20e zondag door het jaar C- 2022

Zusters en broeders,

Zoals zo dikwijls hoorden we lezingen die in onze tijd gesitueerd kunnen worden. In de eerste lezing wordt Jeremia door zijn tegenstanders in een vervallen waterput geworpen met de bedoeling hem in de modder te laten stikken. In de tweede lezing raadt Paulus ons aan om vastberaden deel te nemen aan de wedstrijd waarvoor we ons hebben ingeschreven. En in het evangelie zegt Jezus dat Hij geen vrede, maar verdeeldheid is komen brengen.

Dat is vandaag inderdaad allemaal heel herkenbaar. Machthebbers die hun tegenstanders uitschakelen is dagelijkse kost in Iran, Afghanistan, China en in verschillende andere Aziatische en Afrikaanse landen. Poetin en Rusland gaan daarin zelfs zover dat ze een heel volk willen uitmoorden, gewoon omdat het meer bij Europa dan bij Rusland wil aansluiten. Deelnemen aan wedstrijden waarvoor je bent ingeschreven is vanzelfsprekend. En de verdeeldheid waarover Jezus spreekt is misschien nooit groter geweest dan vandaag. Verdeeldheid tussen politieke partijen die tot echte vijandschap leidt. Verdeeldheid tussen machthebbers en onderdanen. Verdeeldheid tussen landen die zo groot is dat ze de wereldvrede in gevaar brengt.

Maar is dat nu de schuld van Jezus? Hij zegt immers ‘Vuur ben Ik op aarde komen brengen’, En Hij zegt ook: ‘Meent gij dat Ik vrede ben komen brengen op aarde? Nee, zeg Ik u, juist verdeeldheid.’ Dat zijn heel merkwaardige uitspraken, want Jezus verkondigt toch een boodschap van liefde, vrede, vreugde, goedheid, vergeving, begrip en nog zoveel meer van die positieve dingen? Waarom zegt Hij hier dan het tegenovergestelde?

Maar als we dat denken, vergissen we ons. Want met het vuur dat Hij brengt hebben we op Pinksteren kennisgemaakt, toen de heilige Geest zich als een vurige tong over de leerlingen spreidde. We kennen het resultaat daarvan: de bange wezels die zich in een bovenzaal hadden opgesloten, stormden naar buiten en verkondigden vol vuur Gods grote daden van liefde, vrede en vreugde. Dat is dus het vuur dat Jezus op aarde is komen brengen, en het zorgt inderdaad voor verdeeldheid. Want probeer die Blijde Boodschap maar eens vol vuur te verkondigen in een moslimland of in China, Noord-Korea, Iran, en in zoveel andere landen waar het verlangen naar vrijheid van denken tot vervolging, verbanning, zelfs moord leidt.

Wanneer Jezus zegt dat Hij geen vrede, maar verdeeldheid is komen brengen, vergist Hij zich dus spijtig genoeg niet. Het is juist omdat Hij liefde, vrede, vreugde, verdraagzaamheid heeft verkondigd en ook voorgeleefd, dat Hij tweedracht heeft gebracht tussen hen die naar die boodschap willen leven, en hen die Hem haten om die boodschap. Hij weet dat het geen akkefietje is wat Hij vertelt: naar zijn boodschap leven vraagt immers inzet en overtuiging,  en dat leeft Hij zelf voor. Hij heeft dus liefdevolle aandacht voor alle mensen, ook voor hen die door de gezagsdragers als de pest gemeden worden, zoals  tollenaars en zondaars, lammen en melaatsen, zieken en armen, heidenen en Samaritanen. En Hij gaat  daarbij zijn tegenstanders niet uit de weg, en dat zijn hogepriesters, schriftgeleerden en farizeeën. We weten wat het vuur van zijn boodschap Hem brengt: Hij wordt er als een vulgaire misdadiger om gekruisigd.

Het is nog maar de vraag of het anders zou zijn mocht Hij vandaag terugkeren op aarde. Wellicht zou Hij in Europa op onverschilligheid stoten, maar in heel veel andere landen zou Hij vervolgd, gemarteld en opnieuw vermoord worden. Want heel veel wereldleiders willen niet stoppen met alleen voor zichzelf en hun macht te leven, willen de armen niet opvangen, willen geen vrijheid van doen en denken. In één woord: willen niets van en voor hun medemensen.

Zusters en broeders, het vuur dat Jezus is komen brengen, is niet het vuur van de haat en de aanslagen, maar het vuur van Gods Geest,  en van zijn goedheid en zijn gedrevenheid om het Rijks Gods op te bouwen. Het Rijk van liefde, vrede en vreugde. Dat vuur hebben ook wij gekregen toen we gedoopt en gevormd werden. Ook aan ons vraagt God, vraagt Jezus dus dat we ons geloof met vuur zouden beleven en uitdragen in heel ons doen en denken. Dat we dus geen passieve christenen zouden zijn die niets meer doen dan naar de zondagsmis komen en een kaarsje branden, maar actieve christenen. Mensen die uitkomen voor hun geloof, die trots zijn omdat ze gelovige mensen zijn, en die zich daar zo goed bij voelen dat ze hun geloof echt willen uitdragen. Laten we zulke oprechte en vurige christenen zijn. Amen.