Om hun geloof zijn de oudsten met ere vermeld (Hebr. 11,2)

Oud en nieuw. Klassieke kunst en hedendaagse. Deze confrontatie of dit samengaan was het opzet van de tentoonstelling Sint Jan in de Gentse Sint-Baafskathedraal in de zomermaand 2012. De welwillende bezoeker vond erin tekenen van religie. Bij het binnenkomen in het portaal hing een zeven meter lang zwaard van kunstenaar Kris Martin. Is dit het dreigend zwaard van Damocles boven ons hoofd of het scherpe tweesnijdend zwaard van Gods Woord (Hebr. 4,12)? Bij het linker zijportaal stonden vijf plastieken watertanks, een werk van Mandla Reuter. Ze waren gevuld met water uit de Trevi fontein van Rome. “Je ziet het niet, maar je moet het geloven”, zei een commentator. Geloven is iets als waar aannemen op gezag van een betrouwbare getuige.

Wat is geloven? Handboeken en encyclopedieën geven hiervan veel bepalingen en een lange uitleg. Voor een christen is geloven zich toevertrouwen aan God, die zich geopenbaard heeft in Jezus, die zelf de gelovige, de getrouwe, de betrouwbare, de stevige is. Het Griekse woord ‘pistis’ waarmee in het Nieuwe Testament het geloof en vertrouwen wordt aangeduid heeft een heel rijke en condense inhoud. Paus Benedictus en paus Franciscus belichten de verantwoordelijkheid waartoe geloven ons oproept in de encycliek Lumen Fidei.

Christenen zijn niet de enige om te geloven in God. Moslims benadrukken evenzeer zijn bestaan. Mahiedine Mekhissi, Europees kampioen van de 3000 m. steeple en deelnemer aan de Olympische spelen van Londen zegt dat hij gelovig is. Hij gaat tijdens de spelen de ramadan niet onderhouden maar zal dit naderhand doen: “Ik ben gelovig, en voor mij, is het geloof mijn doping.” “« Je suis croyant, et pour moi, mon dopage, c’est la foi. Si on croit à des choses impossibles, on peut faire des choses impossibles. J’ai choisi la voie dure, celle de l’entraînement. D’autres prennent le chemin facile en se dopant. Il n’y a pas de place pour les faibles » (L.M. 14.07.12).

De omschrijving van de brief uit de Hebreeën is het memoriseren waard: “Het geloof is een vaste grond van wat wij hopen, het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen” (Hebr. 11,1). Het is zich toevertrouwen zodat we leven met perspectief omwille van en dankzij degene in wie we geloven.

Deze uitspraak staat radicaal tegenover uitspraken als “Ik geloof alleen maar wat ik zie.” Of de uitspraak van een statisticus: “ik geloof alleen maar in de statistieken die ik zelf heb vervalst.”

Er is meer tussen hemel en aarde dan uw geest kan bevatten, mijn vriend Horatio”', schreef William Shakespeare in Hamlet. Ik mag van mezelf niet denken dat ik het centrum van de wereld ben.

De schrijver van de Hebreeënbrief verduidelijkt zijn mooie bepaling van geloof aan de hand van voorbeelden. Het meest opvallende voorbeeld in het eerste Testament is dit van Abraham en Sara. Abraham wordt trouwens de vader van het geloof genoemd en legt daarmee een band tussen joden, christenen en moslims. Het geloof van Abraham in een roepende God, die de God van hun toekomst is, toont zich doorheen een tocht. Een tocht van wegtrekken, loslaten, niet wanhopen bij tegenslag, volhouden ook als de toekomst onzeker is, verder gaan. Volgens de brief aan de Hebreeën leidt deze tocht naar de stad van de toekomst, de stad van het hemelse Jeruzalem (ZJ 511).

Geloof groeit en ontwikkelt. Het manifesteerde zich anders in de zogenaamd christelijke maatschappij, waarbij we dachten dat elkeen geloofde. Misschien werd in die tijd minder nagedacht over geloven dan in huidige tijd van secularisatie, waar er uitdrukkelijk sprake is van onverschilligheid en van atheïsme. Een autonoom geworden wereld is geenszins een beletsel om te geloven. Mensen die al lang deze geseculariseerde wereld hebben aangevoeld, hebben daarom niet minder geloofd. Maar ze hebben wel, zoals in de brief aan de Hebreeën, aangevoeld dat wie gelooft als een vreemdeling door deze wereld gaat. Zo schreef Dietrich Bonhoeffer “Toen Gods Woord mij voor de eerste maal trof, maakte het mij tot een vreemdeling op aarde. … Als vreemdeling ben ik onderworpen aan de wetten van mijn herberg.… De aarde, die mij voedt heeft recht op mijn arbeid en kracht. Het komt mij niet toe de aarde waarop ik leef te verachten” (Bonhoeffer Brevier 26 maart).

Christenen zijn in weer en wind. Geloven en zich uitgedaagd voelen door de overtuiging en de gezindheid van mensen rondom mij. Erkennen dat ongeloof ook in mij kan steken.

De kleine Michael, elf jaar, hoorde over de ontdekking in de Large Hadron Collider van het langgezochte Higgs-boson (CERN). Hij vroeg aan zijn opa: “En wat nu met God, opa?” Deze heeft toen geprobeerd het verschil aan te brengen tussen vragen over het hoe en vragen naar het waarom.

Geloven betekent niet: je verstand op nul zetten. Integendeel, we gebruiken het om na te denken. Het geloof begrenst niet, maar het helpt om te ontgrenzen en grenzen te verleggen.

Wij zijn in ons geloof beïnvloed en gesteund door mensen die we hebben gekend. Mensen die volhielden bij tegenkantingen. Tot de voortrekkers van het tweede Vaticaans concilie behoren theologen als Henri de Lubac en Yves Congar. Tussen 1950 en 1955 werden ze in Rome aangeklaagd door mensen die meenden vanuit hun eigen schoolse theorieën het ‘ware’ geloof te verdedigen. Beide theologen hebben stand gehouden, ondermeer omdat ze zo goed vertrouwd waren met de lange geloofstraditie van de kerk. Pater Congar werd in november 1954 naar Rome ontboden om hem uit Parijs te verwijderen en om daar door het H. Officie gehoord te worden. Uitgeschud en ontmoedigd noteert hij op 22.11.1954 in zijn dagboek dat hij gewond en gekwetst is en zwaar getekend door wat hem is aangedaan. Hij voegt er aan toe dat er ook een ander mens in hem steekt, die niet opgeeft en in alles de positieve kant zoekt. Er is nog meer: “De derde dimensie, deze van het gebed en de psalmen, van het geloof dat er in bestaat in God te geloven zonder te weten waarheen hij ons leidt, de dimensie van de onoverwinnelijke hoop. Tenslotte is er de mens, die zich niet laat overmeesteren door het kwaad, om zichzelf te blijven doorheen alles, om verder opbouwend te werken aan zichzelf in Christus, om zich te interesseren aan de mensen en met hen in contact te treden overal waar hij ze ontmoet, om helemaal waardevol te zijn voor de mensen met zicht op Jezus-Christus. Dat de Heer me ter hulp mag komen, Hij op wie onze vaderen hebben gehoopt en die Israël uit Egypte heeft geleid !” (Yves Congar, Journal d’un théologien 1946-1956, p. 289).

Geloven is vertrouwen. Dit vertrouwen spreekt doorheen een gedicht van Remco Ekkers, dat de titel kreeg Foto en dat Geert Dedecker aan de abonnees van preken.be heeft bezorgd: 

We waren toen aan zee
maar ik weet er niets
meer van, wel weet ik
hoe mijn vader me omhoog
gooide en later weer opving.

Dat moment dat moeder
in de camera ving:
Vader ik kom, ik kom
ik zweef in de lucht
boven zee als een vliegtuig.

Mijn armen gespreid
ik wist zeker: hij vangt me op
de verrukking, de angst ook
mijn voeten gestrekt
juichend maar zonder geluid.

 Geloven is:vertrouwen dat je opgevangen wordt.