aan die God te gehoorzamen en zich toe te vertrouwen ook in de meest harde beproeving (20 maart).

Ons dagelijks brood

Het gebed van Jezus begint met een dringende vraag die veel gelijkt op de smeekbede van een bedelaar: Geef ons het dagelijks brood. Dit gebed ontspringt aan een klaarblijkelijkheid die we vaak vergeten, namelijk dat we geen zelfredzame schepselen zijn en dat we ons elke dag moeten voeden.

De Schrift laat zien dat voor veel mensen de ontmoeting met Jezus begon met een vraag. Jezus, vraagt geen verfijnde aanroepingen, integendeel, heel het menselijk bestaan met zijn dagelijkse concrete problemen, kan gebed worden. In de evangelies ontmoeten we heel veel bedelaars die bevrijding en verlossing vragen.

Jezus leert ons aan de Vader het dagelijks brood te vragen. Hij leert ons dit te doen in verbondenheid met alle mannen en vrouwen voor wie het gebed een – vaak ingehouden – kreet is die samenhangt met de angst van elke dag. Veel moeders en vaders gaan slapen met de angst dat ze ’s anderendaags onvoldoende brood zullen hebben voor hun kinderen.

Laten we ons inbeelden dat dit gebed niet gebeden wordt in een knus appartement, maar in de beklemming van een benauwde kamer waar het nodige om te leven ontbreekt. De woorden van Jezus krijgen dan een nieuwe kracht. Het christelijke gebed begint op dit niveau. Het is geen oefening van asceten. Het begint bij de werkelijkheid, bij het hart en het vlees van mensen die in armoede leven en de situatie delen van hen die niet het nodige hebben om te leven. Zelfs de meest verheven christelijke mystici kunnen niet voorbijzien aan deze bede: Vader, maak dat er voor ons en voor allen dagelijks brood is. En brood betekent ook: water, geneesmiddelen, een huis, werk. Het noodzakelijke om te leven.

Niet mijn, maar ons brood

Het brood dat de christen in het gebed vraagt is niet mijn brood, maar ons brood. Zo wil Jezus het. Hij leert het ons te vragen niet voor onszelf, maar voor heel de broederschap in deze wereld. Als we niet op deze wijze bidden, houdt het Onzevader op een christelijk gebed te zijn.

Als God onze Vader is, hoe zouden we dan niet hand in hand bij Hem kunnen komen? Wij allen. En als wij, het brood dat Hij ons geeft, van elkaar stelen, hoe kunnen we ons dan zijn kinderen noemen?

Dit gebed is vol van meevoelen en solidariteit. In mijn honger voel ik de honger van allen. Laten we dit goed in ons verstand opslaan: voedsel is geen privé-eigendom, maar voorzorg om met Gods genade te delen.

Alleen de Eucharistie is bij machte de honger te verzadigen naar oneindigheid en verlangen naar God, dat in elke mens leeft, ook bij het zoeken naar het dagelijks brood (27 maart 2019).

Vergeving

Wij hebben elke dag nood aan vergeving. Wij mogen van onszelf niet denken dat we zuiver zijn als engelen en ons ondertussen gedragen trots als duivels. Wij staan allen in het krijt bij God. Wij hebben liefde nodig om te kunnen vergeven. De paus kijkt hierbij naar het geheim van de maan. “De maan heeft geen eigen licht, maar weerkaatst het licht van de zon. Ook wij hebben geen eigen licht. Het licht dat we bezitten is een weerkaatsing van Gods genade, van Gods licht. Als je liefhebt, dan is dat omdat iemand, buiten jezelf, je als kind heeft toegelachen en je zo heeft geleerd te antwoorden met een glimlach.”

Als je kunt liefhebben, dan is het omdat iemand in je nabijheid in jou de liefde heeft gewekt en je zo heeft doen verstaan dat in haar de zin van het bestaan ligt.

Luisteren we naar het verhaal van wie zich vergist heeft: een gevangene, een veroordeelde, een drugverslaafde … We kennen veel mensen die zich vergissen in het leven. Met respect voor de verantwoordelijkheid die steeds persoonlijk is, stel je toch soms de vraag: wie moet hier beschuldigd worden van die vergissingen? Alleen iemands geweten, alleen zijn geschiedenis van haat en uitsluiting die men achter zich aan sleept.

Wij beminnen omdat we bemind werden. We schenken vergiffenis omdat we vergiffenis hebben gekregen. Wie niet verlicht wordt door het licht van de zon, bevriest zoals de grond in wintertijd (10 april).

De welwillende verticale relatie van God vraagt om vertaald te worden in een nieuwe verhouding tot de broeders: een horizontale relatie. De goede God vraagt ons evenzeer goed te zijn. De twee delen van de ene bede horen onlosmakelijk samen. Wij vragen aan de Heer onze zonden te vergeven, zoals ook wij vergiffenis schenken aan onze vrienden, aan de mensen die met ons samenleven, onze naasten, aan mensen die ons iets lelijks aangedaan hebben (24 april).

 

We vragen om vergiffenis en beloven vergiffenis te schenken. Met deze voorlaatste bede in onze dialoog met de hemelse Vader komen we als het ware tot de kern van het drama, dat wil zeggen op het terrein waar onze vrijheid geconfronteerd wordt met de listen van de Kwade (1 mei).

Kwaad als sluipend gif

Wanneer het kwaad in het leven van de mens verschijnt, strijdt God aan zijn zijde om ervan bevrijd te worden. God strijdt altijd voor ons, nooit tegen ons.

In ons leven is er een kwaad met onaanvechtbare aanwezigheid. Geschiedenisboeken zijn de troosteloze cataloog van het feit dat ons bestaan op deze aarde vaak een mislukt avontuur is geweest (15 mei).

Er bestaat een geheimzinnig kwaad dat zeker niet het werk van God is, maar geruisloos binnensluipt tussen de plooien van de geschiedenis. Stil als de slang die in stilte het gif meevoert. Op sommige ogenblikken lijkt het de bovenhand te halen. Op sommige dagen lijkt zijn aanwezigheid zichtbaarder dan de barmhartigheid van God.

Wie bidt, is niet blind. Men heeft dat hinderlijke kwaad helder voor ogen. Men ziet de tegenspraak met het mysterie van God. Men ziet het in de natuur, in de geschiedenis, zelfs in het eigen hart. Niemand onder ons kan beweren immuun te zijn voor het kwaad of er niet door bekoord te worden.

Allen weten wij wat het kwaad is. Allen weten wij wat bekoring is. Allen hebben we in ons vlees de bekoring tot zonde ervaren. Het is de verleider die ons tot het kwade brengt. Hij zegt ons: doe dit, denk dat, neem dat pad.

Het kwade met zijn brede randen

De laatste kreet van het Onzevader is gericht tegen dit kwaad met zijn brede randen, dat een veelheid van ervaringen in zich bevat: het rouwen van de mens, het onschuldige lijden, de slavernij, het misbruik van de ander, het wenen van onschuldige kinderen. Al deze gebeurtenissen brengen het menselijke hart tot opstand en krijgen stem in het slotwoord van het gebed van Jezus.

We kunnen de Heilige Geest vragen dat Hij ons leert bidden. Hij is immers de eerste die in ons het echte gebed verricht. Hij ademt in het hart van ieder van ons, leerlingen van Jezus. De Geest stelt ons in staat te bidden als kinderen van God. Dat zijn we echt door het doopsel. De Geest helpt ons bidden in het spoor dat Jezus voor ons heeft getrokken. Dat is het mysterie van het christelijke gebed: door de genade zijn we betrokken in de liefdesdialoog van de heilige Drie-eenheid (22 mei)

(Bijna alles in deze homilie is overgenomen uit de catechese van de paus. Deze zijn in het Nederlands vertaald door Marcel De Pauw en terug te vinden op Kerknet)