17e zondag door het jaar C - 2004

LEREN BIDDEND VRAGEN

"Heer, leer ons toch bidden"
vroegen Jezus' leerlingen, die geïntrigeerd waren
door Zijn urenlang gebed in eenzaamheid.
Niemand van ons kan bidden uit zichzelf.
Wij hebben het allemaal geleerd van iemand anders,
misschien van moeder toen wij nog klein waren,
ofwel later in een gebedsgroep.
Wij moeten het steeds opnieuw leren, het best van Jezus Zelf.

Bidden veronderstelt stilte. Want bidden is vooral veel luisteren.
Zo goed luisteren tot wij horen wat God eigenlijk van ons verlangt.
Soms hebben wij zovele vragen, opwerpingen en aanklachten.
Dan hebben wij de indruk dat God ons maar niet antwoordt.
Tot wij gaan inzien dat niet wij de vragen te stellen hebben,
maar dat wij vooral te luisteren hebben
naar God die ons deze vraag stelt:
"Wat denkt gij te moeten doen om in Mijn vriendschap te blijven
te midden van hetgeen gij nu beleeft?"
Die uitnodiging beluisteren en er een begin van antwoord op vinden,
dat is de kern van het gebed.

Mogen wij in ons gebed dan niets vragen aan God?
"Jawel", zegt de Heer ons vandaag, "Vraag en gij zult verkrijgen!
Gij moogt herhaaldelijk en aandringend vragen."
Maar wij moeten daarbij toch letten op onze innerlijke houding.

Als wij in nood zitten, dan gaan wij aankloppen
bij die familieleden of vrienden waarvan wij er vrijwel zeker van zijn
dat zij ons niet met lege handen zullen wegsturen.
Wij durven maar iets vragen
aan iemand die wij vertrouwen en die ons echt genegen is.
Aan God iets vragen is een teken dat wij erop vertrouwen
dat Hij ons steeds liefdevol beluistert
en een antwoord geeft, op één of andere manier.
Als wij herhaaldelijk vragen, dan is het dus niet om te zagen,
maar om ons vertrouwen uit te drukken
in God die ons Zijn liefde tonen mag, op Zijn wijze en op Zijn tijd.

Letten wij daarbij toch even op
wat de voorbeelden uit de liturgie van vandaag
ons leren over het vraaggebed.
Abraham uit de eerste lezing en de vriend uit het evangelie
vroegen niets voor zichzelf.
Zij vroegen aan God iets goeds voor anderen.
Wij kunnen God dus zeker nooit iets vragen dat iemand benadeelt.
En ons vraaggebed kan ook niet op de eerste plaats
ons eigen voordeel op het oog hebben.
Maar vooral: uit de beden van het Onze Vader
leren wij van Jezus aan God dingen vragen
waar wijzelf zeer persoonlijk moeten aan meewerken.
Een vraaggebed tot God is immers nooit een bede
opdat Hij het werk zou doen in onze plaats.
Het veronderstelt terzelfder tijd een engagement van onze kant
dat wij gaan meewerken met God,
zodat kan gerealiseerd worden wat wij vragen.

"Uw Rijk kome". Dat liefderijk van God groeit op aarde,
als wij "medebouwers" worden
door onze daadwerkelijke dienstbaarheid.
"Geef ons heden ons dagelijks brood".
Als wij werkelijk verlangen dat allen brood hebben,
dan kunnen wij niet anders dan ook denken
aan de vele hongerigen die aan de andere kant
van onze wereldtafel zitten
en dit betekent dus: rechtvaardigheid tegenover de zwakkeren
en solidariteit met de armen.
"Vergeef ons onze schulden".
Als wij vergeving vragen,
kunnen wij niet anders dan zelf de eerste stap zetten
om anderen te vergeven.
"Leid ons niet in bekoring" veronderstelt dat wij ook daadwerkelijk
datgene vermijden waarin wij zwak zijn.

Wij mogen dus vragen aan God,
als wij terzelfder tijd ook aanbieden mee te werken.
Zo is het te begrijpen dat de Heer ons aanspoort
tot onophoudelijk aandringen, dus tot onophoudelijk luisteren
en dus tot onophoudelijk medewerken.

In alle omstandigheden van ons leven
op die wijze tot God bidden, is niet zo gemakkelijk.
Wij kunnen het alleen van Jezus leren.
Zoals Gezelle dichtte:
"Gij badt op enen berg alleen,
en, Jezus, ik en vind er geen
waar 'k hoog genoeg kan klimmen
om U alleen te vinden.
Ach, leer mij, arme dwaas,
hoe dat ik bidden moet."